Promotie Mw. S.M.W. Phlippen
Titel proefschrift
Come Close and Co-Create: Proximities in Pharmaceutical Innovation
Networks
---
Promotors:
Prof.dr. G.A. van der Knaap
Prof.dr. H.R. Commandeur
---
Datum
06 november 2008 16:00
---
Locatie:
Woudestein, Forumzaal
---
Faculteit
Faculteit der Economische Wetenschappen (FEW)
Het beoogde effect van bedrijvenparken is gering
In farmaceutische industrie ontstaan strategische allianties niet door
fysieke nabijheid
Beleidsmakers hebben de afgelopen jaren miljarden geïnvesteerd in
grote bedrijvenparken, met het idee dat het geografisch clusteren van
ondernemingen en universiteiten strategische allianties en innovatie
bevordert. Dat geldt in ieder geval niet voor de farmaceutische
industrie, ontdekte Sandra Phlippen. Voor de toegang tot waardevolle
externe kennis over nieuwe medicijnen speelt fysieke nabijheid tussen
organisaties een veel kleinere rol dan gedacht. Op woensdag 5 november
2008 verdedigt Phlippen haar proefschrift Come close and co create.
Proximities in pharmaceutical innovation networks aan de Erasmus
Universiteit Rotterdam.
In haar proefschrift onderzocht Sandra Phlippen hoe verschillende
vormen van nabijheid tussen organisaties hun vermogen tot strategische
samenwerking beïnvloeden. In de farmaceutische industrie is die
strategische samenwerking de afgelopen jaren steeds belangrijker
geworden. Vroeger kwamen nieuwe medicijnen vooral voort uit de
laboratoria van grote farmaceuten, maar aan die jarenlange hegemonie
is definitief een einde gekomen. Het gebrek aan succesvolle interne
medicijnen, het verlopen van patentrechten op eerdere successen en ten
slotte de enorme expansie van alternatieve technologieën voor
medicijnontwikkeling zorgen ervoor dat farmaceuten steeds meer
samenwerking zoeken met externe partners. Het gevolg hiervan is dat
innovaties in de biofarmaceutische industrie tegenwoordig vooral
ontstaan door samenwerking tussen biotech bedrijven, universiteiten en
farmaceuten.
Phlippen onderscheidde in haar onderzoek het effect van co-locatie
(geografische nabijheid), het effect van ingebed zijn in een netwerk
(relationele nabijheid) en het effect van het zich in een zelfde
kennisgebied bevinden (cognitieve nabijheid). Zij ontdekte dat het
effect van geografische clustering zeer beperkt is, ondanks de vele
miljarden die worden geïnvesteerd in de oprichting van bedrijvenparken
voor ondernemingen en universiteiten. "Veel belangrijker is het voor
organisaties om te zijn `ingebed' in een (vaak internationaal) netwerk
van eerdere strategische samenwerking. Nieuwe samenwerkingsverbanden
ten behoeve van medicijnontwikkeling ontstaan voornamelijk doordat
beide organisaties een gemeenschappelijke partner hebben waarmee zij
eerder hebben samengewerkt. Het gaat er dus niet om `waar je bent'
maar om `wie je kent'," aldus Sandra Phlippen.
Nadat een samenwerking tussen twee organisaties eenmaal tot stand is
gekomen, wordt het belangrijk dat er ook genoeg gemeenschappelijke
(dus overlappende) kennis tussen beide organisaties aanwezig is.
Daarbij geldt dat het aantal externe samenwerkingen niet te groot mag
zijn. Dit komt doordat kennis over nieuwe medicijnen zo complex is,
dat kennisoverdracht tussen twee organisaties vereist dat dezelfde
onderzoekers aan zowel externe als ook aan interne projecten werken.
Alleen onder deze voorwaarde kan extern opgedane kennis met succes
intern worden toegepast.
Erasmus Universiteit Rotterdam