Gemeente Amsterdam


Samenvatting onderzoek herstelbehoefte en restauratieachterstand monumenten in Amsterdam

Bureau Monumenten & Archeologie, september 2008

1. Inleiding

In 2008 heeft Keurhuis Nederland BV in opdracht van het Bureau Monumenten & Archeologie een onderzoek uitgevoerd naar de restauratieachterstand bij monumenten in Amsterdam. Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een steekproef waarbij 248 rijks- en gemeentelijke monumenten in- en uitwendig zijn geïnspecteerd.

2. Uitgangspunten onderzoek

Om de uitkomsten van het onderzoek goed te kunnen interpreteren en te beoordelen, is het van belang kennis te nemen van de wijze waarop de onderzoekspopulatie (waaruit de a- selecte steekproef is getrokken) tot stand is gekomen.

Amsterdam heeft op dit moment 7.453 rijksmonumenten (RM) en 1.193 gemeentelijke monumenten (GM). In het onderzoek zijn niet betrokken: - 6.818 woonhuizen (RM)
- 177 woningcomplexen met meer dan 10 adressen (GM)

De redenen om deze monumenten niet bij het onderzoek te betrekken zijn de volgende: - Particuliere woonhuiseigenaren (RM) met fiscale faciliteiten worden op dit moment goed bediend door de financieringsvariant van de rijksregeling het BRIM (de restauratiefondshypotheek). In de afgelopen periode (2004 tot heden) zijn voor een bedrag van 25,5 miljoen 263 restauratiefonds hypotheken verstrekt1. Deze eigenaren zullen geen gebruik maken van het ARF en ook niet als doelgroep worden benoemd.
- Van de groep van 1.046 woonhuizen (GM) zijn 177 monumenten met meer dan 10 adressen niet in het onderzoek betrokken. De redenen zijn van inhoudelijke en pragmatische aard. Het gaat in deze gevallen (voor het merendeel grote woningcomplexen) om eigenaren (corporaties) die geen gebruik zullen maken van leningen uit het ARF. Bovendien is de inspectie van zoveel verschillende adressen en bewoners in de praktijk zeer lastig, maar wel nodig om een goed beeld te krijgen van de bouwkundige staat van het gehele complex. - Bij de beslissing de bovengenoemde groepen monumenten niet in het onderzoek te betrekken, heeft ook het kostenaspect een rol gespeeld. Een steekproef op basis van het gehele monumentenbestand als onderzoekspopulatie zou vele tonnen duurder zijn geweest. Gezien dit gegeven, gecombineerd met de hierboven gemelde inhoudelijke argumenten, wordt de keuze om deze groepen buiten beschouwing te laten als verantwoord beschouwd.

De uiteindelijke onderzoekspopulatie betrof 1592 monumenten (RM en GM); op basis van een a-selecte steekproef zijn vervolgens 248 monumenten geïnspecteerd. Met dit aantal wordt een betrouwbaarheid van 95% bereikt bij een nauwkeurigheid van 90%.

1 Hiervan is 24,3 miljoen besteed aan 247 hypotheken in stadsdeel Centrum. De laagste hypotheek bedraagt 5.323 en de hoogste 1 miljoen.

3. Uitkomsten onderzoek

De belangrijkste uitkomsten van het onderzoek zijn:

1. De totale herstelbehoefte van de in het onderzoek betrokken (1592) monumenten bedraagt 191 miljoen. De gemiddelde kosten voor het herstel van rijksmonumenten (RM) zijn relatief hoog ten opzichte van die voor gemeentelijke monumenten (GM), die relatief laag zijn.
2. Van de totale herstelkosten zijn niet alle kosten subsidiabel vanuit het oogpunt van monumentenzorg. De subsidiabele herstelbehoefte van de in het onderzoek betrokken (1592) monumenten bedraagt 164,51 miljoen. Subsidiabel zijn kosten die voortvloeien uit het herstel van het monumentale casco en monumentale interieuronderdelen. Niet- subsidiabel zijn kosten van maatregelen die voortkomen uit veranderd gebruik of comfortverbetering (zoals een nieuwe badkamer of keuken). De subsidiabele kosten zijn de grondslag voor het verlenen van een bijdrage (een %) of van een lening. 3. Uit het overzicht van de subsidiabele herstelbehoefte per categorie blijkt dat bijna de helft (45%) van de geraamde subsidiabele herstelbehoefte gerelateerd is aan de in het onderzoek betrokken rijksmonumenten, ondanks het feit dat zij slechts 24% van de onderzoekspopulatie uitmaken. De andere helft van de subsidiabele herstelbehoefte zit voor 50% in de categorie GM overig (= woonhuizen, boerderijen, bruggen/sluizen) en 5% in de categorieën GM kerken en scholen.
4. Ongeveer de helft van de subsidiabele herstelbehoefte is gerelateerd aan zeer urgente maatregelen (urgentieklasse 0-2 jaar).
5. Van de 248 geïnspecteerde monumenten hebben er 26 een restauratieachterstand. 2 Geëxtrapoleerd naar de onderzoekspopulatie (1592) gaat het om 188 monumenten met een restauratieachterstand (= ingrijpende herstelbehoefte). De achterstand is te vinden in alle onderzochte categorieën monumenten, maar de categorieën RM overig (= boerderijen, buitenplaatsen, losse objecten,overig ) en GM overig (= woonhuizen, boerderijen, bruggen/sluizen) springen eruit. Voor het aanpakken van deze monumenten is 52, 9 miljoen (= subsidiabele herstelbehoefte) nodig. 6. Wanneer we de landelijke doelstelling - na 2010 mag de restauratieachterstand niet meer dan 10% van de totale werkvoorraad bedragen - op de Amsterdamse situatie toepassen, dan zouden we in de periode t/m 2010 38 ingrijpende monumentenrestauraties moeten aanpakken voor een totaal budget van 10,8 miljoen (= subsidiabele herstelbehoefte), waarvan 7,3 miljoen voor rijksmonumenten (RM) en 3,5 miljoen voor gemeentelijke monumenten (GM). De kleinste restauratie van deze 38 bedraagt 25.000, de duurste 900.000. De gemiddelde kosten bedragen 300.000 per object.

4. Enkele conclusies

Als besloten wordt de bijdragen (in de vorm van leningen) uit het Amsterdams Restauratie Fonds (ARF) te beperken tot eigenaren van gemeentelijke monumenten (en in het bijzonder de particuliere eigenaren waarvoor nu geen bijdrageregeling is), dan valt dat heel goed te verdedigen. Immers ruim de helft ( 89,7 miljoen) van de geconstateerde subsidiabele herstelbehoefte (totaal 164,5 miljoen) is toe te rekenen aan gemeentelijke monumenten (GM).

2 Voor het bepalen van de restauratieachterstand is uitgegaan van de definitie die ook gehanteerd is in het landelijke onderzoek naar restauratieachterstanden in Nederland uit 2006. Onder `ingrijpende restauratie' wordt de technische toestand van een monument verstaan, waarbij de restauratiekosten in de komende tien jaar groter zijn dan 20% van de herbouwwaarde.

Als we kijken naar de restauratieachterstand bij gemeentelijke monumenten (GM), dan is er 3,5 miljoen nodig t/m 2010.
De prioriteitsaanvraag van 2 miljoen voor de voeding van het ARF (begroting 2009) past in deze lijn. Voor de resterende 1,5 miljoen zal deels dekking moeten worden gezocht in de creditrente van een rekeningcourant die de gemeente heeft bij het Nationaal Restauratiefonds (ca. 7 ton), en de begroting 2010. Overigens is het verstandig om - naast het ARF - een budget beschikbaar te hebben waaruit subsidiebedragen kunnen worden verstrekt.
En tenslotte kunnen de gegevens benut worden om het Rijk aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid voor die rijksmonumenten in Amsterdam, die niet in aanmerking komen voor de restauratiefondshypotheek en die binnen de subsidievariant van het BRIM (als gevolg van te lage bedragen of geen budget) onvoldoende aan bod komen (subsidiabele herstelbehoefte van de in het onderzoek betrokken rijksmonumenten 74,78 miljoen).

020908 bma-ms

Bijlagen:

RAPPORT
HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND
MONUMENTEN IN AMSTERDAM

Opdrachtgever Bureau Monumenten & Archeologie, gemeente Amsterdam Opdrachtnummer R1422-D.08.02959
Datum 1 september 2008
Status rapport definitief
Auteur ir. Wilfried Pluim
Autorisatie ir. Helmut Faust

HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM

INHOUDSOPGAVE

1 INLEIDING ...................................................................................................................................... 2 .
1.1 Leeswijzer 2 1.2 Opdracht 2 1.3 Te onderzoeken monumenten 2 1.4 Werkwijze 3 2 HERSTELBEHOEFTE .................................................................................................................... 5 .
2.1 Totale herstelbehoefte 5 2.2 Subsidiabele herstelbehoefte naar categorie 6 2.3 Subsidiabele herstelbehoefte naar urgentie 6 3 RESTAURATIEACHTERSTAND .................................................................................................... 7 3.1 Monumenten met achterstand 7 3.2 Omvang restauratieachterstand 8

Bijlage 1. Gemiddelde en totale herstelbehoefte, uitgesplitst naar bouwdeel

Bijlage 2. Gemiddelde herstelbehoefte per monument, volledig uitgesplitst

Bijlage 3. Totale herstelbehoefte van alle monumenten, volledig uitgesplitst

KEURHUIS NEDERLAND BV 1

HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM

1 INLEIDING
1.1 Leeswijzer
In dit eerste hoofdstuk van dit rapport wordt eerst de opdracht omschreven, waarna wordt ingegaan op het deel van de Amsterdamse monumenten waarop het onderzoek betrekking heeft. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een paragraaf waarin de gevolgde werkwijze wordt beschreven.

In het tweede hoofdstuk wordt de totale herstelbehoefte van de onderzochte monumenten becijferd op 191 miljoen euro. Hiervan wordt aangegeven welk deel daarvan betrekking heeft op subsidiabele kos- ten voor onderhoud, partieel herstel en restauratie. Vervolgens wordt daarvan aangegeven hoe die kosten kunnen worden uitgesplitst naar de te onderscheiden categorieën monumenten en naar de verschillende urgentieklassen.

In het derde hoofdstuk wordt aangegeven hoeveel Amsterdamse monumenten voldoen aan het door OCW geformuleerde criterium van `monument met restauratieachterstand'. Hierbij is de kanttekening geplaatst dat dit aantal als een indicatie moet worden beschouwd. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een paragraaf waarin de financiële omvang van de restauratieachterstand wordt becijferd.

1.2 Opdracht
In de beleidsnota Monumenten en Archeologie 2005-2010 (vastgesteld door de gemeenteraad op 13 april 2005) is het voorstel opgenomen om de bestaande Amsterdamse subsidieregeling voor restaura- tie van monumenten te vervangen door een leningenstelsel dat wordt gefinancierd via een Amster- dams Revolving Fund.
In dit kader wil het Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) van de gemeente Amsterdam graag door onderzoek inzicht verkrijgen in de kwaliteit van de Rijks- en gemeentelijke monumenten in de gemeente Amsterdam. De resultaten uit dit onderzoek moeten kunnen worden vergeleken met de resultaten van het landelijke onderzoek naar de restauratiebehoefte, dat in 2006 is uitgevoerd in op- dracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW). BMA heeft in de persoon van mevr. M. Slooff aan Keurhuis Nederland BV opdracht gegeven voor het uitvoeren van dit onderzoek.

1.3 Te onderzoeken monumenten
Begin 2007 (voor de aanvang van het onderzoek) kon het Amsterdamse monumentenbestand als volgt worden ingedeeld.

Tabel 1. Monumenten in Amsterdam
aantal rijks- aantal gemeente- Type monumenten lijke monumenten Boerderijen 14 8 Bruggen en sluizen 55 Woningen 6.818 1.046 Kastelen en buitenplaatsen 4
Kerken 85 15 Losse objecten 242 4 Molens 8 1 Overige 282
Parken en dijklichamen 3 Schoolgebouwen 61 Totaal 7.453 1.193

Na overleg over de gewenste mate van betrouwbaarheid van de resultaten, afgewogen tegen de om- vang van het onderzoek, is besloten de monumenten in vijf categorieën te verdelen, wat leidt tot het volgende overzicht van de onderzoekspopulatie en de daarbij behorende omvang van de steekproef van 247 monumenten. Het monumentenbestand dat Keurhuis ter beschikking heeft voor het uitvoeren KEURHUIS NEDERLAND BV 2

HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM

van het onderzoek bevat 600 monumenten, omdat bekend is dat niet alle eigenaren, bewoners en gebruikers van een pand benaderd kunnen worden en/of medewerking verlenen.

Tabel 2. Monumenten in dit onderzoek (2008)
Categorie populatie steekproef reserve totaal adressen Kerken 85 43 42 85 180 Rijksmonumenten Overige 294 73 119 192 379 Kerken 16 9 7 16 48 Gemeentelijke Scholen 64 33 31 64 288 monumenten
Overige 1133 89 154 243 695 Totaal 1592 247 353 600 1590

Het aantal rijksmonumenten is beperkt door de boerderijen, woningen en losse objecten buiten be- schouwing te laten. Boerderijen en woningen zijn niet in dit onderzoek meegenomen omdat de vige- rende Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (RRIM) voor de eigenaren van die mo- numenten ruim voldoende subsidiemogelijkheden geeft. Losse objecten (waaronder veel gevelstenen en ornamenten) zijn buiten beschouwing gelaten wegens de geringe kosten die met de instandhou- ding daarvan gepaard gaan, waardoor verwacht werd dat hierdoor het beeld teveel vertekend zou worden.
Het aantal gemeentelijke monumenten is vooral beperkt door de monumenten met 10 adressen of meer buiten het onderzoek te houden. Dit betreft dus veelal grote woningcomplexen, het gaat hierbij om 177 monumenten met 5592 adressen. Een aanzienlijk deel van deze woningen is in het bezit van woningcorporaties.
Het aantal gemeentelijke monumenten is tussen 2007 en 2008 gestegen, doordat nog steeds panden de monumentale status verkrijgen. De aantallen in tabellen 1 en 2 komen daardoor niet overeen.

1.4 Werkwijze
Medio februari en eind april 2008 zijn de eigenaren, bewoners en/of gebruikers van de 600 monumen- ten via de 1590 adressen aangeschreven met de vraag of zij medewerking wilden verlenen aan het uit te voeren onderzoek. Vervolgens zijn zij telefonisch benaderd met de vraag of en wanneer een af- spraak kon worden gemaakt voor de bouwkundige opname.

De opnames hebben plaats gevonden in de periode maart ­ juni 2008. Hiervoor zijn drie inspecteurs ingezet. Alle bouwdelen die een monumentale status hebben, zijn geïnspecteerd. Opgenomen zijn de bouwkundige maatregelen die binnen 10 jaar te voorzien zijn.

Opnames en conditiemeting
De opnames behoren objectief en controleerbaar uitvoergevoerd te worden. In dit onderzoek is daar- om de "conditiemetingmethodiek" NEN 2767 toegepast. In de NEN 2767 staat omschreven hoe de conditie van bouwdelen op een uniforme en eenduidige wijze in kaart kan worden gebracht. Van de belangrijkste bouwdelen, ruimten en - indien relevant - de bijzondere componenten, zijn de aard, de omvang van de geconstateerde gebreken en de maatregelen die betrekking hebben op de uit te voe- ren werkzaamheden, vastgelegd. Door deze methodiek te hanteren, zijn eenduidige en uniforme ge- gevens verkregen.
Het resultaat van de conditiemeting is een conditiescore, variërend van 1 (uitstekend) tot 6 (zeer slecht). Deze score kan worden gebruikt als indicator voor het wel of niet opnemen van bouwkundige maatregelen. Bij het opnemen van een maatregel maakt de inspecteur een keuze uit één van de drie onderstaande drie categorieën.

1. Onderhoud
Onder onderhoud worden maatregelen verstaan die nodig zijn om bepaalde problemen te voorkomen, of om de termijn waarop restauratie plaats moet vinden te waarborgen of te verlengen. Deze maatre- gelen hebben meestentijds betrekking op het verhelpen van kleinschalige gebreken of op het geven van een beschermende behandeling. Bijvoorbeeld: schilderwerk en incidentele reparaties aan ramen, deuren en kozijnen, het repareren van incidenteel loszittend of uitvallend voegwerk.

KEURHUIS NEDERLAND BV 3

HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM

2. Partieel herstel
Onder partieel herstel wordt een maatregel verstaan die nodig is om gebreken te verhelpen, omdat de functie niet meer gewaarborgd is, waarbij de maatregel betrekking heeft op één van de componenten van een bouwdeel. Bijvoorbeeld: maatregelen aan het pleisterwerk op een buitengevel maar niet maatregelen aan de achterliggende constructie.

3. Restauratie
Onder restauratie worden meerdere maatregelen verstaan die nodig zijn om gebreken te verhelpen, omdat de functie niet meer gewaarborgd is en/of sprake is van een voortdurende storing in de functie- vervulling. Deze maatregelen hebben meestal betrekking op meerdere componenten van het betref- fende bouwdeel. Bijvoorbeeld: maatregelen aan zowel de dakafwerking als aan de kapconstructie.

Bij de opnames is door de inspecteurs verder aangegeven of een maatregel subsidiabel is of niet. Hierbij is gebruik gemaakt van de Leidraad BRIM, Subsidiabele Instandhoudingskosten, een bijlage behorend bij de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, van 10 januari 2006 (OCW).

Berekening kosten
De kosten per eenheid (stuks, m²) onderhoudsmaatregel staan geregistreerd in de database van de PDA die de inspecteur gebruikt. Deze kosten zijn voor zover nodig overgenomen uit het Handboek Restauratiekosten, uitgave 2005, van Reed Business Information. Het gehanteerde prijspeil is januari 2008.

Specifieke aspecten aan een object of bouwdeel, waaronder materiaalgebruik, detaillering, bereik- baarheid, etc. kunnen invloed hebben op de onderhouds- en restauratiekosten aan het betreffende object of bouwdeel. Tijdens de opname bepaalt de inspecteur zo nodig een factor waarmee de kosten kunnen worden opgehoogd, of eventueel verlaagd.
De onderhouds- en restauratiekosten zijn gebaseerd op de volgende formule: "type maatregel" x "omvang maatregel" x "kosten per eenheid maatregel" x "specifieke factor".

Dataverzameling
De opnamebestanden zijn centraal verzameld.
Voordat de opnames zijn samengevoegd in de centrale database, zijn zij beoordeeld door de kwali- teitsmedewerker. Zo nodig zijn in overleg met de inspecteur verbeteringen aangebracht. De kwaliteitsmedewerker heeft 21 monumenten ter plaatse gecontroleerd, hieruit zijn enkele kleine wijzigingen voortgekomen, maar in grote lijnen bleek het verkregen beeld correct. De centrale database bevat nu alle opgenomen objecten (monumenten), de conditiescores van de opgenomen elementen en de kosten van de noodzakelijke maatregelen. Deze database is gebruikt voor de analyse waarvan voorliggend rapport de resultaten geeft.

KEURHUIS NEDERLAND BV 4

HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM

2 HERSTELBEHOEFTE
2.1 Totale herstelbehoefte
Voor het onderzoek zijn 248 monumenten bezocht. De verdeling van het aantal opnames over de verschillende categorieën monumenten wijkt enigszins af van de bepaalde steekproef. Dit komt door- dat binnen de onderzoeksperiode in de categorie `Overige rijksmonumenten' niet voldoende eigena- ren/gebruikers bereikt konden worden en/of bereid werden gevonden medewerking te verlenen. De consequenties van deze afwijking zijn gering, zie paragraaf 2.2.

Tijdens de opnames was, in een beperkt aantal gevallen (18), het dak van het monument niet bereik- baar voor de inspecteur. In de analyse is hiervoor gecorrigeerd door het bijschatten van de kosten voor de daken (7,5%). De totale kosten zijn hierdoor ongeveer 0,9% verhoogd.

De totale herstelbehoefte voor de 1592 in dit onderzoek in aanmerking genomen monumenten be- draagt ongeveer 191 miljoen. Dit bedrag is bepaal d door extrapolatie van de resultaten van de 248

opgenomen monumenten. Het bedrag is niet representatief voor alle (± 8500) monumenten.

Tabel 3. Berekening totale herstelbehoefte o.b.v. steekproef Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten Totaal Kerken Overige Kerken Scholen Overige Opgenomen kosten ( × mln)
8,77 13,00 1,52 4,03 8,67 35,99 Aantal opnames 43 55 9 34 107 248 Niet inspecteerbare daken 1 3 0 4 10 18 Gemiddelde kosten* ( × mln)
0,205 0,238 0,169 0,120 0,082 0,147 Aantal monumenten 85 294 16 64 1133 1592 Totale kosten* ( × mln)
17,39 69,97 2,70 7,66 93,02 190,73 * Deze kosten zijn gecorrigeerd voor het aantal niet inspecteerbare daken.

Uit de tabel valt, op de regel voor de gemiddelde kosten, af te lezen dat de kosten voor de gemeente- lijke monumenten, type overig, relatief laag zijn. Dit komt waarschijnlijk doordat in deze categorie veel (relatief kleine) woningen voorkomen.
De kosten voor de rijksmonumenten zijn relatief hoog. Bij de kerken wordt dit waarschijnlijk veroor- zaakt door de aard van het pand en de noodzakelijke werkzaamheden. De kosten voor de overige rijksmonumenten zijn waarschijnlijk vooral hoog omdat het veelal erg grote panden betreft.

Hierboven is aangegeven dat de totale herstelbehoefte van de in het onderzoek betrokken Amster- damse monumenten 191 miljoen bedraagt. Een gedeel te hiervan is subsidiabel op grond van de

Leidraad BRIM. In de volgende tabel worden de wel, eventueel en niet subsidiabele kosten weerge- geven, uitgesplitst over de maatregelcategorieën onderhoud, partieel herstel en restauratie.

Tabel 4. Subsidiabele en niet subsidiabele herstelbehoefte ( × mln)

Partieel Herstelbehoefte Onderhoud Restauratie Totaal Aandeel herstel Subsidiabel 38,18 39,28 87,05 164,51 86,3% Na toestemming subsidiabel 2,01 0,40 0,00 2,41 1,3% Niet subsidiabel 1,07 22,68 0,07 23,81 12,5% Totaal 41,25 62,36 87,12 190,73 100,0%

De eventueel subsidiabele kosten zijn gelabeld `Na toestemming subsidiabel'. Deze mogelijkheid komt voort uit de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, artikel 2, vierde lid. Dit betreft "kosten voor werkzaamheden die zijn gericht op reconstructie", die "naar het oordeel van de minister ter versterking van de monumentale waarden gewenst zijn".

Niet subsidiabel zijn de kosten voor maatregelen die voortkomen uit veranderd gebruik en/of voor maatregelen gericht op comfortverbetering.
KEURHUIS NEDERLAND BV 5

HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM

Voorbeelden van niet gesubsidieerde maatregelen zijn het aanbrengen van brandwerende of andere veiligheidsvoorzieningen, het aanbrengen van isolatie, het impregneren van metselwerk, het vernieu- wen van bedrading en het verwijderen van asbest.

2.2 Subsidiabele herstelbehoefte naar categorie
Bij de formulering van de opdracht is veel aandacht uitgegaan naar het verdelen van de monumenten in de vijf categorieën met onderscheid naar Rijks- en gemeentelijke monumenten en daarbinnen on- derscheid naar kerken, scholen en overige monumenten. Op basis van deze categorie-indeling is een gestratificeerde steekproef opgezet met als doel goede uitspraken te kunnen doen over de totale herstelbehoefte per categorie. Vooraf is de omvang van de steekproef per categorie bepaald op een betrouwbaarheid van 95% bij een nauwkeurigheid van 90% (te verwachten foutmarge 10%).

Tijdens het onderzoek zijn 18 rijksmonumenten, type Overig, te weinig opgenomen. Er zijn 19 ge- meentelijke monumenten teveel opgenomen, 1 type School en 18 type Overig. De nauwkeurigheid van de uitspraak over de totale omvang van de herstelbehoefte voor de categorie `Overige rijksmonu- menten' heeft daardoor niet de vooraf gewenste 90% bereikt, maar 88% (bij 95% betrouwbaarheid). Dit betekent dat voor die categorie gerekend moet worden op een mogelijke foutmarge van 12%. De foutmarge voor de categorie `Overige gemeentelijke monumenten' bedraagt nu 8,4%.

Tabel 5. Subsidiabele herstelbehoefte naar categorie monumenten ( × mln)

Partieel Categorie aantal Onderhoud Restauratie Totaal herstel Kerken 85 2,32 2,98 9,57 14,88 Rijksmonumenten Overige 294 12,16 16,44 31,29 59,90 Kerken 16 0,31 0,68 1,22 2,20 Gemeentelijke Scholen 64 3,08 0,80 3,12 7,00 monumenten Overige 1133 20,30 18,38 41,84 80,52 Totaal 1592 38,18 39,28 87,05 164,51

Bijna de helft (45%) van de geraamde subsidiabele herstelbehoefte is nodig voor de rijksmonumenten, die slechts 24% van het aantal monumenten van de onderzoekspopulatie (van 1592) uitmaken. De (gemeentelijke) kerken en scholen vereisen 5,6% van de totale kosten en zij maken 5,0% van het totale aantal in het onderzoek betrokken monumenten uit.

2.3 Subsidiabele herstelbehoefte naar urgentie
Bij de opnames is ook de urgentie van de onderhouds-, herstel- en restauratiemaatregelen door de inspecteurs bepaald. Daarbij is gewerkt met drie urgentieklassen. Een maatregel valt in de urgentieklasse 0-2 jaar als het niet uitvoeren van de maatregel binnen twee jaar leidt tot een gevaarlijke situatie of tot vervolgschade. Uitvoering in 2-5 jaar betekent dat er nu nog geen directe kans is op gevaar of vervolgschade, maar op termijn wel. Maatregelen die nu al wel voorzien kunnen worden maar niet binnen afzienbare tijd tot gevaar of verdere schade leiden vallen in de klasse 5-10 jaar.

Tabel 6. Subsidiabele herstelbehoefte naar urgentie ( × mln) Partieel
Urgentie Onderhoud Restauratie Totaal herstel
0-2 jaar 17,96 17,63 45,75 81,34 2-5 jaar 12,37 19,87 30,15 62,39 5-10 jaar 7,85 1,78 11,14 20,77 Totaal 38,18 39,28 87,05 164,51

Ongeveer de helft van de kosten is gerelateerd aan zeer urgente maatregelen.

KEURHUIS NEDERLAND BV 6

HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM

3 RESTAURATIEACHTERSTAND
3.1 Monumenten met achterstand
Het Ministerie van OCW heeft als doel de huidige 17% restauratieachterstand eind 2010 terug te brengen tot 10%. De huidige achterstand is bepaald in het landelijk onderzoek naar de restauratieach- terstand bij rijksmonumenten in 2006.
In dat onderzoek is restauratieachterstand als volgt gedefinieerd. Een rijksmonument heeft een restau- ratieachterstand waarbij ingrijpende restauratie geboden is, indien de restauratiekosten voor de ko- mende 10 jaar groter zijn dan 20% van de herbouwwaarde van het monument. Deze definitie van achterstand is gebaseerd op de methodiek die het Ministerie van VROM gebruikt voor het bepalen van de kwaliteit van de woningvoorraad.

In het onderhavige Amsterdamse onderzoek is dezelfde definitie gehanteerd en is dezelfde werkwijze gevolgd. Voor alle monumenten zijn de restauratiekosten en de herbouwwaarden bepaald. De restauratiekosten zijn bepaald als de som van de kosten voor partieel herstel en die voor restaura- tie als aangegeven in het vorige hoofdstuk. De herbouwwaarden van de monumenten zijn geschat aan de hand van de oppervlakte en inhoud van de monumenten.

De gemiddelde restauratiekosten en de gemiddelde herbouwwaarden en de verhouding daartussen zijn weergegeven in de volgende tabel.

Tabel 7. Restauratiekosten en herbouwwaarden van alle monumenten ( × mln)

Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten Gemiddeld Kerken Overige Kerken Scholen Overige Gem. restauratiekosten 0,15 0,16 0,12 0,06 0,05 0,10 Gem. herbouwwaarden 5,75 7,68 5,17 3,76 1,13 3,89 Verhouding (%) 3% 2% 2% 2% 5% 2%

Van de 248 opgenomen monumenten hebben er 26 een als hierboven gedefinieerde restauratie- achterstand. In de volgende tabel zijn de resultaten weergegeven, uitgesplitst naar de 5 categorieën.

Tabel 8. Monumenten met restauratieachterstand (in onderzoek en geëxtrapoleerd naar totaal) Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten Totaal Kerken Overige Kerken Scholen Overige Monumenten in onderzoek 43 55 9 34 107 248 - met achterstand 2 10 0 2 12 26 Totaal aantal monumenten 85 294 16 64 1133 1592 - met achterstand 4 53 0 4 127 188 Deel met achterstand 4,7% 18,0% 0,0% 6,3% 11,2% 11,8%

Alleen in de twee categorieën overige rijks- en gemeentelijke monumenten blijkt er sprake van een restauratieachterstand die groter is dan de landelijke doelstelling van 10%.

Bij de resultaten in de tabel 8 moet de kanttekening wordt geplaatst dat de kleine aantallen in combi- natie met de gevolgde werkwijze ertoe leiden dat deze resultaten slechts een indicatie kunnen zijn van de werkelijke situatie. De gehanteerde steekproef is gericht op het bepalen van gemiddelden voor de (onderhouds-, herstel- en restauratie) kosten van de monumenten en minder geschikt voor het bepa- len van de omvang van deelverzamelingen. Bij grote aantallen, zoals in het landelijk onderzoek, is de invloed hiervan kleiner dan bij de (veel) kleinere aantallen in het onderhavige onderzoek. Met name voor kerken en scholen lijkt het raadzaam alle monumenten in een latere fase nader te beschouwen.

Dat de verhouding tussen de restauratiekosten en de herbouwwaarden voor de monumenten met restauratieachterstand veel groter is dan aangegeven in tabel 7 blijkt uit de volgende tabel.

KEURHUIS NEDERLAND BV 7

HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM

Tabel 9. Restauratiekosten en herbouwwaarden van monumenten met achterstand ( × mln)

Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten Gemiddeld Kerken Overige Kerken Scholen Overige Gem. restauratiekosten 0,88 0,27 0,00 0,24 0,24 0,30 Gem. herbouwwaarden 3,04 1,01 0,00 1,15 0,52 0,95 Verhouding (%) 29% 27% 0% 21% 45% 31%

Uit de tabel blijkt dat het gemiddeld gezien kleinere monumenten betreft (met lagere herbouwwaarde) waarvan de restauratiekosten veel hoger zijn, vergeleken met tabel 7. In vier categorieën wordt de 20% overschreden.

In de landelijke doelstelling wordt ervan uitgegaan dat een restauratieachterstand van 10% van alle monumenten acceptabel is. Dit betekent dat niet alle monumenten met restauratieachterstand voor 2011 behoeven te worden gerestaureerd. Het aantal te restaureren monumenten wordt bepaald in de volgende tabel.

Tabel 10. Wegwerken restauratieachterstand, conform landelijke doelstelling Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten Totaal Kerken Overige Kerken Scholen Overige Monumenten met achterstand 4 53 0 4 127 188 10% van de voorraad 9 29 2 6 113 159 Te restaureren monumenten 0 24 0 0 14 38

Indien de 1592 monumenten als één groep zouden worden beschouwd, zouden geen 38, maar 29 (=188-159) monumenten moeten worden gerestaureerd om de landelijke doelstelling te halen.

3.2 Omvang restauratieachterstand
Hiervoor is de restauratieachterstand in aantallen monumenten bepaald. In deze paragraaf wordt de omvang van de restauratieachterstand (in euro's) gegeven, op basis van de totale (subsidiabele) herstelbehoefte van de categorieën monumenten met achterstand. De maat- regelcategorie onderhoud wordt meegeteld, omdat slecht denkbaar is dat noodzakelijk onderhoud niet wordt uitgevoerd tijdens een ingrijpende restauratie.

Tabel 11. Omvang restauratieachterstand
Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten Totaal Kerken Overige Kerken Scholen Overige Monumenten met achterstand 4 53 0 4 127 188 Totale herstelbehoefte ( × mln)
3,79 16,21 0,00 1, 01 31,88 52,89 Te restaureren monumenten 0 24 0 0 14 38 Te restaureren (% budget) 0,0% 44,5% 0,0% 0,0% 10,8% 20,5% Restauratieachterstand ( × mln)
0,00 7,34 0,00 0,0 0 3,51 10,86 Resterende achterstand (%) 4,7% 9,9% 0,0% 6,3% 10,0% 9,4%

Voor het aanpakken van alle monumenten die aan restauratie toe zijn, is 52,89 miljoen euro nodig.

Om te voldoen aan de landelijke doelstelling voor het inlopen van de restauratieachterstand is een totaal budget nodig van 10,86 miljoen euro. Dit bedrag is berekend op basis van de gemiddelde kos- ten per monument. Het mag duidelijk zijn dat het werkelijk benodigde bedrag sterk afhangt van de `keuze' van de te restaureren monumenten.
De kleinste restauratie van de 38 zou 25.000 kost en, de grootste ± 0,9 miljoen.

KEURHUIS NEDERLAND BV 8

HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM

Bijlage 1. Gemiddelde en totale herstelbehoefte, uitgesplitst naar bouwdeel

Kosten (gemiddeld) Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten Kerken Overige Kerken Scholen Overige Gemiddeld Terrein - - - - 56 24 Fundering/onderbouw 54.535 27.869 4.513 12.315 15.268 24.076 Gesloten gevels 57.134 69.337 40.573 19.410 25.472 40.407 Open gevels 19.268 66.325 23.697 61.313 17.646 34.929 Geveluitrusting 1.001 11.077 1.823 487 2.441 3.816 Daken algemeen 10.785 16.627 36.672 4.266 5.390 9.993 Dakuitrusting 16.440 13.777 30.398 4.604 5.614 10.275 Interieur casco 10.801 10.892 4.473 3.707 4.402 6.858 Interieur (vast) 34.067 21.449 25.251 13.085 5.313 15.666 Afvoeren 564 630 1.155 433 494 552 Totaal 204.594 237.983 168.556 119.621 82.097 146.597 Kosten (totaal) Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten Kerken Overige Kerken Scholen Overige Totaal Terrein - - - - 63.533 63.533 Fundering/onderbouw 4.635.443 8.193.443 72.213 788.171 17.298.602 30.987.873 Gesloten gevels 4.856.418 20.385.067 649.175 1.242.219 28.859.776 55.992.655 Open gevels 1.637.816 19.499.513 379.156 3.924.032 19.993.426 45.433.942 Geveluitrusting 85.073 3.256.622 29.170 31.147 2.765.219 6.167.231 Daken algemeen 916.701 4.888.219 586.745 273.045 6.107.150 12.771.861 Dakuitrusting 1.397.358 4.050.517 486.364 294.684 6.360.790 12.589.713 Interieur casco 918.081 3.202.307 71.573 237.242 4.987.519 9.416.722 Interieur (vast) 2.895.679 6.306.059 404.023 837.448 6.019.788 16.462.997 Afvoeren 47.932 185.295 18.478 27.735 560.263 839.703 Totaal 17.390.500 69.967.043 2.696.898 7.655.723 93.016.066 190.726.230

Rijksmonumenten, Kerken B Subsidiabel Ja Nee Toestemming ijla Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 10 jaar Totaal ge Onderhoud 19.311 5.522 2.504 1.942 - - 2.458 737 - 32.474
---
Herstel 24.066 6.757 4.293 9.962 13.953 23 47 - - 59.100

Restauratie 72.480 29.649 10.506 386 - - - - - 113.020 . G Subtotaal 115.857 41.928 17.302 12.290 13.953 23 2.504 737 - em Totaal 175.087 26.266 3.241 204.594 idd Rijksmonumenten, Overige eld Subsidiabel Ja Nee Toestemming e Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 10 jaar Totaal he Onderhoud 17.228 15.977 8.153 1.105 80 - 933 1.749 91 45.317 rs Herstel 28.053 25.137 2.741 8.447 18.833 1.855 1.087 73 - 86.225 te Restauratie 57.534 40.519 8.388 - - - - - - 106.441 lbe Subtotaal 102.816 81.632 19.282 9.552 18.913 1.855 2.021 1.822 91
---
Totaal 203.730 30.320 3.933 237.983 oefte Gemeentelijke monumenten, Kerken p Subsidiabel Ja Nee Toestemming e Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 10 jaar Totaal r m Onderhoud 12.381 2.295 4.628 4.444 - - 3.671 779 - 28.200 on Herstel 20.714 19.153 2.511 8.889 1.667 11.311 - - - 64.245
---
Restauratie 45.559 21.506 9.046 - - - - - - 76.111
---

---
Subtotaal 78.655 42.955 16.185 13.333 1.667 11.311 3.671 779 -
---
Totaal 137.794 26.311 4.451 168.556 t, vo Gemeentelijke monumenten, Scholen lle Subsidiabel Ja Nee Toestemming d Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 10 jaar Totaal ig u Onderhoud 34.302 7.305 6.546 147 - - 1.114 552 774 50.740 itg Herstel 7.225 4.466 743 3.627 4.000 - - - - 20.061
---
Restauratie 18.110 26.810 3.900 - - - - - - 48.820 sp Subtotaal 59.636 38.582 11.189 3.774 4.000 - 1.114 552 774 lits Totaal 109.407 7.774 2.440 119.621 t Gemeentelijke monumenten, Overige
Subsidiabel Ja Nee Toestemming Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 10 jaar Totaal Onderhoud 7.822 5.909 4.188 89 327 - 43 569 - 18.947

Herstel 5.773 9.989 462 3.127 6.264 528 47 - - 26.190

Restauratie 18.346 12.058 6.523 - - 33 - - - 36.960

Subtotaal 31.942 27.956 11.174 3.216 6.591 561 90 569 -

Totaal 71.071 10.367 658 82.097 Alle monumenten
Subsidiabel Ja Nee Toestemming Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 10 jaar Totaal Onderhoud 15.742 8.151 5.123 802 159 - 937 865 126 31.905

Herstel 14.687 12.390 1.754 5.769 9.907 1.054 269 16 - 45.846

Restauratie 37.527 23.860 7.377 67 - 14 - - - 68.846

Subtotaal 67.956 44.401 14.254 6.638 10.066 1.068 1.207 881 126

Totaal 126.610 17.772 2.214 146.597

Rijksmonumenten, Kerken B Subsidiabel Ja Nee Toestemming ijla Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 10 jaar Totaal ge Onderhoud 1.641.472 469.375 212.807 165.058 - - 208.892 62.659 - 2.760.264
---
Herstel 2.045.570 574.324 364.896 846.738 1.186.047 1.977 3.953 - - 5.023.506

Restauratie 6.160.790 2.520.147 892.979 32.814 - - - - - 9.606.731 . T
---
Subtotaal 9.847.832 3.563.847 1.470.682 1.044.610 1.186.047 1.977 212.846 62.659 - ta Totaal 14.882.362 2.232.634 275.505 17.390.500 le h Rijksmonumenten, Overige e Subsidiabel Ja Nee Toestemming rste Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 10 jaar Totaal lb Onderhoud 5.065.162 4.697.233 2.397.042 324.897 23.573 - 274.371 514.206 26.727 13.323.212 eh Herstel 8.247.644 7.390.197 805.736 2.483.498 5.536.822 545.236 319.658 21.382 - 25.350.174 oe Restauratie 16.914.982 11.912.482 2.466.193 - - - - - - 31.293.657

Subtotaal 30.227.788 23.999.912 5.668.971 2.808.395 5.560.395 545.236 594.030 535.588 26.727 fte v Totaal 59.896.671 8.914.027 1.156.345 69.967.043 an Gemeentelijke monumenten, Kerken a Subsidiabel Ja Nee Toestemming lle m Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 10 jaar Totaal o Onderhoud 198.098 36.725 74.053 71.111 - - 58.738 12.471 - 451.196 nu Herstel 331.428 306.453 40.178 142.222 26.667 180.978 - - - 1.027.925
---
Restauratie 728.949 344.098 144.729 - - - - - - 1.217.776 en Subtotaal 1.258.475 687.276 258.960 213.333 26.667 180.978 58.738 12.471 - te Totaal 2.204.711 420.978 71.209 2.696.898 n, v Gemeentelijke monumenten, Scholen o Subsidiabel Ja Nee Toestemming lled Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 10 jaar Totaal ig Onderhoud 2.195.339 467.518 418.925 9.412 - - 71.272 35.302 49.562 3.247.330
---
Herstel 462.378 285.846 47.565 232.100 256.000 - - - - 1.283.888 itg Restauratie 1.159.016 1.715.861 249.628 - - - - - - 3.124.505 es Subtotaal 3.816.733 2.469.225 716.118 241.512 256.000 - 71.272 35.302 49.562
---
Totaal 7.002.076 497.512 156.136 7.655.723 litst Gemeentelijke monumenten, Overige
Subsidiabel Ja Nee Toestemming Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 10 jaar Totaal Onderhoud 8.862.662 6.694.588 4.745.095 100.593 370.607 - 48.624 644.328 - 21.466.497

Herstel 6.540.956 11.317.714 523.847 3.542.690 7.097.133 598.266 52.944 - - 29.673.551

Restauratie 20.786.503 13.661.811 7.390.644 - - 37.061 - - - 41.876.019

Subtotaal 36.190.120 31.674.114 12.659.587 3.643.283 7.467.741 635.327 101.568 644.328 -

Totaal 80.523.820 11.746.351 745.895 93.016.066 Alle monumenten
Subsidiabel Ja Nee Toestemming Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 10 jaar Totaal Onderhoud 17.962.732 12.365.440 7.847.923 671.071 394.181 - 661.897 1.268.965 76.290 41.248.499

Herstel 17.627.975 19.874.535 1.782.223 7.247.248 14.102.668 1.326.457 376.556 21.382 - 62.359.044

Restauratie 45.750.240 30.154.399 11.144.173 32.814 - 37.061 - - - 87.118.687

Subtotaal 81.340.948 62.394.374 20.774.319 7.951.134 14.496.849 1.363.518 1.038.453 1.290.347 76.290

Totaal 164.509.641 23.811.501 2.405.089 190.726.230


---- --
Restauratie achterstand Amsterdamse monumenten zorgelijk

Veel Amsterdamse monumenten zijn dringend toe aan herstel en restauratie. Dit blijkt uit onderzoek van Keurhuis Nederland BV in opdracht van Bureau Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam. Het gaat om in totaal 1592 monumenten met elk een gemiddelde restauratiebehoefte van E 300.000,-. Op dit moment is er te weinig geld om zelfs te kunnen voldoen aan de meest urgente achterstanden.

Het onderzoek toont aan dat de totale herstelbehoefte vanuit het oogpunt van monumentenzorg (zowel panden als monumentaal interieur) E 164,51 miljoen bedraagt. 45% hiervan is een rijksmonument terwijl zij slechts 24% van de onderzochte monumenten uitmaken.

De overige 55% betreft gemeentelijke monumenten, zoals woonhuizen, boerderijen, bruggen/sluizen (50%), en kerken en scholen (5%). De gemiddelde kosten voor het herstel van rijksmonumenten zijn relatief hoog in vergelijking met gemeentelijke monumenten. De kleinste restauratie bedraagt E 25.000, de duurste E 900.000. Ongeveer de helft van de herstelbehoefte is zeer urgent.

Volgens de methodiek die het rijk hanteert bij het wegwerken van landelijke restauratieachterstanden mag na 2010 de achterstand niet meer dan 10% van het totaal bedragen. Voor Amsterdam houdt dat in dat er in de komende twee jaar voor in totaal E 10,8 miljoen ingrijpende restauraties moeten worden aangepakt, waarvan E 7,3 miljoen voor rijksmonumenten en E 3,5 miljoen voor gemeentelijke monumenten.

Tjeerd Herrema (wethouder Monumenten): "Het onderzoek onderstreept eens en te meer de noodzaak tot het oprichten van een Amsterdams Restauratie Fonds (ARF). Daarnaast zijn de resultaten voor mij aanleiding om het rijk aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid voor de Amsterdamse rijksmonumenten die nu binnen de bestaande rijksregeling voor instandhouding van monumenten (BRIM) onvoldoende of niet aan bod komen. Het gaat om ons erfgoed, dat moeten we niet laten verslonzen."

Amsterdam stelt elk jaar geld beschikbaar uit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing voor monumentenzorg. Eigenaren van monumentale panden kunnen hieruit een subsidie aanvragen. Het in leven roepen van een Amsterdams Restauratie Fonds (ARF) kan met name eigenaren van gemeentelijke monumenten en in het bijzonder de particuliere eigenaren waarvoor nu geen regeling is, helpen. In de begroting van 2009 is voorlopig E 3 miljoen opgenomen voor monumentenzorg. E1,4 miljoen hiervan is bestemd voor een Amsterdams Restauratie Fonfs. Verder is er nog E 6 ton beschikbaar uit het Nationaal Restauratiefonds.

Zodra de gemeenteraad heeft ingestemd met de in de begroting van 2009 opgenomen voorstellen, zal de wethouder op korte termijn een uitwerkingsvoorstel voor het ARF aan het college van B&W voorleggen. Het onderzoek wordt op 12 november 2008 behandeld in de Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting en Monumenten.

Pb-215