Samenvatting onderzoek herstelbehoefte en restauratieachterstand
monumenten in Amsterdam
Bureau Monumenten & Archeologie, september 2008
1. Inleiding
In 2008 heeft Keurhuis Nederland BV in opdracht van het Bureau Monumenten &
Archeologie een onderzoek uitgevoerd naar de restauratieachterstand bij monumenten in
Amsterdam. Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een steekproef waarbij 248 rijks-
en gemeentelijke monumenten in- en uitwendig zijn geïnspecteerd.
2. Uitgangspunten onderzoek
Om de uitkomsten van het onderzoek goed te kunnen interpreteren en te beoordelen, is het
van belang kennis te nemen van de wijze waarop de onderzoekspopulatie (waaruit de a-
selecte steekproef is getrokken) tot stand is gekomen.
Amsterdam heeft op dit moment 7.453 rijksmonumenten (RM) en 1.193 gemeentelijke
monumenten (GM). In het onderzoek zijn niet betrokken:
- 6.818 woonhuizen (RM)
- 177 woningcomplexen met meer dan 10 adressen (GM)
De redenen om deze monumenten niet bij het onderzoek te betrekken zijn de volgende:
- Particuliere woonhuiseigenaren (RM) met fiscale faciliteiten worden op dit moment
goed bediend door de financieringsvariant van de rijksregeling het BRIM (de
restauratiefondshypotheek). In de afgelopen periode (2004 tot heden) zijn voor een
bedrag van 25,5 miljoen 263 restauratiefonds hypotheken verstrekt1. Deze
eigenaren zullen geen gebruik maken van het ARF en ook niet als doelgroep worden
benoemd.
- Van de groep van 1.046 woonhuizen (GM) zijn 177 monumenten met meer dan 10
adressen niet in het onderzoek betrokken. De redenen zijn van inhoudelijke en
pragmatische aard. Het gaat in deze gevallen (voor het merendeel grote
woningcomplexen) om eigenaren (corporaties) die geen gebruik zullen maken van
leningen uit het ARF. Bovendien is de inspectie van zoveel verschillende adressen en
bewoners in de praktijk zeer lastig, maar wel nodig om een goed beeld te krijgen van
de bouwkundige staat van het gehele complex.
- Bij de beslissing de bovengenoemde groepen monumenten niet in het onderzoek te
betrekken, heeft ook het kostenaspect een rol gespeeld. Een steekproef op basis van
het gehele monumentenbestand als onderzoekspopulatie zou vele tonnen duurder
zijn geweest. Gezien dit gegeven, gecombineerd met de hierboven gemelde
inhoudelijke argumenten, wordt de keuze om deze groepen buiten beschouwing te
laten als verantwoord beschouwd.
De uiteindelijke onderzoekspopulatie betrof 1592 monumenten (RM en GM); op basis van
een a-selecte steekproef zijn vervolgens 248 monumenten geïnspecteerd. Met dit aantal
wordt een betrouwbaarheid van 95% bereikt bij een nauwkeurigheid van 90%.
1 Hiervan is 24,3 miljoen besteed aan 247 hypotheken in stadsdeel Centrum. De laagste hypotheek bedraagt
5.323 en de hoogste 1 miljoen.
3. Uitkomsten onderzoek
De belangrijkste uitkomsten van het onderzoek zijn:
1. De totale herstelbehoefte van de in het onderzoek betrokken (1592) monumenten
bedraagt 191 miljoen. De gemiddelde kosten voor het herstel van rijksmonumenten
(RM) zijn relatief hoog ten opzichte van die voor gemeentelijke monumenten (GM), die
relatief laag zijn.
2. Van de totale herstelkosten zijn niet alle kosten subsidiabel vanuit het oogpunt van
monumentenzorg. De subsidiabele herstelbehoefte van de in het onderzoek betrokken
(1592) monumenten bedraagt 164,51 miljoen. Subsidiabel zijn kosten die voortvloeien
uit het herstel van het monumentale casco en monumentale interieuronderdelen. Niet-
subsidiabel zijn kosten van maatregelen die voortkomen uit veranderd gebruik of
comfortverbetering (zoals een nieuwe badkamer of keuken). De subsidiabele kosten zijn
de grondslag voor het verlenen van een bijdrage (een %) of van een lening.
3. Uit het overzicht van de subsidiabele herstelbehoefte per categorie blijkt dat bijna de helft
(45%) van de geraamde subsidiabele herstelbehoefte gerelateerd is aan de in het
onderzoek betrokken rijksmonumenten, ondanks het feit dat zij slechts 24% van de
onderzoekspopulatie uitmaken. De andere helft van de subsidiabele herstelbehoefte zit
voor 50% in de categorie GM overig (= woonhuizen, boerderijen, bruggen/sluizen) en 5%
in de categorieën GM kerken en scholen.
4. Ongeveer de helft van de subsidiabele herstelbehoefte is gerelateerd aan zeer urgente
maatregelen (urgentieklasse 0-2 jaar).
5. Van de 248 geïnspecteerde monumenten hebben er 26 een restauratieachterstand. 2
Geëxtrapoleerd naar de onderzoekspopulatie (1592) gaat het om 188 monumenten met
een restauratieachterstand (= ingrijpende herstelbehoefte). De achterstand is te vinden in
alle onderzochte categorieën monumenten, maar de categorieën RM overig (=
boerderijen, buitenplaatsen, losse objecten,overig ) en GM overig (= woonhuizen,
boerderijen, bruggen/sluizen) springen eruit. Voor het aanpakken van deze monumenten
is 52, 9 miljoen (= subsidiabele herstelbehoefte) nodig.
6. Wanneer we de landelijke doelstelling - na 2010 mag de restauratieachterstand niet meer
dan 10% van de totale werkvoorraad bedragen - op de Amsterdamse situatie toepassen,
dan zouden we in de periode t/m 2010 38 ingrijpende monumentenrestauraties moeten
aanpakken voor een totaal budget van 10,8 miljoen (= subsidiabele herstelbehoefte),
waarvan 7,3 miljoen voor rijksmonumenten (RM) en 3,5 miljoen voor gemeentelijke
monumenten (GM). De kleinste restauratie van deze 38 bedraagt 25.000, de duurste
900.000. De gemiddelde kosten bedragen 300.000 per object.
4. Enkele conclusies
Als besloten wordt de bijdragen (in de vorm van leningen) uit het Amsterdams Restauratie
Fonds (ARF) te beperken tot eigenaren van gemeentelijke monumenten (en in het bijzonder
de particuliere eigenaren waarvoor nu geen bijdrageregeling is), dan valt dat heel goed te
verdedigen. Immers ruim de helft ( 89,7 miljoen) van de geconstateerde subsidiabele
herstelbehoefte (totaal 164,5 miljoen) is toe te rekenen aan gemeentelijke monumenten
(GM).
2 Voor het bepalen van de restauratieachterstand is uitgegaan van de definitie die ook gehanteerd is in het landelijke
onderzoek naar restauratieachterstanden in Nederland uit 2006. Onder `ingrijpende restauratie' wordt de technische toestand
van een monument verstaan, waarbij de restauratiekosten in de komende tien jaar groter zijn dan 20% van de herbouwwaarde.
Als we kijken naar de restauratieachterstand bij gemeentelijke monumenten (GM), dan is er
3,5 miljoen nodig t/m 2010.
De prioriteitsaanvraag van 2 miljoen voor de voeding van het ARF (begroting 2009) past in
deze lijn. Voor de resterende 1,5 miljoen zal deels dekking moeten worden gezocht in de
creditrente van een rekeningcourant die de gemeente heeft bij het Nationaal
Restauratiefonds (ca. 7 ton), en de begroting 2010. Overigens is het verstandig om - naast
het ARF - een budget beschikbaar te hebben waaruit subsidiebedragen kunnen worden
verstrekt.
En tenslotte kunnen de gegevens benut worden om het Rijk aan te spreken op zijn
verantwoordelijkheid voor die rijksmonumenten in Amsterdam, die niet in aanmerking komen
voor de restauratiefondshypotheek en die binnen de subsidievariant van het BRIM (als
gevolg van te lage bedragen of geen budget) onvoldoende aan bod komen (subsidiabele
herstelbehoefte van de in het onderzoek betrokken rijksmonumenten 74,78 miljoen).
020908 bma-ms
Bijlagen:
RAPPORT
HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND
MONUMENTEN IN AMSTERDAM
Opdrachtgever Bureau Monumenten & Archeologie, gemeente Amsterdam
Opdrachtnummer R1422-D.08.02959
Datum 1 september 2008
Status rapport definitief
Auteur ir. Wilfried Pluim
Autorisatie ir. Helmut Faust
HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM
INHOUDSOPGAVE
1 INLEIDING ...................................................................................................................................... 2
.
1.1 Leeswijzer 2
1.2 Opdracht 2
1.3 Te onderzoeken monumenten 2
1.4 Werkwijze 3
2 HERSTELBEHOEFTE .................................................................................................................... 5
.
2.1 Totale herstelbehoefte 5
2.2 Subsidiabele herstelbehoefte naar categorie 6
2.3 Subsidiabele herstelbehoefte naar urgentie 6
3 RESTAURATIEACHTERSTAND .................................................................................................... 7
3.1 Monumenten met achterstand 7
3.2 Omvang restauratieachterstand 8
Bijlage 1. Gemiddelde en totale herstelbehoefte, uitgesplitst naar bouwdeel
Bijlage 2. Gemiddelde herstelbehoefte per monument, volledig uitgesplitst
Bijlage 3. Totale herstelbehoefte van alle monumenten, volledig uitgesplitst
KEURHUIS NEDERLAND BV 1
HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM
1 INLEIDING
1.1 Leeswijzer
In dit eerste hoofdstuk van dit rapport wordt eerst de opdracht omschreven, waarna wordt ingegaan op
het deel van de Amsterdamse monumenten waarop het onderzoek betrekking heeft. Het hoofdstuk
wordt afgesloten met een paragraaf waarin de gevolgde werkwijze wordt beschreven.
In het tweede hoofdstuk wordt de totale herstelbehoefte van de onderzochte monumenten becijferd op
191 miljoen euro. Hiervan wordt aangegeven welk deel daarvan betrekking heeft op subsidiabele kos-
ten voor onderhoud, partieel herstel en restauratie. Vervolgens wordt daarvan aangegeven hoe die
kosten kunnen worden uitgesplitst naar de te onderscheiden categorieën monumenten en naar de
verschillende urgentieklassen.
In het derde hoofdstuk wordt aangegeven hoeveel Amsterdamse monumenten voldoen aan het door
OCW geformuleerde criterium van `monument met restauratieachterstand'. Hierbij is de kanttekening
geplaatst dat dit aantal als een indicatie moet worden beschouwd. Het hoofdstuk wordt afgesloten met
een paragraaf waarin de financiële omvang van de restauratieachterstand wordt becijferd.
1.2 Opdracht
In de beleidsnota Monumenten en Archeologie 2005-2010 (vastgesteld door de gemeenteraad op 13
april 2005) is het voorstel opgenomen om de bestaande Amsterdamse subsidieregeling voor restaura-
tie van monumenten te vervangen door een leningenstelsel dat wordt gefinancierd via een Amster-
dams Revolving Fund.
In dit kader wil het Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) van de gemeente Amsterdam graag
door onderzoek inzicht verkrijgen in de kwaliteit van de Rijks- en gemeentelijke monumenten in de
gemeente Amsterdam. De resultaten uit dit onderzoek moeten kunnen worden vergeleken met de
resultaten van het landelijke onderzoek naar de restauratiebehoefte, dat in 2006 is uitgevoerd in op-
dracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW).
BMA heeft in de persoon van mevr. M. Slooff aan Keurhuis Nederland BV opdracht gegeven voor het
uitvoeren van dit onderzoek.
1.3 Te onderzoeken monumenten
Begin 2007 (voor de aanvang van het onderzoek) kon het Amsterdamse monumentenbestand als
volgt worden ingedeeld.
Tabel 1. Monumenten in Amsterdam
aantal rijks- aantal gemeente-
Type monumenten lijke monumenten
Boerderijen 14 8
Bruggen en sluizen 55
Woningen 6.818 1.046
Kastelen en buitenplaatsen 4
Kerken 85 15
Losse objecten 242 4
Molens 8 1
Overige 282
Parken en dijklichamen 3
Schoolgebouwen 61
Totaal 7.453 1.193
Na overleg over de gewenste mate van betrouwbaarheid van de resultaten, afgewogen tegen de om-
vang van het onderzoek, is besloten de monumenten in vijf categorieën te verdelen, wat leidt tot het
volgende overzicht van de onderzoekspopulatie en de daarbij behorende omvang van de steekproef
van 247 monumenten. Het monumentenbestand dat Keurhuis ter beschikking heeft voor het uitvoeren
KEURHUIS NEDERLAND BV 2
HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM
van het onderzoek bevat 600 monumenten, omdat bekend is dat niet alle eigenaren, bewoners en
gebruikers van een pand benaderd kunnen worden en/of medewerking verlenen.
Tabel 2. Monumenten in dit onderzoek (2008)
Categorie populatie steekproef reserve totaal adressen
Kerken 85 43 42 85 180
Rijksmonumenten Overige 294 73 119 192 379
Kerken 16 9 7 16 48
Gemeentelijke Scholen 64 33 31 64 288
monumenten
Overige 1133 89 154 243 695
Totaal 1592 247 353 600 1590
Het aantal rijksmonumenten is beperkt door de boerderijen, woningen en losse objecten buiten be-
schouwing te laten. Boerderijen en woningen zijn niet in dit onderzoek meegenomen omdat de vige-
rende Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (RRIM) voor de eigenaren van die mo-
numenten ruim voldoende subsidiemogelijkheden geeft. Losse objecten (waaronder veel gevelstenen
en ornamenten) zijn buiten beschouwing gelaten wegens de geringe kosten die met de instandhou-
ding daarvan gepaard gaan, waardoor verwacht werd dat hierdoor het beeld teveel vertekend zou
worden.
Het aantal gemeentelijke monumenten is vooral beperkt door de monumenten met 10 adressen of
meer buiten het onderzoek te houden. Dit betreft dus veelal grote woningcomplexen, het gaat hierbij
om 177 monumenten met 5592 adressen. Een aanzienlijk deel van deze woningen is in het bezit van
woningcorporaties.
Het aantal gemeentelijke monumenten is tussen 2007 en 2008 gestegen, doordat nog steeds panden
de monumentale status verkrijgen. De aantallen in tabellen 1 en 2 komen daardoor niet overeen.
1.4 Werkwijze
Medio februari en eind april 2008 zijn de eigenaren, bewoners en/of gebruikers van de 600 monumen-
ten via de 1590 adressen aangeschreven met de vraag of zij medewerking wilden verlenen aan het uit
te voeren onderzoek. Vervolgens zijn zij telefonisch benaderd met de vraag of en wanneer een af-
spraak kon worden gemaakt voor de bouwkundige opname.
De opnames hebben plaats gevonden in de periode maart juni 2008. Hiervoor zijn drie inspecteurs
ingezet. Alle bouwdelen die een monumentale status hebben, zijn geïnspecteerd. Opgenomen zijn de
bouwkundige maatregelen die binnen 10 jaar te voorzien zijn.
Opnames en conditiemeting
De opnames behoren objectief en controleerbaar uitvoergevoerd te worden. In dit onderzoek is daar-
om de "conditiemetingmethodiek" NEN 2767 toegepast. In de NEN 2767 staat omschreven hoe de
conditie van bouwdelen op een uniforme en eenduidige wijze in kaart kan worden gebracht. Van de
belangrijkste bouwdelen, ruimten en - indien relevant - de bijzondere componenten, zijn de aard, de
omvang van de geconstateerde gebreken en de maatregelen die betrekking hebben op de uit te voe-
ren werkzaamheden, vastgelegd. Door deze methodiek te hanteren, zijn eenduidige en uniforme ge-
gevens verkregen.
Het resultaat van de conditiemeting is een conditiescore, variërend van 1 (uitstekend) tot 6 (zeer
slecht). Deze score kan worden gebruikt als indicator voor het wel of niet opnemen van bouwkundige
maatregelen. Bij het opnemen van een maatregel maakt de inspecteur een keuze uit één van de drie
onderstaande drie categorieën.
1. Onderhoud
Onder onderhoud worden maatregelen verstaan die nodig zijn om bepaalde problemen te voorkomen,
of om de termijn waarop restauratie plaats moet vinden te waarborgen of te verlengen. Deze maatre-
gelen hebben meestentijds betrekking op het verhelpen van kleinschalige gebreken of op het geven
van een beschermende behandeling. Bijvoorbeeld: schilderwerk en incidentele reparaties aan ramen,
deuren en kozijnen, het repareren van incidenteel loszittend of uitvallend voegwerk.
KEURHUIS NEDERLAND BV 3
HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM
2. Partieel herstel
Onder partieel herstel wordt een maatregel verstaan die nodig is om gebreken te verhelpen, omdat de
functie niet meer gewaarborgd is, waarbij de maatregel betrekking heeft op één van de componenten
van een bouwdeel. Bijvoorbeeld: maatregelen aan het pleisterwerk op een buitengevel maar niet
maatregelen aan de achterliggende constructie.
3. Restauratie
Onder restauratie worden meerdere maatregelen verstaan die nodig zijn om gebreken te verhelpen,
omdat de functie niet meer gewaarborgd is en/of sprake is van een voortdurende storing in de functie-
vervulling. Deze maatregelen hebben meestal betrekking op meerdere componenten van het betref-
fende bouwdeel. Bijvoorbeeld: maatregelen aan zowel de dakafwerking als aan de kapconstructie.
Bij de opnames is door de inspecteurs verder aangegeven of een maatregel subsidiabel is of niet.
Hierbij is gebruik gemaakt van de Leidraad BRIM, Subsidiabele Instandhoudingskosten, een bijlage
behorend bij de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, van 10 januari 2006 (OCW).
Berekening kosten
De kosten per eenheid (stuks, m²) onderhoudsmaatregel staan geregistreerd in de database van de
PDA die de inspecteur gebruikt. Deze kosten zijn voor zover nodig overgenomen uit het Handboek
Restauratiekosten, uitgave 2005, van Reed Business Information. Het gehanteerde prijspeil is januari
2008.
Specifieke aspecten aan een object of bouwdeel, waaronder materiaalgebruik, detaillering, bereik-
baarheid, etc. kunnen invloed hebben op de onderhouds- en restauratiekosten aan het betreffende
object of bouwdeel. Tijdens de opname bepaalt de inspecteur zo nodig een factor waarmee de kosten
kunnen worden opgehoogd, of eventueel verlaagd.
De onderhouds- en restauratiekosten zijn gebaseerd op de volgende formule:
"type maatregel" x "omvang maatregel" x "kosten per eenheid maatregel" x "specifieke factor".
Dataverzameling
De opnamebestanden zijn centraal verzameld.
Voordat de opnames zijn samengevoegd in de centrale database, zijn zij beoordeeld door de kwali-
teitsmedewerker. Zo nodig zijn in overleg met de inspecteur verbeteringen aangebracht.
De kwaliteitsmedewerker heeft 21 monumenten ter plaatse gecontroleerd, hieruit zijn enkele kleine
wijzigingen voortgekomen, maar in grote lijnen bleek het verkregen beeld correct.
De centrale database bevat nu alle opgenomen objecten (monumenten), de conditiescores van de
opgenomen elementen en de kosten van de noodzakelijke maatregelen. Deze database is gebruikt
voor de analyse waarvan voorliggend rapport de resultaten geeft.
KEURHUIS NEDERLAND BV 4
HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM
2 HERSTELBEHOEFTE
2.1 Totale herstelbehoefte
Voor het onderzoek zijn 248 monumenten bezocht. De verdeling van het aantal opnames over de
verschillende categorieën monumenten wijkt enigszins af van de bepaalde steekproef. Dit komt door-
dat binnen de onderzoeksperiode in de categorie `Overige rijksmonumenten' niet voldoende eigena-
ren/gebruikers bereikt konden worden en/of bereid werden gevonden medewerking te verlenen.
De consequenties van deze afwijking zijn gering, zie paragraaf 2.2.
Tijdens de opnames was, in een beperkt aantal gevallen (18), het dak van het monument niet bereik-
baar voor de inspecteur. In de analyse is hiervoor gecorrigeerd door het bijschatten van de kosten
voor de daken (7,5%). De totale kosten zijn hierdoor ongeveer 0,9% verhoogd.
De totale herstelbehoefte voor de 1592 in dit onderzoek in aanmerking genomen monumenten be-
draagt ongeveer 191 miljoen. Dit bedrag is bepaal d door extrapolatie van de resultaten van de 248
opgenomen monumenten. Het bedrag is niet representatief voor alle (± 8500) monumenten.
Tabel 3. Berekening totale herstelbehoefte o.b.v. steekproef
Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten
Totaal
Kerken Overige Kerken Scholen Overige
Opgenomen kosten ( × mln)
8,77 13,00 1,52 4,03 8,67 35,99
Aantal opnames 43 55 9 34 107 248
Niet inspecteerbare daken 1 3 0 4 10 18
Gemiddelde kosten* ( × mln)
0,205 0,238 0,169 0,120 0,082 0,147
Aantal monumenten 85 294 16 64 1133 1592
Totale kosten* ( × mln)
17,39 69,97 2,70 7,66 93,02 190,73
* Deze kosten zijn gecorrigeerd voor het aantal niet inspecteerbare daken.
Uit de tabel valt, op de regel voor de gemiddelde kosten, af te lezen dat de kosten voor de gemeente-
lijke monumenten, type overig, relatief laag zijn. Dit komt waarschijnlijk doordat in deze categorie veel
(relatief kleine) woningen voorkomen.
De kosten voor de rijksmonumenten zijn relatief hoog. Bij de kerken wordt dit waarschijnlijk veroor-
zaakt door de aard van het pand en de noodzakelijke werkzaamheden. De kosten voor de overige
rijksmonumenten zijn waarschijnlijk vooral hoog omdat het veelal erg grote panden betreft.
Hierboven is aangegeven dat de totale herstelbehoefte van de in het onderzoek betrokken Amster-
damse monumenten 191 miljoen bedraagt. Een gedeel te hiervan is subsidiabel op grond van de
Leidraad BRIM. In de volgende tabel worden de wel, eventueel en niet subsidiabele kosten weerge-
geven, uitgesplitst over de maatregelcategorieën onderhoud, partieel herstel en restauratie.
Tabel 4. Subsidiabele en niet subsidiabele herstelbehoefte ( × mln)
Partieel
Herstelbehoefte Onderhoud Restauratie Totaal Aandeel
herstel
Subsidiabel 38,18 39,28 87,05 164,51 86,3%
Na toestemming subsidiabel 2,01 0,40 0,00 2,41 1,3%
Niet subsidiabel 1,07 22,68 0,07 23,81 12,5%
Totaal 41,25 62,36 87,12 190,73 100,0%
De eventueel subsidiabele kosten zijn gelabeld `Na toestemming subsidiabel'. Deze mogelijkheid komt
voort uit de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, artikel 2, vierde lid. Dit betreft
"kosten voor werkzaamheden die zijn gericht op reconstructie", die "naar het oordeel van de minister
ter versterking van de monumentale waarden gewenst zijn".
Niet subsidiabel zijn de kosten voor maatregelen die voortkomen uit veranderd gebruik en/of voor
maatregelen gericht op comfortverbetering.
KEURHUIS NEDERLAND BV 5
HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM
Voorbeelden van niet gesubsidieerde maatregelen zijn het aanbrengen van brandwerende of andere
veiligheidsvoorzieningen, het aanbrengen van isolatie, het impregneren van metselwerk, het vernieu-
wen van bedrading en het verwijderen van asbest.
2.2 Subsidiabele herstelbehoefte naar categorie
Bij de formulering van de opdracht is veel aandacht uitgegaan naar het verdelen van de monumenten
in de vijf categorieën met onderscheid naar Rijks- en gemeentelijke monumenten en daarbinnen on-
derscheid naar kerken, scholen en overige monumenten.
Op basis van deze categorie-indeling is een gestratificeerde steekproef opgezet met als doel goede
uitspraken te kunnen doen over de totale herstelbehoefte per categorie. Vooraf is de omvang van de
steekproef per categorie bepaald op een betrouwbaarheid van 95% bij een nauwkeurigheid van 90%
(te verwachten foutmarge 10%).
Tijdens het onderzoek zijn 18 rijksmonumenten, type Overig, te weinig opgenomen. Er zijn 19 ge-
meentelijke monumenten teveel opgenomen, 1 type School en 18 type Overig. De nauwkeurigheid
van de uitspraak over de totale omvang van de herstelbehoefte voor de categorie `Overige rijksmonu-
menten' heeft daardoor niet de vooraf gewenste 90% bereikt, maar 88% (bij 95% betrouwbaarheid).
Dit betekent dat voor die categorie gerekend moet worden op een mogelijke foutmarge van 12%. De
foutmarge voor de categorie `Overige gemeentelijke monumenten' bedraagt nu 8,4%.
Tabel 5. Subsidiabele herstelbehoefte naar categorie monumenten ( × mln)
Partieel
Categorie aantal Onderhoud Restauratie Totaal
herstel
Kerken 85 2,32 2,98 9,57 14,88
Rijksmonumenten Overige 294 12,16 16,44 31,29 59,90
Kerken 16 0,31 0,68 1,22 2,20
Gemeentelijke Scholen 64 3,08 0,80 3,12 7,00
monumenten Overige 1133 20,30 18,38 41,84 80,52
Totaal 1592 38,18 39,28 87,05 164,51
Bijna de helft (45%) van de geraamde subsidiabele herstelbehoefte is nodig voor de rijksmonumenten,
die slechts 24% van het aantal monumenten van de onderzoekspopulatie (van 1592) uitmaken.
De (gemeentelijke) kerken en scholen vereisen 5,6% van de totale kosten en zij maken 5,0% van het
totale aantal in het onderzoek betrokken monumenten uit.
2.3 Subsidiabele herstelbehoefte naar urgentie
Bij de opnames is ook de urgentie van de onderhouds-, herstel- en restauratiemaatregelen door de
inspecteurs bepaald. Daarbij is gewerkt met drie urgentieklassen.
Een maatregel valt in de urgentieklasse 0-2 jaar als het niet uitvoeren van de maatregel binnen twee
jaar leidt tot een gevaarlijke situatie of tot vervolgschade. Uitvoering in 2-5 jaar betekent dat er nu nog
geen directe kans is op gevaar of vervolgschade, maar op termijn wel. Maatregelen die nu al wel
voorzien kunnen worden maar niet binnen afzienbare tijd tot gevaar of verdere schade leiden vallen in
de klasse 5-10 jaar.
Tabel 6. Subsidiabele herstelbehoefte naar urgentie ( × mln)
Partieel
Urgentie Onderhoud Restauratie Totaal
herstel
0-2 jaar 17,96 17,63 45,75 81,34
2-5 jaar 12,37 19,87 30,15 62,39
5-10 jaar 7,85 1,78 11,14 20,77
Totaal 38,18 39,28 87,05 164,51
Ongeveer de helft van de kosten is gerelateerd aan zeer urgente maatregelen.
KEURHUIS NEDERLAND BV 6
HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM
3 RESTAURATIEACHTERSTAND
3.1 Monumenten met achterstand
Het Ministerie van OCW heeft als doel de huidige 17% restauratieachterstand eind 2010 terug te
brengen tot 10%. De huidige achterstand is bepaald in het landelijk onderzoek naar de restauratieach-
terstand bij rijksmonumenten in 2006.
In dat onderzoek is restauratieachterstand als volgt gedefinieerd. Een rijksmonument heeft een restau-
ratieachterstand waarbij ingrijpende restauratie geboden is, indien de restauratiekosten voor de ko-
mende 10 jaar groter zijn dan 20% van de herbouwwaarde van het monument. Deze definitie van
achterstand is gebaseerd op de methodiek die het Ministerie van VROM gebruikt voor het bepalen van
de kwaliteit van de woningvoorraad.
In het onderhavige Amsterdamse onderzoek is dezelfde definitie gehanteerd en is dezelfde werkwijze
gevolgd. Voor alle monumenten zijn de restauratiekosten en de herbouwwaarden bepaald.
De restauratiekosten zijn bepaald als de som van de kosten voor partieel herstel en die voor restaura-
tie als aangegeven in het vorige hoofdstuk. De herbouwwaarden van de monumenten zijn geschat
aan de hand van de oppervlakte en inhoud van de monumenten.
De gemiddelde restauratiekosten en de gemiddelde herbouwwaarden en de verhouding daartussen
zijn weergegeven in de volgende tabel.
Tabel 7. Restauratiekosten en herbouwwaarden van alle monumenten ( × mln)
Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten
Gemiddeld
Kerken Overige Kerken Scholen Overige
Gem. restauratiekosten 0,15 0,16 0,12 0,06 0,05 0,10
Gem. herbouwwaarden 5,75 7,68 5,17 3,76 1,13 3,89
Verhouding (%) 3% 2% 2% 2% 5% 2%
Van de 248 opgenomen monumenten hebben er 26 een als hierboven gedefinieerde restauratie-
achterstand. In de volgende tabel zijn de resultaten weergegeven, uitgesplitst naar de 5 categorieën.
Tabel 8. Monumenten met restauratieachterstand (in onderzoek en geëxtrapoleerd naar totaal)
Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten
Totaal
Kerken Overige Kerken Scholen Overige
Monumenten in onderzoek 43 55 9 34 107 248
- met achterstand 2 10 0 2 12 26
Totaal aantal monumenten 85 294 16 64 1133 1592
- met achterstand 4 53 0 4 127 188
Deel met achterstand 4,7% 18,0% 0,0% 6,3% 11,2% 11,8%
Alleen in de twee categorieën overige rijks- en gemeentelijke monumenten blijkt er sprake van een
restauratieachterstand die groter is dan de landelijke doelstelling van 10%.
Bij de resultaten in de tabel 8 moet de kanttekening wordt geplaatst dat de kleine aantallen in combi-
natie met de gevolgde werkwijze ertoe leiden dat deze resultaten slechts een indicatie kunnen zijn van
de werkelijke situatie. De gehanteerde steekproef is gericht op het bepalen van gemiddelden voor de
(onderhouds-, herstel- en restauratie) kosten van de monumenten en minder geschikt voor het bepa-
len van de omvang van deelverzamelingen. Bij grote aantallen, zoals in het landelijk onderzoek, is de
invloed hiervan kleiner dan bij de (veel) kleinere aantallen in het onderhavige onderzoek.
Met name voor kerken en scholen lijkt het raadzaam alle monumenten in een latere fase nader te
beschouwen.
Dat de verhouding tussen de restauratiekosten en de herbouwwaarden voor de monumenten met
restauratieachterstand veel groter is dan aangegeven in tabel 7 blijkt uit de volgende tabel.
KEURHUIS NEDERLAND BV 7
HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM
Tabel 9. Restauratiekosten en herbouwwaarden van monumenten met achterstand ( × mln)
Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten
Gemiddeld
Kerken Overige Kerken Scholen Overige
Gem. restauratiekosten 0,88 0,27 0,00 0,24 0,24 0,30
Gem. herbouwwaarden 3,04 1,01 0,00 1,15 0,52 0,95
Verhouding (%) 29% 27% 0% 21% 45% 31%
Uit de tabel blijkt dat het gemiddeld gezien kleinere monumenten betreft (met lagere herbouwwaarde)
waarvan de restauratiekosten veel hoger zijn, vergeleken met tabel 7. In vier categorieën wordt de
20% overschreden.
In de landelijke doelstelling wordt ervan uitgegaan dat een restauratieachterstand van 10% van alle
monumenten acceptabel is. Dit betekent dat niet alle monumenten met restauratieachterstand voor
2011 behoeven te worden gerestaureerd. Het aantal te restaureren monumenten wordt bepaald in de
volgende tabel.
Tabel 10. Wegwerken restauratieachterstand, conform landelijke doelstelling
Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten
Totaal
Kerken Overige Kerken Scholen Overige
Monumenten met achterstand 4 53 0 4 127 188
10% van de voorraad 9 29 2 6 113 159
Te restaureren monumenten 0 24 0 0 14 38
Indien de 1592 monumenten als één groep zouden worden beschouwd, zouden geen 38, maar 29
(=188-159) monumenten moeten worden gerestaureerd om de landelijke doelstelling te halen.
3.2 Omvang restauratieachterstand
Hiervoor is de restauratieachterstand in aantallen monumenten bepaald.
In deze paragraaf wordt de omvang van de restauratieachterstand (in euro's) gegeven, op basis van
de totale (subsidiabele) herstelbehoefte van de categorieën monumenten met achterstand. De maat-
regelcategorie onderhoud wordt meegeteld, omdat slecht denkbaar is dat noodzakelijk onderhoud niet
wordt uitgevoerd tijdens een ingrijpende restauratie.
Tabel 11. Omvang restauratieachterstand
Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten
Totaal
Kerken Overige Kerken Scholen Overige
Monumenten met achterstand 4 53 0 4 127 188
Totale herstelbehoefte ( × mln)
3,79 16,21 0,00 1, 01 31,88 52,89
Te restaureren monumenten 0 24 0 0 14 38
Te restaureren (% budget) 0,0% 44,5% 0,0% 0,0% 10,8% 20,5%
Restauratieachterstand ( × mln)
0,00 7,34 0,00 0,0 0 3,51 10,86
Resterende achterstand (%) 4,7% 9,9% 0,0% 6,3% 10,0% 9,4%
Voor het aanpakken van alle monumenten die aan restauratie toe zijn, is 52,89 miljoen euro nodig.
Om te voldoen aan de landelijke doelstelling voor het inlopen van de restauratieachterstand is een
totaal budget nodig van 10,86 miljoen euro. Dit bedrag is berekend op basis van de gemiddelde kos-
ten per monument. Het mag duidelijk zijn dat het werkelijk benodigde bedrag sterk afhangt van de
`keuze' van de te restaureren monumenten.
De kleinste restauratie van de 38 zou 25.000 kost en, de grootste ± 0,9 miljoen.
KEURHUIS NEDERLAND BV 8
HERSTELBEHOEFTE EN RESTAURATIEACHTERSTAND MONUMENTEN IN AMSTERDAM
Bijlage 1. Gemiddelde en totale herstelbehoefte, uitgesplitst naar bouwdeel
Kosten (gemiddeld) Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten
Kerken Overige Kerken Scholen Overige Gemiddeld
Terrein - - - - 56 24
Fundering/onderbouw 54.535 27.869 4.513 12.315 15.268 24.076
Gesloten gevels 57.134 69.337 40.573 19.410 25.472 40.407
Open gevels 19.268 66.325 23.697 61.313 17.646 34.929
Geveluitrusting 1.001 11.077 1.823 487 2.441 3.816
Daken algemeen 10.785 16.627 36.672 4.266 5.390 9.993
Dakuitrusting 16.440 13.777 30.398 4.604 5.614 10.275
Interieur casco 10.801 10.892 4.473 3.707 4.402 6.858
Interieur (vast) 34.067 21.449 25.251 13.085 5.313 15.666
Afvoeren 564 630 1.155 433 494 552
Totaal 204.594 237.983 168.556 119.621 82.097 146.597
Kosten (totaal) Rijksmonumenten Gemeentelijke monumenten
Kerken Overige Kerken Scholen Overige Totaal
Terrein - - - - 63.533 63.533
Fundering/onderbouw 4.635.443 8.193.443 72.213 788.171 17.298.602 30.987.873
Gesloten gevels 4.856.418 20.385.067 649.175 1.242.219 28.859.776 55.992.655
Open gevels 1.637.816 19.499.513 379.156 3.924.032 19.993.426 45.433.942
Geveluitrusting 85.073 3.256.622 29.170 31.147 2.765.219 6.167.231
Daken algemeen 916.701 4.888.219 586.745 273.045 6.107.150 12.771.861
Dakuitrusting 1.397.358 4.050.517 486.364 294.684 6.360.790 12.589.713
Interieur casco 918.081 3.202.307 71.573 237.242 4.987.519 9.416.722
Interieur (vast) 2.895.679 6.306.059 404.023 837.448 6.019.788 16.462.997
Afvoeren 47.932 185.295 18.478 27.735 560.263 839.703
Totaal 17.390.500 69.967.043 2.696.898 7.655.723 93.016.066 190.726.230
Rijksmonumenten, Kerken B
Subsidiabel Ja Nee Toestemming ijla
Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar
10 jaar Totaal ge
Onderhoud 19.311 5.522 2.504 1.942 - - 2.458 737 - 32.474
---
Herstel 24.066 6.757 4.293 9.962 13.953 23 47 - - 59.100
Restauratie 72.480 29.649 10.506 386 - - - - - 113.020
. G
Subtotaal 115.857 41.928 17.302 12.290 13.953 23 2.504 737 -
em
Totaal 175.087 26.266 3.241 204.594 idd
Rijksmonumenten, Overige eld
Subsidiabel Ja Nee Toestemming e
Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar
10 jaar Totaal he
Onderhoud 17.228 15.977 8.153 1.105 80 - 933 1.749 91 45.317
rs
Herstel 28.053 25.137 2.741 8.447 18.833 1.855 1.087 73 - 86.225
te
Restauratie 57.534 40.519 8.388 - - - - - - 106.441
lbe
Subtotaal 102.816 81.632 19.282 9.552 18.913 1.855 2.021 1.822 91
---
Totaal 203.730 30.320 3.933 237.983 oefte
Gemeentelijke monumenten, Kerken p
Subsidiabel Ja Nee Toestemming e
Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar
10 jaar Totaal r m
Onderhoud 12.381 2.295 4.628 4.444 - - 3.671 779 - 28.200
on
Herstel 20.714 19.153 2.511 8.889 1.667 11.311 - - - 64.245
---
Restauratie 45.559 21.506 9.046 - - - - - - 76.111
---
---
Subtotaal 78.655 42.955 16.185 13.333 1.667 11.311 3.671 779 -
---
Totaal 137.794 26.311 4.451 168.556 t, vo
Gemeentelijke monumenten, Scholen lle
Subsidiabel Ja Nee Toestemming d
Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar
10 jaar Totaal ig u
Onderhoud 34.302 7.305 6.546 147 - - 1.114 552 774 50.740
itg
Herstel 7.225 4.466 743 3.627 4.000 - - - - 20.061
---
Restauratie 18.110 26.810 3.900 - - - - - - 48.820
sp
Subtotaal 59.636 38.582 11.189 3.774 4.000 - 1.114 552 774
lits
Totaal 109.407 7.774 2.440 119.621 t
Gemeentelijke monumenten, Overige
Subsidiabel Ja Nee Toestemming
Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar
10 jaar Totaal
Onderhoud 7.822 5.909 4.188 89 327 - 43 569 - 18.947
Herstel 5.773 9.989 462 3.127 6.264 528 47 - - 26.190
Restauratie 18.346 12.058 6.523 - - 33 - - - 36.960
Subtotaal 31.942 27.956 11.174 3.216 6.591 561 90 569 -
Totaal 71.071 10.367 658 82.097
Alle monumenten
Subsidiabel Ja Nee Toestemming
Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar
10 jaar Totaal
Onderhoud 15.742 8.151 5.123 802 159 - 937 865 126 31.905
Herstel 14.687 12.390 1.754 5.769 9.907 1.054 269 16 - 45.846
Restauratie 37.527 23.860 7.377 67 - 14 - - - 68.846
Subtotaal 67.956 44.401 14.254 6.638 10.066 1.068 1.207 881 126
Totaal 126.610 17.772 2.214 146.597
Rijksmonumenten, Kerken B
Subsidiabel Ja Nee Toestemming ijla
Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar
10 jaar Totaal ge
Onderhoud 1.641.472 469.375 212.807 165.058 - - 208.892 62.659 - 2.760.264
---
Herstel 2.045.570 574.324 364.896 846.738 1.186.047 1.977 3.953 - - 5.023.506
Restauratie 6.160.790 2.520.147 892.979 32.814 - - - - - 9.606.731
. T
---
Subtotaal 9.847.832 3.563.847 1.470.682 1.044.610 1.186.047 1.977 212.846 62.659 -
ta
Totaal 14.882.362 2.232.634 275.505 17.390.500 le h
Rijksmonumenten, Overige e
Subsidiabel Ja Nee Toestemming rste
Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar
10 jaar Totaal lb
Onderhoud 5.065.162 4.697.233 2.397.042 324.897 23.573 - 274.371 514.206 26.727 13.323.212
eh
Herstel 8.247.644 7.390.197 805.736 2.483.498 5.536.822 545.236 319.658 21.382 - 25.350.174
oe
Restauratie 16.914.982 11.912.482 2.466.193 - - - - - - 31.293.657
Subtotaal 30.227.788 23.999.912 5.668.971 2.808.395 5.560.395 545.236 594.030 535.588 26.727
fte v
Totaal 59.896.671 8.914.027 1.156.345 69.967.043 an
Gemeentelijke monumenten, Kerken a
Subsidiabel Ja Nee Toestemming lle m
Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar
10 jaar Totaal o
Onderhoud 198.098 36.725 74.053 71.111 - - 58.738 12.471 - 451.196
nu
Herstel 331.428 306.453 40.178 142.222 26.667 180.978 - - - 1.027.925
---
Restauratie 728.949 344.098 144.729 - - - - - - 1.217.776
en
Subtotaal 1.258.475 687.276 258.960 213.333 26.667 180.978 58.738 12.471 -
te
Totaal 2.204.711 420.978 71.209 2.696.898 n, v
Gemeentelijke monumenten, Scholen o
Subsidiabel Ja Nee Toestemming lled
Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar
10 jaar Totaal ig
Onderhoud 2.195.339 467.518 418.925 9.412 - - 71.272 35.302 49.562 3.247.330
---
Herstel 462.378 285.846 47.565 232.100 256.000 - - - - 1.283.888
itg
Restauratie 1.159.016 1.715.861 249.628 - - - - - - 3.124.505
es
Subtotaal 3.816.733 2.469.225 716.118 241.512 256.000 - 71.272 35.302 49.562
---
Totaal 7.002.076 497.512 156.136 7.655.723 litst
Gemeentelijke monumenten, Overige
Subsidiabel Ja Nee Toestemming
Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar
10 jaar Totaal
Onderhoud 8.862.662 6.694.588 4.745.095 100.593 370.607 - 48.624 644.328 - 21.466.497
Herstel 6.540.956 11.317.714 523.847 3.542.690 7.097.133 598.266 52.944 - - 29.673.551
Restauratie 20.786.503 13.661.811 7.390.644 - - 37.061 - - - 41.876.019
Subtotaal 36.190.120 31.674.114 12.659.587 3.643.283 7.467.741 635.327 101.568 644.328 -
Totaal 80.523.820 11.746.351 745.895 93.016.066
Alle monumenten
Subsidiabel Ja Nee Toestemming
Periode 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar 0-2 jaar 2-5 jaar 5-10 jaar
10 jaar Totaal
Onderhoud 17.962.732 12.365.440 7.847.923 671.071 394.181 - 661.897 1.268.965 76.290 41.248.499
Herstel 17.627.975 19.874.535 1.782.223 7.247.248 14.102.668 1.326.457 376.556 21.382 - 62.359.044
Restauratie 45.750.240 30.154.399 11.144.173 32.814 - 37.061 - - - 87.118.687
Subtotaal 81.340.948 62.394.374 20.774.319 7.951.134 14.496.849 1.363.518 1.038.453 1.290.347 76.290
Totaal 164.509.641 23.811.501 2.405.089 190.726.230
---- --
Restauratie achterstand Amsterdamse monumenten zorgelijk
Veel Amsterdamse monumenten zijn dringend toe aan herstel en restauratie. Dit blijkt uit onderzoek van Keurhuis Nederland BV in opdracht van Bureau Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam. Het gaat om in totaal 1592 monumenten met elk een gemiddelde restauratiebehoefte van E 300.000,-. Op dit moment is er te weinig geld om zelfs te kunnen voldoen aan de meest urgente achterstanden.
Het onderzoek toont aan dat de totale herstelbehoefte vanuit het oogpunt van monumentenzorg (zowel panden als monumentaal interieur) E 164,51 miljoen bedraagt. 45% hiervan is een rijksmonument terwijl zij slechts 24% van de onderzochte monumenten uitmaken.
De overige 55% betreft gemeentelijke monumenten, zoals woonhuizen, boerderijen, bruggen/sluizen (50%), en kerken en scholen (5%). De gemiddelde kosten voor het herstel van rijksmonumenten zijn relatief hoog in vergelijking met gemeentelijke monumenten. De kleinste restauratie bedraagt E 25.000, de duurste E 900.000. Ongeveer de helft van de herstelbehoefte is zeer urgent.
Volgens de methodiek die het rijk hanteert bij het wegwerken van landelijke restauratieachterstanden mag na 2010 de achterstand niet meer dan 10% van het totaal bedragen. Voor Amsterdam houdt dat in dat er in de komende twee jaar voor in totaal E 10,8 miljoen ingrijpende restauraties moeten worden aangepakt, waarvan E 7,3 miljoen voor rijksmonumenten en E 3,5 miljoen voor gemeentelijke monumenten.
Tjeerd Herrema (wethouder Monumenten): "Het onderzoek onderstreept eens en te meer de noodzaak tot het oprichten van een Amsterdams Restauratie Fonds (ARF). Daarnaast zijn de resultaten voor mij aanleiding om het rijk aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid voor de Amsterdamse rijksmonumenten die nu binnen de bestaande rijksregeling voor instandhouding van monumenten (BRIM) onvoldoende of niet aan bod komen. Het gaat om ons erfgoed, dat moeten we niet laten verslonzen."
Amsterdam stelt elk jaar geld beschikbaar uit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing voor monumentenzorg. Eigenaren van monumentale panden kunnen hieruit een subsidie aanvragen. Het in leven roepen van een Amsterdams Restauratie Fonds (ARF) kan met name eigenaren van gemeentelijke monumenten en in het bijzonder de particuliere eigenaren waarvoor nu geen regeling is, helpen. In de begroting van 2009 is voorlopig E 3 miljoen opgenomen voor monumentenzorg. E1,4 miljoen hiervan is bestemd voor een Amsterdams Restauratie Fonfs. Verder is er nog E 6 ton beschikbaar uit het Nationaal Restauratiefonds.
Zodra de gemeenteraad heeft ingestemd met de in de begroting van 2009 opgenomen voorstellen, zal de wethouder op korte termijn een uitwerkingsvoorstel voor het ARF aan het college van B&W voorleggen. Het onderzoek wordt op 12 november 2008 behandeld in de Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Dienstverlening, Volkshuisvesting en Monumenten.
Pb-215