Gepubliceerd op 5 november 2008
Chatten met 'peers' helpt jongeren met sociaal-emotionele problemen
Leeftijdsgenoten geven gedegen sociale steun
Gepubliceerd op 5 november 2008
Jongeren met sociaal-emotionele problemen vinden steun in
chatgesprekken met leeftijdgenoten, ook bij ernstige problemen zoals
geweld en automutilatie. Dat blijkt uit een evaluatie door Ruben
Fukkink, onderzoeker bij het SCO-Kohnstamm Instituut van de
Universiteit van Amsterdam.
Fukkink onderzocht het effect van de zogeheten SHare In Trust-pilot,
kortweg SHIT. Op www.shit.nl, een idee dat is bedacht door twee
jongeren en dat is uitgewerkt door Bureau Jeugdzorg Utrecht met steun
van de Kindertelefoon, kunnen jongeren over hun sociaal-emotionele
problemen chatten met leeftijdsgenoten. Deze peers volgen een
middelbare schoolopleiding (havo/vwo) of een mbo-opleiding. Na een
basistraining, waarbij de jongeren leren hoe ze een goed gesprek
kunnen voeren, draaien ze chatdiensten op www.shit.nl onder
begeleiding van een professionele coördinator.
Allesbehalve eenvoudig
Uit het onderzoek van Fukkink blijkt dat de hulp die de peers tijdens
de chatgesprekken bieden, bijdraagt aan het welbevinden van de
jongeren die steun zoeken. Daarnaast verminderen de chatgesprekken de
ervaren ernst van de besproken problemen en neemt de ervaren stress
bij de hulpzoekende jongeren af. Ook bleek uit het onderzoek dat de
jonge vrijwilligers op verschillende manieren leeftijdsgenoten kunnen
helpen met emotionele steun, maar ook adviezen, tips en verwijzingen.
`Opvallend', vindt Fukkink, `aangezien de bezoekende jongeren vaak
ernstige problemen van psychosociale aard bespreken. De peers staan
dan ook voor een allesbehalve eenvoudige taak.'
De onderzochte gesprekken gingen in de meeste gevallen over geweld
(23%, aanranding of ander fysiek geweld) en relaties (21%). Daarnaast
kwamen emotionele problemen, problemen in de thuissituatie,
automutilatie, seksualiteit en lichamelijke problemen aan de orde.
Andere contexten
Het onderzoek kent een aantal beperkingen, geeft Fukkink toe. `We
hebben te maken met een kleinschalige setting met een beperkt aantal
vrijwilligers - we onderzochten gesprekken van 10 vrijwilligers met 78
hulpzoekende jongeren. Als de methodiek uitgebreider is
geïmplementeerd en we ook meer gesprekken kunnen volgen, hebben we een
bredere basis om conclusies te trekken.' Daarnaast is het lastig om de
effecten en ervaringen van jongeren te onderzoeken in een zeer
uitgebreide onderzoeksopzet. `We kunnen uiteraard korte, gevalideerde
vragenlijsten gebruiken om het effect van de chatsessies te meten,
maar het is bijvoorbeeld lastig om een controlegroep te vormen die een
relevante vergelijking mogelijk maakt.'
Toch suggereren de eerste positieve resultaten dat het interessant is
om de peer-methodiek ook in andere contexten te verkennen, denkt
Fukkink. `We zouden de steun van peer-vrijwilligers kunnen aanbieden
op een site die is ingedeeld in een aantal concrete problemen zoals
scheiding, drugsgebruik en automutilatie. Jongeren kunnen op deze
manier gemakkelijker de onderwerpen selecteren die aansluiten bij hun
belevingswereld.'
Aanvulling op andere vormen van hulpverlening
Niet alleen jongeren, maar ook deskundigen zien de mogelijkheden van
ondersteuning via internet, weet Fukkink. `Chatten is immers een
laagdrempelig medium dat aansluit op de behoeften van jongeren in deze
tijd. Het internet lost zeker niet alle problemen op. Maar het is voor
veel problemen wel een mooie aanvulling op andere vormen van
hulpverlening.'
Verwijzingen
Homepage www.shit.nl
Auteur(s)
Bron: FMG Communicatie
Universiteit van Amsterdam