NZa-onderzoek inkoopvoordelen en praktijkkosten farmacie
Reactie KNMP op NZa-onderzoek inkoopvoordelen en praktijkkosten farmacie
04 november 2008
De KNMP heeft op 3 november laat in de middag het eindrapport
'Onderzoek inkoopvoordelen en praktijkkosten farmacie' van de NZa
ontvangen. Zoals in een eerste reactie aangekondigd volgt hierbij een
uitgebreidere reactie op de onderzoeksresultaten. De KNMP heeft
intussen gelegenheid gehad het eindrapport van de NZa te bestuderen,
tezamen met de twee onderliggende onderzoeksrapporten van Conquaestor,
die zijn gebaseerd op gegevens van 2007. De analyse van de KNMP op de
hoofdpunten van het onderzoek volgt hieronder.
Inkoopvoordelen: niets nieuws
Eerdere onderzoeken zijn gedaan door Conquaestor (NZa-rapport 2007) en
KPMG (2008, in opdracht van het ministerie van VWS). Beide resultaten
zijn geëxtrapoleerd naar latere jaren, waarbij voor 2007 de
inkoopvoordelen op geneesmiddelen die vallen onder de Wet
Marktordening Gezondheidszorg (WMG) voor de openbare apotheken en
apotheekhoudende huisartsen gezamenlijk zijn berekend op
respectievelijk 769 en 761 miljoen euro. De NZa komt nu op 827
miljoen, maar dit bedrag moet nog gecorrigeerd worden. De NZa heeft
namelijk geen onderzoek gedaan naar de inkoopvoordelen op
specialistische geneesmiddelen (zogeheten unieke leveringen buiten de
reguliere openbare apotheek). Bij gebrek aan gegevens veronderstelt de
NZa dat de kortingen op specialistische geneesmiddelen gelijk zijn aan
de kortingen op het reguliere assortiment: 19,9 %. KMPG-onderzoek
heeft uitgewezen dat op unieke leveringen geen korting wordt verleend.
Na correctie komt het totaal aan inkoopvoordelen op 774 miljoen euro
en is daarmee vrijwel identiek aan de uitkomsten van eerdere
onderzoeken. Kortom geen nieuws aan de kant van de inkoopvoordelen,
voor zover het 2007 betreft. In 2008 zijn de inkoopvoordelen bovendien
drastisch gedaald door de invoering van het prefentiebeleid. Het
onderzoek heeft hierover geen nieuwe feiten aan het licht gebracht.
Praktijkkosten: grove onderschatting
Aan de kant van de praktijkkosten is er meer aan de hand. De KNMP is
verbijsterd over de manier waarop dit onderzoek is uitgevoerd door de
NZa: a) een deel van de kosten is niet meegeteld, b) overige inkomsten
worden te hoog ingeschat, c) er vindt achteraf selectie van de
onderzoekspopulatie plaats, d) de actuele situatie wordt niet correct
ingeschat.
Niet alle kosten worden meegenomen
Apotheken maken kosten voor emballage (verpakking), spillage
(houdbaarheidstermijnen, restanten, prijsverlaging op voorraad) en
investeringen in het pand. Deze kosten neemt de NZa niet in
ogenschouw. In het voorjaar en in juli 2008 heeft de KNMP hier al op
gewezen. Het betreft een bedrag van structureel 50.000 tot 55.000 euro
per apotheek per jaar.
Te veel kosten toegerekend aan overige inkomsten
Naast de inkomsten op WMG-geneesmiddelen hebben apotheken inkomsten op
de verkoop van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen die niet onder
de WMG vallen. Deze inkomsten trekt de NZa van de praktijkkosten af.
De NZa beschikt echter niet over onderzoeksgegevens. Op basis van niet
doorzichtige aannames gaan de onderzoekers uit van 78.000 euro per
apotheek per jaar. Op basis van aflevergegevens en de contractueel
tussen zorgverzekeraars en apothekers overeengekomen prijzen bedragen
de feitelijke inkomsten in 2007 slechts 34.000 euro, een verschil van
44.000 euro per apotheek. Uit recent onderzoek blijkt dat deze
inkomsten in 2008 verder dalen (met ongeveer 20.000 euro per apotheker
per jaar) vanwege aangescherpte afspraken tussen verzekeraars en
apothekers.
Selectie achteraf van de onderzoekspopulatie
Van de 147 apotheken die volgens de onderzoekers van Conquaestor
bruikbare gegevens hebben opgeleverd, heeft de NZa er slechts 47
gebruikt voor extrapolatie van de resultaten naar 2008 en 2009 (32%).
De NZa laat relatief dure voorzieningen zoals dienstapotheken buiten
beschouwing. Apotheken met een gecertificeerd kwaliteitssysteem maken
volgens de onderzoekers meer kosten. Hierop wil de NZa niet de
vergoeding van de apotheek baseren. De NZa houdt met deze opstelling
onvoldoende rekening met het borgen van kwaliteit in de zorg.
Actualiteit
De onderzoeken leveren geen nieuwe feiten over de marktsituatie na
invoeren van het individueel preferentiebeleid op 1 juli 2008. Hoewel
de NZa in de inleiding van het eindrapport aangeeft zich uitsluitend
te baseren op `facts and figures', bedient de NZa zich bij het
ontbreken van cijfers op aannames die dubieus zijn en niet te
verifiëren. Zo stelt de NZa dat het preferentiebeleid op jaarbasis
slechts 80.000 euro aan inkoopvoordelen per apotheek zou schelen. Uit
openbare gegevens van prijzen en volumes blijkt dat dit een bedrag van
175.000 euro per apotheek per jaar is. Dit is een verschil van
structureel 95.000 euro.
Door niet onderbouwde aannames, door slechts een selectie van de
onderzoeksgegevens te gebruiken en door onjuiste gegevens ontstaat een
onjuiste weergave. Het onderzoek steunt eenvoudigweg niet op voldoende
feiten, want de praktijkkosten vallen tenminste 50.000 euro hoger uit,
de inkomsten uit niet-recept geneesmiddelen vallen tenminste 44.000
euro lager uit en de impact van het prefentiebeleid op de
inkoopvoordelen wordt voor 95.000 euro onderschat. Al met al een
verschil van bijna 190.000 euro met de cijfers en aannames van de NZa.
Het rapport levert de NZa dus bij goede beschouwing geen argumenten om
de uitspraak van de voorzieningenrechter te weerleggen: de claw back
is terecht geschorst en het kostendekkend tarief moet op korte termijn
worden vastgesteld.
Over vergoeding en kosten wil de KNMP in gesprek met alle partijen,
ook met het ministerie, de Tweede Kamer, zorgverzekeraars en de NZa.
Onderzoek kan daarbij helpen. Maar dat onderzoek moet dan de complete
en juiste feiten opleveren. Alleen dán kunnen de gesprekken een
resultaat opleveren, een resultaat dat uiteindelijk de patiënt ten
goede komt.
Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie