24.9). Voor heel 2008 wordt het aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvang geraamd op ongeveer 500 duizend huishoudens, dit zal naar verwachting oplopen tot ca. 630 duizend huishoudens in 2013.
69302a.doc 78/83
292 Wat is de rekensom op basis waarvan is becijferd wat de gemiddelde uurprijs is? 2
---
---
De kengetallen uit tabel 24.10 zijn afkomstig uit de maandelijkse beleidsinformatie van de Belastingdienst/Dienst Toeslagen. Hierin is het gemiddelde genomen van de door de ouders opgegeven uurprijs uit hun contract met de aanbieder.
293 Hoe groot is de tegenvaller als de gemiddelde uurprijs in 2009 hoger ligt dan 5,80 euro als deze 2 stijgt met 4% en als deze stijgt met 8%? 0
---
Indien de werkelijk vergoede uurprijs in 2009 uitgaat boven de aan de begroting ten grondslag liggende uurprijs kan er zich een tegenvaller op de uurprijs voordoen. Deze treedt echter alleen op indien en voor zover dit verschil groter is dan de loon- en prijsbijstelling 2009 die volgend jaar aan de begroting wordt toegevoegd. Aangezien er nu geen inzicht bestaat in de omvang van de loon- en prijsbijstelling 2009, is de vraag naar de omvang van de tegenvaller bij een stijging met 4% respectievelijk 8% niet te beantwoorden.
294 Hoeveel gaan de inkomensgroepen minimum, modaal, 1,5 keer modaal, twee keer modaal en drie 2 keer modaal in euro's en procentueel er op achteruit als de gemiddelde uurprijs wel stijgt met 4%, 0 dan wel 8%? 7
In onderstaande tabel wordt aangegeven welke extra kosten per afgenomen uur voor ouders optreden ten gevolge van de bevriezing van de maximum uurprijs. Omdat de relatieve achteruitgang in besteedbaar inkomen afhankelijk is van het aantal afgenomen uren, en dit aantal per aanvrager sterk verschilt, heb ik deze niet in beeld gebracht. Gezien de marges in de sector verwacht ik dat de effecten van de bevriezing van de maximum uurprijs via efficiencyverbetering voor rekening van de ondernemers komen en dat de stijging van de gemiddelde uurprijs niet boven de maximum uurprijs zal uitkomen.
Tabel 1: Extra kosten ouders per afgenomen uur kinderopvang ten gevolge van bevriezing maximum uurprijs 2009
Eerste kind Tweede en volgende kind Gezins- Uurprijs t/m Uurprijs Uurprijs Uurprijs Uurprijs Uurprijs inkomen 6,10 6,26 1) vanaf t/m 6,26 1) vanaf 6,33 6,10 6,33 (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7)
Minimum 0,00 0,15 0,22 0,00 0,15 0,22 Modaal 0,00 0,14 0,20 0,00 0,15 0,22
1,5 x modaal 0,00 0,13 0,18 0,00 0,15 0,22
2 x modaal 0,00 0,11 0,16 0,00 0,15 0,22
3 x modaal 0,00 0,07 0,11 0,00 0,15 0,21
1) de extra kosten bij een uurprijs tussen 6,10 en 6,33 liggen tussen de 0,- en het voor het desbetreffende gezinsinkomen in kolom 4 (eerste kind) respectievelijk kolom 7 (tweede en volgende kind) opgenomen bedrag in. Voor deze tussenliggende uurprijzen zijn de extra kosten 69302a.doc 79/83
alleen uitgewerkt voor het voorbeeld van 6,26.
Als toelichting het volgende.
De kostenontwikkeling die voor ouders van 2008 naar 2009 optreedt, is deels het gevolg van beleidsmatige ingrepen (wijziging ouderbijdragetabel en bevriezing maximum uurprijs) en deels het gevolg van voor de overheid autonome ontwikkelingen (wijziging gemiddelde uurprijs, inkomensontwikkeling ouders, verschuiving van inkomenscategorie in ouderbijdragetabel). Evenals in de vorige jaren, laat ik de autonome ontwikkelingen buiten beschouwing bij het bepalen van de meerkosten die voor ouders optreden. Over de effecten van de aanpassing van de ouderbijdragetabel heb ik u al eerder geïnformeerd. Ik beperk me hier dan ook tot de mogelijke gevolgen die de bevriezing van de maximum uurprijs heeft voor de kosten van ouders. Indien de uurprijs voor een ouder stijgt naar 6,03 (104% van 5,80), zit deze uurprijs nog onder de bevroren maximum uurprijs van 6,10 en treden er in vergelijking met een situatie waarin de maximum uurprijs 2009 wel was geïndexeerd geen meerkosten voor de ouder op (tabel 1, kolom 2 en 5).
Indien de uurprijs voor een ouder stijgt naar 6,26 (108% van 5,80), zit deze uurprijs 0,16 boven de bevroren maximum uurprijs. Dat betekent dat ten gevolge van de bevriezing deze 0,16 per uur voor alle inkomensgroepen volledig door de ouder zelf moet worden gedragen, terwijl deze ouder in de situatie dat de uurprijs wel was geïndexeerd slechts een deel van deze kosten zou hebben gedragen. De extra kosten ten gevolge van de bevriezing zijn dus gelijk aan de weggevallen toeslag over 0,16 per uur (tabel 1, kolom 3 en 6).
In vraag 273 wordt gevraagd naar de meerkosten bij een uurprijs van 6,35. Deze uurprijs zit 0,25 boven de bevroren maximum uurprijs; dit deel komt voor alle inkomensgroepen geheel voor rekening van de ouder. Indien de uurprijs 2009 wel was geïndexeerd, was deze vastgesteld op 6,33. Bij een uurprijs van 6,35 was in dat geval 0,02 bij alle inkomensgroepen geheel voor rekening van de ouder gekomen en was over 0,23 een toeslag verstrekt. Per saldo ontstaan hiermee alleen bij een stijging van 6,10 tot 6,33 extra kosten ten opzichte van de situatie waarin wel was geïndexeerd. De ouder moet nu deze 0,23 per uur geheel zelf dragen, terwijl deze anders slechts een deel van deze kosten zou hebben gedragen. De extra kosten ten gevolge van de bevriezing zijn dus gelijk aan de weggevallen toeslag over 0,23 per uur (tabel 1, kolom 4 en 7).
295 Op basis waarvan schat u dat volgend jaar de gemiddelde uurprijs niet zal stijgen? 2
---
---
In "Tabel 24.10 Kengetallen" staat zowel bij 2008 als bij 2009 dezelfde gemiddelde uurprijs opgenomen ( 5,80). Daarbij is in de voetnoot vermeld dat de uurprijs 2009 is geschat op basis van de aanname dat de gemiddelde uurprijs niet zal stijgen. Met deze opstelling werd bedoeld te zeggen dat vanwege de vergelijkbaarheid voor 2009 dezelfde uurprijs is opgenomen als voor 2008. Door dat te doen, geven de verschillen tussen de in de tabel opgenomen ouderbijdragen 2008 en 2009 immers zuiver het effect weer van de wijziging in de ouderbijdragetabel die ik met ingang van 2009 doorvoer.
296 Wat betekent het dat het bedrag van 10 miljoen euro dat in 2011 voor een nieuwe impuls voor 2 emancipatiebeleid beschikbaar komt, indicatief is? Welke overwegingen liggen aan dat indicatieve karakter ten grondslag? Van welke factoren zal het afhangen of het bedrag hoger of lager uitvalt? 0
In deze kabinetsperiode lopen de enveloppemiddelen voor emancipatie van 2 miljoen in 2008,
4 miljoen in 2009, 8 miljoen in 2010 en 10 miljoen in 2011. De tranche voor 2009 is aan de begroting van OCW toegevoegd. De resterende tranches staan op een aanvullende post van het Rijk gereserveerd. Over de toekenning van de bedragen wordt jaarlijks bij Voorjaarsnota besloten, daarom spreken we hier nog over een indicatief bedrag van 10 miljoen. 69302a.doc 80/83
297 Vindt er ook in 2009 een review van de behaalde resultaten van het emancipatiebeleid plaats? Zo 2 ja, in welke vorm zal dit dan geschieden? Zo neen, waarom niet?
---
Begin 2008 is de Tweede Kamer geïnformeerd (Tweede Kamer, 2008, 30420, nr. 112) over de verschillende voorgenomen monitoringsmomenten en -vormen. Waar het gaat om de toetsing van de algemene voortgang op het terrein van emancipatie in Nederland (`de stand in het land') wordt tweejaarlijks de Emancipatiemonitor opgesteld. De publicatie van de eerstvolgende uitgave van de Emancipatiemonitor is voorzien voor begin 2009. Waar het gaat om het emancipatiebeleid op de departementen is afgesproken dat het kabinet in 2010 een midterm review uitvoert. Deze review wordt door de departementen zelf uitgevoerd, gaat in op de resultaten die behaald zijn in de kabinetsperiode tot op dat moment, en bevat een verkenning van nieuwe kansen.
De Minister voor Emancipatie levert op die onderdelen waarop hij samenwerkt en / of waarop hij zelf het voortouw heeft genomen, jaarlijks een rapportage aan de Tweede Kamer.
298 Rekent u de inzet van middelen niet eveneens tot de factoren die van invloed zijn op het behalen 2 van de algemene doelstelling?
---
Als externe factoren van invloed op het behalen van de algemene doestelling is genoemd: bestuurlijke inzet, individuele en collectieve initiatieven en maatschappelijk draagvlak. Uiteraard is de beschikbaarheid van middelen ook van invloed. Bij het formuleren van de instrumenten en het ambitieniveau is het beschikbare budget als uitgangspunt genomen.
299 Zijn er al nieuwe cijfers bekend over het percentage economisch zelfstandige vrouwen, aangezien 2 het laatste cijfer dateert van 2004?
Nee, er zijn nog geen nieuwe cijfers bekend. Het laatste cijfer is afkomstig uit de emancipatiemonitor 2006. Begin 2009 wordt de emancipatiemonitor verwacht en hierin zullen nieuwe cijfers voor het percentage economische zelfstandige vrouwen worden gepubliceerd.
300 Wat wil het precies zeggen dat vanaf 2010 `de oploop op de aanvullende post bij Financiën 2 gereserveerd.' Wat zijn de consequenties voor de zekerheid van het budget?
In deze kabinetsperiode lopen de enveloppemiddelen voor emancipatie van 2 miljoen in 2008, 4 miljoen in 2009, 8 miljoen in 2010 en 10 miljoen in 2011. De tranche voor 2009 is aan de begroting van OCW toegevoegd. De resterende tranches staan op een aanvullende post van het Rijk gereserveerd. Over de toekenning van de bedragen wordt jaarlijks bij Voorjaarsnota besloten. Met de (on)zekerheid is rekening gehouden door voor deze bedragen nog geen verplichtingen aan te gaan.
301 Waaruit bestaan de ontvangsten van 84 miljoen euro in tabel 25.2 `Budgettaire gevolgen van 2 beleid'?
---
Het bedrag van 84.000 heeft betrekking op de in 2007 gerealiseerde ontvangsten als gevolg van lager vastgestelde subsidies.
69302a.doc 81/83
302 Hoe gaat u met de departementen in nationaal en internationaal beleid afspraken maken over 2 (homo)emancipatie? Welke voorbeelden kunt U noemen?
---
Op het gebied van homo-emancipatie worden regelmatig afspraken gemaakt in de Interdepartementale Werkgroep Overheidsbeleid en Homoseksualiteit en met de departementen afzonderlijk, zoals bij de beantwoording van Kamervragen. Interdepartementaal worden afspraken gemaakt over de periodieke rapportage aan de Tweede Kamer. Met Buitenlandse Zaken wordt de steun aan internationale homo-emancipatieprojecten afgestemd. Ook activiteiten van WWI en OCW op het gebied van `bespreekbaar maken van homoseksualiteit' worden waar nodig op elkaar afgestemd, zodat die activiteiten elkaar kunnen versterken. Met Defensie, VWS en Binnenlandse Zaken worden bijvoorbeeld afspraken gemaakt over mijn begrotingsbijdrage aan de bevordering van sociale acceptatie van homoseksuelen op de terreinen: krijgsmacht, sport en politie. Justitie stemt met mijn departement het beleid af over lesbische meemoeders en interlandelijke adoptie door homoseksuelen.
303 Kunt u een voorbeeld geven van (homo)emancipatie in internationaal beleid? 2
---
De kabinetsnota van Buitenlandse Zaken over het Nederlands mensenrechtenbeleid is voor het thema `homorechten' met mijn departement afgestemd.
304 Hoe zijn de subsidieplafonds van de subsidieregeling emancipatieprojecten vastgesteld? Hoe 2 wordt onderzocht of met deze subsidies de beoogde doelstellingen worden behaald?
---
De subsidieplafonds zijn vastgesteld op basis van afspraken over de Kennisinfrastructuur. De benodigde middelen zijn vastgesteld op basis van ervaringsgegevens en evaluatieonderzoek.
305 Waarom streeft u, blijkens tabel 25.5 `Meetbare gegevens' naar een afname van het aantal 2 bestuurlijke afspraken met gemeenten over emancipatiebeleid?
---
In 2008 zijn de streefwaarden voor 2011 vastgesteld. Op sommige terreinen wordt een beter resultaat behaald dan verwacht. Om de voortgang ten opzichte van oorspronkelijke ambities goed zichtbaar te maken worden de streefwaarden niet voortijdig omlaag, dan wel omhoog bijgesteld. Er wordt uiteraard niet gestreefd naar afname van het aantal bestuurlijke afspraken.
306 Wat is de stand van zaken inzake de uitvoering van de motie-Peters over billijke en rechtvaardige 2 291 afspraken over vergoedingen voor gebruiksrechten10? 8
---
De publieke omroep heeft een bijzondere verantwoordelijkheid om redelijke en realistische contracten met onafhankelijke programmamakers te sluiten. Deze makers verkeren vaak in een zwakke(re) onderhandelingspositie ten opzichte van de publieke omroep. Het kabinet onderzoekt nog of hun positie versterkt kan worden door een wettelijke regeling voor het auteurscontracten- recht. Daarnaast is het nodig dat de publieke omroep redelijke en realistische contracten met hen afsluit voor multimediaal gebruik van hun rechten op programmamateriaal. Dit is de publieke omroep aan zijn bijzondere status verplicht. Over dit rechtenbeleid voert de publieke omroep momenteel overleg met de (vertegenwoordigers van) rechthebbenden. Hoofdlijn is daarbij te
10 Kamerstuk 31 356, nr. 43
69302a.doc 82/83
komen tot een eenduidig rechtenbeleid op basis van een aantal modelcontracten. Dit geeft makers duidelijkheid vooraf. Naar ik heb begrepen is het overleg in een vergevorderd stadium en kunnen de afspraken, met onder andere de OTP (vereniging onafhankelijke producenten), naar verwachting dit najaar in een convenant worden vastgelegd. De Kamer wordt nader geïnformeerd zodra de uitkomsten van de onderhandelingen bekend zijn.
307 Is het streven om het beloningsverschil bij de overheid uit te bannen, inmiddels geïmplementeerd? 2
---
---
Het ministerie van BZK zal in overleg met het ministerie van OCW en de sectorwerkgevers bij de overheid onderzoek starten naar beloningsverschillen op sectoraal niveau en de daaraan ten grondslag liggende factoren. De beschikbare cijfers over beloningsverschillen bij de overheid zijn op dit moment namelijk op een zodanig geaggregeerd niveau beschikbaar dat zij nauwelijks aanknopingspunten bieden voor gericht beleid op het niveau van de sectoren bij de overheid. De uitkomsten van bovenstaand aangekondigd onderzoek worden in de loop van 2009 verwacht en met sectorwerkgevers besproken met het oog op aanvullend beleid. Ook zullen deze uitkomsten worden toegezonden aan de Kamer.
308 Op welke wijze en in welke mate is tot dusver door regionale omroepen gebruik gemaakt van het 2 programmaversterkingsbudget? 8
---
Het programmaversterkingsbudget is geen extern fonds. Het programmaversterkingsbudget wordt gevoed door een interne omlegging van 25% van de budgetten van de landelijke omroepverenigingen en omroeporganisaties. Het budget is bedoeld om de programmering van de landelijke publieke omroep als geheel te vervolmaken en te versterken (art 101 lid 3 en 4 Mediawet). Het programmaversterkingsbudget is volledig onderdeel van de `geld op schema' systematiek, waarbij de landelijke omroepverenigingen en -organisaties intekenen op de programmaschema's van de netten. Regionale omroepen kunnen niet direct intekenen op de programmaschema's en dat wil ik zo houden, het programmeren van de netten is met alle partijen in Hilversum al ingewikkeld genoeg. Daarbij komt dat de regionale omroepen worden gefinancierd door de provincies en niet, zoals de landelijke omroepen wel doen, kunnen bijdragen aan het programmaversterkingsbudget.
Wel ben ik voorstander van ruime samenwerking tussen de regionale omroep en de landelijke publieke omroep, waarbij partijen zakelijke afspraken maken over gezamenlijke televisieproducties. Bij deze samenwerking die in de praktijk al regelmatig voorkomt doet een landelijke publieke omroep het beroep op het versterkingsbudget. Op die manier komt dit budget ten goede aan de regionale omroepen, zonder dat daarvoor ingewikkelde afspraken moeten worden gemaakt.
Er zijn al verschillende samenwerkingsverbanden tussen de landelijke publieke omroepen en de regionale omroepen. Dit varieert van het gratis aanleveren van programma's (of delen daarvan) aan regionale omroepen, het (met gesloten beurzen) uitwisselen van programma's tot het tegen betaling uitzenden van regionale programma's, bijvoorbeeld de regionale dramaseries, op de landelijke publieke zenders.
69302a.doc 83/83