GEZONDHEIDSRAAD
GR lezing 2008
Leden en oudleden van de Gezondheidsraad, dames en heren gasten van de Raad, meneer de
DirecteurGeneraal Volksgezondheid, en meneer de DirecteurGeneraal van het RIVM. Ik heet u
mede namens het secretariaat van de Gezondheidsraad van harte welkom bij de
Gezondheidsraadlezing 2008, zo dadelijk uit te spreken door professor Roy Anderson.
Dames en heren, het onderwerp van de lezing van vandaag is grensoverschrijdend: infectieziekten,
en in het bijzonder pandemieën, storen zich niet aan grenzen, maar waren rond volgens een eigen
dynamiek, en hun bestrijding vraagt dan ook grensoverschrijdende inspanning. Het woord
grensoverschrijdend past ook voortreffelijk bij de situatie van de Gezondheidsraad anno 2008 .
Grensoverschrijdend is de werkwijze van de Gezondheidsraad: een probleemgerichte
benadering waarbij in multidisciplinair verband alle voor de volksgezondheid relevante
aandachts en beleidsvelden met elkaar worden verbonden. Denkt u bijvoorbeeld aan ons
advies over nanotechnologie dat via een brede kabinetsvisie werd opgepakt door niet minder
dan acht ministers, en aan de lopende advisering over autismespectrumstoornissen die is
aangevraagd is door vier bewindspersonen. En in het werkprogramma 2009 dat u straks mee
kunt nemen, vindt u hiervan vele andere voorbeelden. Deze voor de Gezondheidsraad al
sinds jaar en dag gebruikelijke multisectorale adviespraktijk is nu breed onderkend als de
gewenste stateoftheart in adviesland. Dat is verheugend, want met de complexiteit van de
samenleving groeit ook het belang van geïntegreerde probleemanalyses en adviezen. In dit
verband wijs ik ook op het stand komen van Kenniskamers, overlegsituaties tussen
kennisinstellingen rond de departementen, die onderling afgestemde advisering rond brede
maatschappelijke relevante thema's willen bevorderen. De Kenniskamer van VWS ligt al flink
op koers.
Het woord grensoverschrijdend past ook bij de gecombineerde advisering over de stand van
wetenschap en over het gezondheidsonderzoek, gebruikmakend van de nieuwe
mogelijkheden van de integratie van de Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO) binnen de
Gezondheidsraad. Daarmee wordt advisering over de evidence base ( de beschikbare kennis
waarop je beslissingen kunt baseren) verbonden met evidence chase: aangeven welke vragen
in het maatschappelijke belang nog beantwoord moeten worden door middel van
onderzoek. Hiermee is inmiddels al de nodige ervaring opgedaan, bijvoorbeeld in ons advies
over multipele pathologie bij ouderen. Komend voorjaar komt deze aanpak uitgebreid aan de
orde in een door de Gezondheidsraad en de RGO te houden conferentie.
Letterlijk grensoverschrijdend is onze internationale samenwerking met andere
adviesorganen, vooral in Europa, via het European Science Advice Network for Health
(EuSANH). Dat hebben wij opgezet samen met de Belgische Hoge Gezondheidsraad waarvan
de voorzitter, professor Guy de Backer, vanmiddag aanwezig is. Een groeiend aantal lidstaten
neemt deel, en er is inmiddels ook zicht op een Europese subsidie. Doel is onder meer het
versterken van de gemeenschappelijke methodologische basis voor wetenschappelijke
advisering. Daardoor wordt, naast uitwisseling van kennis en expertise, ook gezamenlijke
advisering over transnationale en Europese volksgezondheidsvraagstukken mogelijk.
Bovendien kan door onderlinge afstemming met eenzelfde hoeveelheid middelen een groter
deel van het omvangrijke adviesterrein worden bestreken. A.s. december komt EuSANH in
Den Haag bijeen om verdere stappen te doen, en het internationale belang van preventie te
bespreken.
Grensoverschrijdend tenslotte is de internationale aanpak van de externe review van de
Gezondheidsraad het afgelopen voorjaar. Daarover wat meer.
Wetenschappelijke organisaties behoren hun werkwijze en prestaties van tijd tot tijd te evalueren.
Dat houdt ze scherp, en levert handvatten op voor voortgaande verbetering. Voor de
Gezondheidsraad gaat het dan om de vraag of hij er in slaagt kwalitatief uitstekende adviezen te
blijven maken, in de pas met zowel de wetenschappelijke vooruitgang als de behoeften van beleid en
politiek. En dat over de volle breedte van de volksgezondheid.
Rond die vraag is op verzoek van de Gezondheidsraad, na een tweetal eerdere zelfevaluaties, een
externe beoordeling uitgevoerd door een commissie onder voorzitterschap van prof. dr. Douwe
Breimer. In die commissie zaten ook buitenlandse deskundigen: de voorzitter van het Institute of
Medicine, de Amerikaanse Gezondheidsraad, en een deskundige vanuit de Europese Commissie.
Daardoor was ook internationale benchmarking mogelijk.
De belangrijkste conclusie, en dat meld ik u met gepaste trots, was dat de kwaliteit en
onafhankelijkheid van de advisering van de Gezondheidsraad van het hoogste niveau zijn. Positief
beoordeeld werd ook de al genoemde integratie van de Raad voor Gezondheidsonderzoek binnen de
Gezondheidsraad, en de nieuwe kansen die daardoor zijn ontstaan voor een nog sterkere koppeling
van advisering over wat we weten en wat juist beter onderzocht moet worden. Toegejuicht werd ook
de samenwerking met Europese zusterorganen. Dit, met behoud van het voor maatwerk zo
belangrijke nationale focus, waarbij tegenwoordig ook wel over glocalisation wordt gesproken:
zoveel mogelijk internationaal delen en afstemmen, maar de specifieke nationale vraagstukken
gericht blijven behartigen.
De review commissie had ook een kritischopbouwende noot: maak extra werk van de tijdigheid van
de adviezen, kijk waar je processen vlotter kunnen met behoud van kwaliteit; juist omdat er in de
steeds snellere beleidscyclus en in de samenleving zo'n grote behoefte is aan die adviezen.
Door onze processen verder te verbeteren, nog scherpere prioritering en planning, en maatwerk qua
werkvormen, zetten wij ons in om maximaal aan deze behoefte te voldoen. Secretariaat en leiding
zijn daar volop mee bezig. Daarbij zal voor eenvoudige onderwerpen een kortere doorlooptijd
mogelijk zijn, terwijl voor complexe adviezen meer tijd gereserveerd moet kunnen worden.
Als algemene randvoorwaarde geldt: niet inleveren op kwaliteit. Maar dat is geen sinecure als je
meer kennis moet omspannen, sneller advies wil uitbrengen, en dat in een tijd van bezuiniging met
minder mensen moet doen. Het goed bedienen van commissies en hun adviesprocessen kan immers
niet zonder sterk en deskundig secretariaat. Wij zullen dan ook waar nodig steun vragen van de
minister van VWS voor de extra inspanningen om de aanbevelingen uit te voeren, en om optredende
knelpunten in het uitvoeren van onze adviestaak te kunnen oplossen.
Een interessant nieuw project vormen de door de externe review commissie voorgestelde
Gezondheidsraadfellows: jonge talentvolle wetenschappers werkzaam aan een universiteit kunnen
daarbij tijdelijk taken bij de Raad uitvoeren zodat ze zich ook kunnen bekwamen in het vertalen van
wetenschappelijke kennis in wat deze betekent voor samenleving en beleid. Zo snijdt het mes aan
twee kanten: verbreding van de scope van de jonge wetenschapper gaat gepaard met inzet ten
behoeve van de Raad, waardoor men zich bovendien kan kwalificeren als toekomstig staf of Raadlid.
De kosten voor deze fellows kunnen dan ook door Raad en bijvoorbeeld de universitaire medische
centra worden gedeeld. Wij zijn erg blij met de positieve houding van deze centra.
De Gezondheidsraad baseert zijn adviezen in de eerste plaats op een kritische beoordeling van de
wetenschappelijke literatuur, en het aanvullende expert judgment van topdeskundigen in binnen en
soms ook buitenland die zich in onze commissies inzetten voor de publieke zaak. Maar er is ook
ervaringskennis die essentieel kan zijn voor een goede probleemanalyse en advisering. Bijvoorbeeld
de kennis van de chronische patiënt die geleerd heeft effectief om te gaan met de gevolgen van zijn
ziekte en zijn zelfredzaamheid te behouden, en die vanuit de praktijk vaak ook goed zicht heeft op
kennishiaten. Zulke kennis en inzichten zijn vaak niet terug te vinden in wetenschappelijke
tijdschriften of in de hoofden van professionals. De Gezondheidsraad en de RGO hebben
verschillende methoden ontwikkeld om deze ervaringsexpertise te kunnen oogsten ten behoeve van
adviesprocessen. Hier wil ik graag mijn waardering uitspreken voor de koepels van de
patiëntenorganisaties, met wie wij vanaf 2007 jaargesprekken voeren over ons werkprogramma, de
van hun kant te leveren ervaringsexpertise, en over thema's die nodig aandacht behoeven. Die
waardering geldt ook het zuivere onderscheid dat zij maken tussen het leveren van
ervaringsdeskundigheid, en het vanuit een belangenpositie beïnvloeden van wetenschappelijke
adviezen. Dat laatste moet immers vermeden worden, en daarover zijn wij het eens.
Deze opmerking brengt mij op de recente berichtgeving als zou de Gezondheidsraad in zijn advisering
over vaccinatie tegen baarmoederhalskanker zijn beïnvloed door de vaccinindustrie, en dan nog wel
via persoonlijke betalingen. U kunt er gerust op zijn dat dat volstrekt niet aan de orde is. Mogelijk is
deze gedachte ingegeven door gebrek aan kennis over onze zorgvuldige procedures voor het
garanderen van kwaliteit en onafhankelijkheid, die ook zo positief gewaardeerd zijn door de review
commissie. Ik heb deze nog eens toegelicht in een brief aan de minister en bij de Tweede Kamer, u
kunt een en ander vinden op onze website (www.gr.nl).
Iets anders is dat wij alert moeten zijn op mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de sfeer van de
publiekprivate samenwerking, waarin ook van overheidswege onderzoekers gestimuleerd
worden om hun vindingen te vermarkten (kennisvalorisatie). In dat geval zouden zich verschillende
belangen kunnen nestelen in één zelfde wetenschappelijk hoofd. Dat zal om nieuwe methoden
vragen ter veiligstelling van onafhankelijk advisering door topdeskundigen.
Graag eindig ik met het uitspreken van mijn grote waardering voor en dank aan de Raads en
commissieleden, het secretariaat, de adviseurs, de departementen, en alle maatschappelijke partijen
die het werk van de Raad mogelijk maken en ongetwijfeld zullen blijven maken.