Nederlands Instituut voor Ecologie
29-10-2008 Hoe mossels het doen in bed
Persbericht, 29 oktober 2008
HOE MOSSELS HET DOEN IN BED
Mozaïeken in mosselbedden onderbouwen theorie voor zelforganisatie
Yerseke (Zld.) - Wanneer mossels zich vestigen op getijdenplaten, doen
ze dat niet lukraak. Een mosselbed heeft in de natuur vaak een
duidelijke ruimtelijke verdeling, waarbij de mossels zich in een
netvormig patroon hebben gerangschikt. Hoe de mossels zich
rangschikken en wat de zin daarvan is, was tot nu toe een raadsel.
Onderzoek van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) en de
Universiteiten van Utrecht, Bangor en Toulouse heeft nu aangetoond hoe
de zelforganisatie bij mossels werkt. De resultaten van dit onderzoek
worden op 31 oktober gepubliceerd in het gerenommeerde
wetenschappelijke tijdschrift Science.
Uit laboratoriumexperimenten op het NIOO-KNAW blijkt dat het gedrag
van mossels gestuurd wordt door twee eenvoudige regels: mossels worden
rustig als ze een aantal soortgenoten dichtbij zich voelen, wat
clustering in de hand werkt. Ze gaan echter weer aan de wandel als de
clusters te groot worden, omdat er dan een tekort komt aan algen - het
voedsel van de mossels. Deze eenvoudige regels zijn voldoende om de
mooie regelmatige patronen te verklaren waarin mossels in de natuur
vaak worden gevonden. Bovendien blijkt uit het onderzoek dat de
mossels hiermee zowel hun voeding als hun overlevingskansen kunnen
vergroten, iets wat niet mogelijk is in een mosselbed zonder patronen.
De zelforganisatie van mossels heeft dus grote gevolgen voor het
functioneren van het ecosysteem.
Het bewijs dat de zelforganisatie in mosselbedden is terug te voeren
op heel eenvoudige regels in het gedrag van de mossels, is niet alleen
leuk om te weten, maar ook van aanzienlijk wetenschappelijk belang.
Wiskundige ecologen hebben in de afgelopen jaren gewezen op de
mogelijkheid dat complexe ruimtelijke patronen in ecosystemen kunnen
ontstaan door eenvoudige interacties tussen organismen. Hoewel deze
theorie het denken over ecosystemen drastisch veranderde, was nog
nooit duidelijk aangetoond dat het in de natuur echt zo werkt. Het
onderzoek van een internationale groep onder leiding van de
NIOO-onderzoeker Dr. Johan van de Koppel heeft deze lacune nu dus
ingevuld.
"Leuk is dat de voorspellingen van de theorie van zelforganisatie nu
gedemonstreerd kunnen worden in een eenvoudige bak (zout) water op de
tafel van een biologieleraar van de middelbare school", zegt Johan van
de Koppel. "Tot nu toe was zelforganisatie het terrein van theoretici
en computerfreaks die met raadselachtige wiskundige modellen
fractalachtige patronen genereerden, maar die voor de typische
veldecoloog een raadsel waren." Johan van de Koppel en co-auteur Max
Rietkerk van de Universiteit Utrecht benadrukken dat veldecologen,
maar ook beleidsmakers en beheerders van ecosystemen nu niet meer om
ruimtelijke zelforganisatie heen kunnen. "Het bestaat echt, en we
dienen rekening te houden met de ontwikkeling van ruimtelijke patronen
als we ecosystemen goed willen laten functioneren".
Prof. Peter Herman, hoofd van de NIOO-onderzoeksgroep Ruimtelijke
Ecologie in Yerseke en lid van de Waddenacademie, vult aan: "Deze
studie toont aan dat fundamenteel onderzoek naar de basismechanismen
in de natuur heel belangrijk is, ook als het gaat om praktische en
politiek gevoelige problemen als mosselbedden in de Waddenzee. Onze
studie zorgt voor een frisse kijk op hoe een mosselbed werkt. Dat komt
waarschijnlijk ook van pas als we willen begrijpen waarom mosselbedden
verdwijnen of terugkomen."
Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke
Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie
centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het
land. Het Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie in Yerseke
bestudeert het leven in de zee en in estuaria. Dit centrum is
voortgekomen uit het Delta Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek,
dat in 1957 werd gesticht om de ecologische effecten van het Delta
Plan te onderzoeken.