Ministerie van Buitenlandse Zaken

Verordening Europees Ecolabel

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een communautair systeem van milieukeuren.
* Basisgegevens

* Essentie voorstel

* Subsidiariteit en proportionalteit

* Implicaties

* Nederlandse positie

Basisgegevens

Datum Commissiedocument: 25 juni 2008

Nr. Commissiedocument: COM (2008) 396 def

Pre-lex:
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197172

Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: SEC (2008) 2098,
SEC (2008) 2099, SEC (2008) 2100

Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep vennootschapsrecht. Het voorstel is als onderdeel van de `Small Business Act' in algemene zin besproken in de Informele Concurrentiekrachtraad van juli 2008.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Justitie in nauwe samenwerking met de ministeries van EZ en SZW.

Rechtsbasis: artikel 308 EG-Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: eenparigheid, raadplegingsprocedure

Comitologie: N.v.t.

Essentie voorstel

a) Korte inhoud voorstel:
Het voorstel bevat een regeling voor een Europese besloten vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal en beperkte aansprakelijkheid (Societas Privata Europaea: SPE). Deze nieuwe rechtsvorm beoogt kleine en middelgrote ondernemingen te helpen bij het uitbreiden van hun werkzaamheden naar andere lidstaten, doordat zij overal in de EU volgens dezelfde vennootschapsrechtelijke voorschriften een SPE kunnen oprichten. Het voorstel maakt onderdeel uit van de Europese Small Business Act (SBA), waarmee de Commissie de mogelijkheden van het MKB binnen de EU verder wil versterken. Het fiche over de SBA is recent naar de Kamer verzonden.

b) Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel:
Bevoegdheidsvaststelling: positief
Subsidiariteit: positief
Proportionaliteit: negatief

c) Risico's / implicaties / kansen:
Het voorstel kan leiden tot kostenbesparingen voor ondernemers met grensoverschrijdende activiteiten, bijvoorbeeld wat betreft de kosten voor juridisch advies. Het belang van misbruikbestrijding is een aandachtspunt. Omdat het voorstel veel aspecten van het vennootschapsrecht niet of niet volledig regelt (of overlaat aan de statuten), leidt het voorstel in verschillende opzichten tot rechtsonzekerheid. Daardoor ontstaat het risico op een toename van het aantal juridische procedures en extra belasting van de rechterlijke macht. Bovendien bestaat het risico dat de SPE wordt gebruikt om nationale regels van bv-recht te omzeilen (vgl. het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht, Kamerstukken 31 058).

d) Nederlandse positie en evt. acties:
Nederland steunt het streven om de grensoverschrijdende mobiliteit van ondernemingen te bevorderen. Het voorstel voor een Europees bv-statuut kan hieraan een bijdrage leveren. Het voorstel roept echter nog veel vragen op, met name op het gebied van de rechtszekerheid en de betrouwbaarheid. Nederland vindt het belangrijk dat het voorstel op deze punten verder wordt verbeterd (onder andere t.a.v. de verhouding tussen de verordening en het nationale recht en de bescherming van crediteuren en minderheidsaandeelhouders), zodat er een rechtsvorm ontstaat die betrouwbaar is en praktisch werkbaar en zo min mogelijk ruimte laat voor rechtsonzekerheid. Evenals bij de totstandkoming van de verordening inzake de Europese naamloze vennootschap (SE) en Europese coöperatieve vennootschap (SCE) is de positie van de werknemers voor Nederland een belangrijk aandachtspunt.

Samenvatting voorstel:
a) Inhoud voorstel:
Het voorstel bevat een regeling voor een Europese besloten vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal en beperkte aansprakelijkheid (SPE). Deze nieuwe rechtsvorm beoogt kleine en middelgrote ondernemingen te helpen bij het uitbreiden van hun werkzaamheden naar andere lidstaten, doordat zij overal in de EU volgens dezelfde vennootschapsrechtelijke voorschriften een SPE kunnen oprichten. Het voorstel maakt onderdeel uit van de Europese Small Business Act, waarmee de Commissie de mogelijkheden van het MKB binnen de EU verder wil versterken. Behalve voor kleine en middelgrote ondernemingen kan de rechtsvorm ook worden gebruikt door grote ondernemingen en concerns. De Commissie zet in op een regeling die uniform is (d.w.z. dat nationale regels van vennootschapsrecht zo min mogelijk van toepassing zijn) en tegelijkertijd veel flexibiliteit biedt (het voorstel biedt de aandeelhouders veel ruimte bij de inrichting van de statuten). Andere aangelegenheden dan het vennootschapsrecht, zoals arbeidsrecht, belastingrecht, verslaggevingsregels en faillissementsrecht, blijven onderworpen aan het nationale recht en de bestaande communautaire rechtsinstrumenten. Anders dan bij de Europese naamloze vennootschap (SE) kan een SPE op grond van het voorstel ook door natuurlijke personen worden opgericht (ex nihilo). Tevens kan de statutaire zetel van een SPE worden verplaatst naar een andere lidstaat.

b) Impact-assessment Commissie:
De Commissie verwacht dat het voorstel de kosten voor ondernemingen met grensoverschrijdende activiteiten terugdringt, omdat er bij een uniform Europees statuut geen verschillen meer bestaan tussen nationale vennootschapsrechtelijke en administratieve voorschriften. Ook verwacht de Commissie dat een uniforme Europese rechtsvorm tegemoet kan komen aan problemen die voortvloeien uit een gebrek aan vertrouwen in rechtsvormen uit een andere lidstaat. De Commissie meent dat het creëren van een uniform Europees bv-statuut beter tegemoet komt aan deze doelstellingen dan het verbeteren van de mobiliteit van nationale rechtsvormen (via bijv. een richtlijn voor grensoverschrijdende zetelverplaatsing), de harmonisatie van de nationale regels voor besloten vennootschappen of het verbeteren van de bestaande Europese rechtsvormen (Europese naamloze vennootschap SE en Europese coöperatieve vennootschap SCE). De Commissie schat dat er in de EU 115.000 SPE's zullen worden opgericht (10% van 1,15 miljoen potentieel geïnteresseerde kleine ondernemingen).

Subsidiariteit en proportionalteit

a) Bevoegdheid:
De keuze van de Commissie om artikel 308 van het EG-verdrag als rechtsgrondslag te hanteren, wordt door Nederland gesteund. Deze rechtsgrondslag is ook gehanteerd voor de bestaande verordeningen inzake de Europese naamloze vennootschap (SE), de Europese coöperatieve vennootschap (SCE) en het Europees economisch samenwerkingsverband (EESV).

b) Functionele toets
o Subsidiariteit: positief
o Proportionaliteit: negatief
o Onderbouwing: Een regeling op Europees niveau ligt het meest voor de hand, omdat het gaat
om het bevorderen van het gebruik van rechtsvormen in grensoverschrijdende situaties. Het voorstel is echter niet op alle punten even goed en duidelijk uitgewerkt en met name de rechtszekerheid komt hier door in gevaar. De proportionaliteit wordt dan ook negatief beoordeeld.

c) Nederlands oordeel:
Ten aanzien van de subsidiariteit geldt dat een regeling op Europees niveau het meest voor de hand ligt, omdat het gaat om het gebruik van rechtsvormen in grensoverschrijdende situaties. Nederland heeft de afgelopen jaren zonder resultaat gepleit voor een richtlijn die de grensoverschrijdende zetelverplaatsing voor nationale rechtsvormen mogelijk maakt. Het voorstel voor een Europese bv biedt de ondernemer een nieuwe, Europese rechtsvorm die in de gehele EU kan worden gebruikt.

De inrichting van de voorgestelde verordening beantwoordt echter nog niet aan het proportionaliteitsvereiste. Een nieuwe, Europese rechtsvorm die in de gehele EU kan worden gebruikt kan niet worden bereikt via (harmonisatie van) nationale regelgeving, maar vereist inderdaad een zelfstandige regeling op communautair niveau. Echter, voor het creëren van een nieuwe, Europese rechtsvorm is een regeling noodzakelijk die de belangrijkste elementen van het vennootschapsrecht op duidelijke wijze regelt. Het voorstel slaagt hier nog niet voldoende in. Om de rechtszekerheid te verbeteren zou een Europees bv-statuut op verschillende onderdelen nog meer moeten regelen en zou de verhouding ten opzichte van het nationale recht verder moeten worden uitgewerkt.

Implicaties

Implicaties financieel
a) Consequenties EG begroting

Stimulering harmonisatie met andere ecolabels:
Kosten ong. EUR 1000,- tot EUR 10.000,- per bedrijf per product, (testkosten) kunnen met 100% gereduceerd worden als additionele testen niet noodzakelijk zijn.

Snellere criteriaontwikkeling
Vereenvoudigde procedure voor criteriaontwikkeling moet leiden tot kostenreducering, ontwikkeling van criteria voor meer productgroepen leidt juist tot een stijging van kosten.

De EC verwacht ongeveer EUR 25.000,- nodig te hebben voor de ontwikkeling van criteria voor een productgroep. Dit is exclusief reiskosten, overhead, etc. Deze kosten kunnen oplopen tot een extra EUR 25.000,-. De EC zou graag van 26 naar 40-50 productgroepen willen groeien in 2015.
De kosten zijn dan geschat op EUR 625.000,- voor de productontwikkeling, EUR 625.000,- additionele kosten = EUR 1,25 milj. tot 2015, ongeveer EUR 90.000,- per jaar. Dit lijkt een relatief laag bedrag vergeleken met de EUR 150.000,- per jaar die de Commissie op dit moment spendeert aan de criteriaontwikkeling en revisie van het Europees Ecolabel: de bovenstaande maatregelen (harmonisatie en synergie) zullen dus moeten leiden tot een reductie van 40% van de kosten. Nederland verwacht niet dat dit reële bedragen zijn.

Standaardisering criteriadocumenten en guidance voor criteriaontwikkeling voor Duurzaam Inkopen van de Rijksoverheid De EC verwacht een kostenreductie door standaardisering, onbekend hoeveel dit zal zijn.

Afschaffing van de jaarlijkse omzetafhankelijke bijdrage Competent Bodies ontvangen jaarlijks in totaal ongeveer EUR 1 milj. aan bijdragen. De EC verwacht een vermindering van de administratieve lasten voor bedrijven; Lidstaten zullen dezelfde administratieve last behouden: van toetsing en verificatie naar administratie en markttoezicht.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden
Gezien de toename van het verwacht aantal aanvragen en controles van criteria, zal op zijn minst een verdubbeling van de kosten moeten worden gerealiseerd. In 2007 heeft het Competent Body EUR 150.000,- besteed aan toetsing, verificatie en criteriaontwikkeling voor het Europees Ecolabel. Voor 2008 zullen de kosten door verhoogde interesse vanuit Duurzaam Inkopen en bijdrage aan criteriaontwikkeling naar verwachting hoger uitvallen: EUR180.000,- exclusief inkomsten d.m.v. omzetafhankelijke bijdrage.
De Competent Body (SMK, stichting die criteria ontwikkelt en beheert t.b.v. duurzaam ondernemen) zal een extra persoon moeten aantrekken voor de werkzaamheden voor Europees Ecolabel en hogere kosten moeten maken voor onderzoek met betrekking tot criteriaontwikkeling. Dit betekent een verdubbeling van de kosten.
Door de afschaffing van de omzetafhankelijke bijdrage zal EUR 20.000,- tot EUR 40.000,- aan inkomsten wegvallen. De kosten voor Europees Ecolabel zullen bij invoering van de voorgestelde aanpassingen jaarlijks stijgen naar ongeveer EUR 350.000,-. Dit komt ten laste van de begroting van VROM.

De kosten voor het harmoniseren van criteria, standaardisering en koppeling van criteria aan andere SCP-initiatieven zijn niet eenduidig bekend. Naar verwachting zal een bijdrage moeten worden geleverd door de Competent Bodies aan deze ontwikkeling, kosten kunnen op dit moment niet worden ingeschat.

De financiële baten d.m.v. omzetafhankelijke bijdrage komt te vervallen; in plaats daarvan wordt per aanvraag administratiekosten in rekening gebracht van EUR 200,-. Onduidelijk is, hoeveel aanvragen er binnen zullen komen van bedrijven. In Nederland wordt het aantal aanvragen geschat op dit moment op ong. 20 bedrijven per jaar, waarbij bedrijven meerdere producten kan laten controleren en registreren per aanvraag.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Het voorstel leidt tot lastenverlichting voor bedrijven; maar onbekend hoeveel die lastenverlichting zal zijn: kosten ong. EUR 1000,- tot EUR 10.000,- per bedrijf voor testen; besparing ong. 20-30 procent door synergie met andere criteria.
De financiële kosten voor bedrijfsleven en burger worden in het voorstel van de Commissie door administratieve lastenverlichting en afschaffing van de omzetafhankelijke bijdrage voor bedrijven verminderd.

De kosten voor het bedrijfsleven zijn in het voorstel van de Commissie, naast de administratieve lasten, EUR 200,- per aanvraag voor administratiekosten.

Naar schatting van de Commissie levert dit een kostenbesparing op van minimaal 20% tot zelfs 100% voor bedrijven die nu een Europees Ecolabel gebruiken en willen uitbreiden naar andere productgroepen. Deze schatting vindt Nederland o.b.v. ervaring met criteriaontwikkeling voor Milieukeur en de trajecten voor Europees Ecolabel veel te positief
De administratieve lasten zijn lager in het nieuwe voorstel van de EC vergeleken met de oude situatie. Daarnaast vervalt de omzetafhankelijke bijdrage voor houders van het Europese Ecolabel.

d) Regeldruk voor rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger

Er treedt een verschuiving van de regeldruk op bij de Competent Body, SMK:
o een systematische ex-ante verificatie blijft plaatsvinden o.b.v. gegevens die het bedrijf aanlevert voor de aanvraag van het Europees Ecolabel;
o dossiers dienen binnen twee maanden te worden gecontroleerd; hiervoor is additionele capaciteit nodig bij de Competent Body; o er wordt geen contract meer afgesloten tussen Competent Bodies en Europees Ecolabelhouders.
o competent bodies zullen de noodzakelijke stappen nemen om te onderzoeken of bedrijven de criteria van de productgroep van Europees Ecolabel naleven.

De totale regeldruk blijft gelijk.

6. Implicaties juridisch
a) consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
Een verordening werkt rechtstreeks. Er behoeven geen bestaande uitvoeringsmaatregelen te worden aangepast en ook geen nieuwe uitvoeringsmaatregelen te worden vastgesteld. Vermoedelijk heeft het geen gevolgen op Nederlandse regelgeving en zal geen regelgeving moeten worden aangepast i.v.m. het vrijwillige karakter van Europees Ecolabel.

b) voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid Inwerkingtreding op de 20-ste dag na de bekendmaking in het Publicatieblad. Nederland voorziet geen problemen t.a.v. de haalbaarheid hiervan. De bestaande contracten worden gerespecteerd tot de datum van beëindiging ervan.

c) "Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling"
Artikel 14 bevat de verplichting voor de commissie om uiterlijk na 5 jaar te rapporteren over de tenuitvoerlegging van het milieukeursysteem. Daaruit kan een herziening voortvloeien. Er is geen behoefte aan een horizonbepaling.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

a) Uitvoerbaarheid
SMK is het competent body belast met de uitvoering van de taken voor Europees Ecolabel. Zij beheert namens het ministerie van VROM het Europees Ecolabel op nationaal niveau. Dit houdt in: certificering van producten en diensten, het coördineren van de Nederlandse inbreng bij de criteriaontwikkeling voor Europees Ecolabel en het informeren van Nederlandse belanghebbenden.

Het voorstel heeft geen invloed op de verhouding tussen VROM en SMK als Competent Body. Het nieuwe voorstel kan worden uitgevoerd door het Competent Body.

b) Handhaafbaarheid
De handhaafbaarheid zal met dit voorstel niet verbeteren ten opzichte van de huidige situatie. De handhaafbaarheid dient verder geharmoniseerd te worden door invoeren van minimumcriteria onder art 10 voor frequentie en rapportering van het toezicht op de naleving van de regels. Bovendien worden de sanctiemaatregelen nationaal vastgesteld en kunnen dus per land verschillen. Overigens is en blijft het Europees Ecolabel een vrijwillig initiatief. Sancties, zoals het opleggen van een boete door het competent body, worden nationaal bepaald en kunnen dus per land verschillen. Wel dienen de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn. Ter bevordering van het level playing field dienen deze sanctiemiddelen op Europees niveau nader geharmoniseerd te worden

Implicaties voor ontwikkelingslanden
Gezien de vrijwilligheid van deelname van Europees Ecolabel zijn er geen door de overheid opgelegde implicaties voor de markttoegang van producten uit ontwikkelingslanden. Uiteraard kan het gebruik van het Ecolabel wel degelijk effecten hebben op de positie van individuele producenten uit ontwikkelingslanden. Indien verwacht kan worden dat dit vooral nadelig uit zal pakken voor kleinschalige producenten, zou ondersteuning en capaciteitsopbouw overwogen moeten worden.

Nederlandse positie

Nederland vindt de uitbreiding van het Europese Ecolabel belangrijk en ondersteunt de plannen van de Commissie. Nederland ziet graag integratie tussen diverse labellinginitiatieven, mits relevant en mogelijk. Ecolabel kan belangrijk zijn bij het stimuleren van de koplopers in de markt. Nederland heeft wel een aantal aandachtspunten:

Op dit moment hebben de door overheden gestimuleerde nationale Milieukeuren meer aanvragen dan het Europees Ecolabel omdat zij door hun flexibiliteit sneller aan de wensen van bedrijven kunnen voldoen. Nederland pleit daarom voor :
o behoud van het contract tussen Competent Bodies en bedrijven die het Europees Ecolabel willen voeren in plaats van de invoering van willekeurige controles met nationaal bepaalde boetes bij overtredingen;
o behoud van de omzetafhankelijke bijdrage (overeenkomstig met (nationale) labellinginitiatieven) ten bate van level playing field; o opname van minimumcriteria voor competent bodies en hun werkwijze.

Ervaringen met het Milieukeur leren dat bedrijven de kleine omzetafhankelijke bijdrage geen belemmering vinden voor het aanvragen van een label en door de bijdrage labelling serieus nemen. Nederland is van mening dat Milieukeuren in principe door de markt moeten worden opgepakt; afschaffing van de omzetafhankelijke bijdrage is i.k.v. dit principe en de stijging van de kosten voor Europees Ecolabel niet wenselijk.

De Commissie stelt uitbreiding van Europees Ecolabel voor naar verwerkte levensmiddelen en producten van visserij en aquacultuur. Wanneer criteria worden uitgewerkt voor andere verwerkte levensmiddelen dan producten van de aquacultuur, stelt de Commissie bovendien voor om de criteria uitsluitend betrekking te laten hebben op de verwerking, het vervoer en de verpakking van die producten. Nederland vindt een uitbreiding naar verwerkte levensmiddelen en producten van visserij en aquacultuur wenselijk onder de absolute voorwaarde dat óók voor deze producten de milieu-effecten in de gehele keten beschouwd worden.

De milieu-impact van foodproducten ligt grotendeels bij de primaire productie en veel minder bij het proces van verwerking; bij verwerkt voedsel wordt dit niet meegenomen in de beoordelingsproces van bedrijven voor het Europees Ecolabel;
Een beperking tot processing, transport en verpakkingscriteria kan hierdoor tot misleidende claims leiden;
Een Europees Ecolabel voor foodproducten met de voorgenomen insteek (zonder behoud van de ketenbenadering) leidt tot oneigenlijke concurrentie met de bestaande, kwalitatief goede agro/foodlabels, die wél gebaseerd zijn op een LCA-basis/ketenbenadering; Een beperkt en nonvalide Europees Ecolabel voor agro/foodproducten tast de geloofwaardigheid aan van een valide Europees Ecolabel voor non-food.

Gezien het bovenstaande pleit Nederland ervoor om uitbreiding naar foodproducten en mogelijke integratie met andere foodlabels te realiseren alleen onder de voorwaarde dat óók voor verwerkte levensmiddelen en producten van visserij de milieucriteria gebaseerd zijn op een ketenbenadering waarbij naar de levenscyclus wordt gekeken.

Nederland pleit voor behoud van het imago van het Europees Ecolabel. Nederland vindt het voorstel van de Commissie om via steekproefsgewijze controles nationaal gedefinieerde boetes op te leggen, het imago van het Europees Ecolabel kan schaden. Uniforme represailles hebben de voorkeur in het kader van level playing field voor bedrijven. Tevens pleit Nederland voor Europa-brede harmonisatie van de minimumcriteria voor de werkwijze van competent bodies. Daarmee wint ook de voorgestelde peer-review tussen competent bodies aan belang.

De Commissie meent, dat het Europees Ecolabel kan worden gebruikt bij duurzaam inkopen van de overheid. In principe is Nederland sterk voorstander van het versterken van de samenhang tussen verschillende instrumenten. De ervaringen met duurzaam inkopen en Europees Ecolabel in Nederland leert, dat geput wordt uit de ervaringen die zijn opgedaan met Europees Ecolabel (en gebruik gemaakt van in dit kader beschikbare informatie), maar dat Ecolabel te gedetailleerde criteria heeft voor het gebruik voor duurzaam inkopen.

Het Europees Ecolabel beoogt de duurzame consumptie en productie te promoten. Het Europees Ecolabel ontwikkelt echter alleen milieucriteria. Nederland mist in het voorstel een eventuele uitbreiding van het Europees Ecolabel naar sociale criteria zoals bijv. internationale arbeidsnormen (zoals het verbod op dwang- en kinderarbeid). Dit is van cruciaal belang, opdat koplopers op het gebied van duurzaamheid worden beloond voor hun inspanningen. Dit zou tevens de geloofwaardigheid van het Europese Ecolabel ten goede komen.

Integratie labellinginitiatieven alleen daar waar mogelijk en relevant

In het Actieplan duurzaam produceren en consumeren en duurzaam industriebeleid, waar dit voorstel aan gekoppeld is, wordt een review aangekondigd in 2012 waarin een mogelijke samenvoeging van het energielabel en ecolabel wordt onderzocht.
Nederland meent dat integratie tussen labellinginitiatieven alleen dient plaats te vinden indien dit niet ten koste gaat van herkenbaarheid en eenduidigheid voor de consument. Nederland wil daarom benadrukken dat de Europese Commissie bij de uitbreiding van het energielabel met ecolabel relevante en significante milieuparameters ontwikkelt die niet ten koste gaan van de herkenbaarheid van het energielabel. De kracht van het energielabel zit in de heldere informatieverstrekking aan de consument. Samenvoeging met het ecolabel kan juist die helderheid voor de consument vertroebelen door de pluriformiteit van de informatie. Bovendien kan samenvoeging leiden tot langdurige processen voor de vaststelling van de labels. Nederland hecht waarde aan integratie van labels daar waar mogelijk. In het geval van het energielabel moet integratie niet leiden tot onduidelijkheid van het label en vertragingen in de vaststelling van de normen.

* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl