Verordening inzake juridisch kader voor EU-Onderzoeksinfrastructuren
Voorstel voor een Raadsverordening betreffende een communautair
rechtskader voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERI)
* Essentie voorstel
* Subsidiariteit en proportionalteit
* Implicaties
* Nederlandse positie
Datum Commissiedocument: 25 juli 2008
Nr. Commissiedocument : COM (2008) 467
Prelex:
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197316
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board:
Impact-assessment : SEC(2008)2278 + SEC(2008)2279
Opinie Impact Assessment Board : SEC(2008) 2280
Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Onderzoek. Eerste presentatie
in Raad voor Concurrentievermogen van 26 september 2008, beoogd is een
politiek akkoord in de Raad voor Concurrentievermogen van 1-2 december
2008.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, in nauwe samenwerking met Ministerie van Economische Zaken
Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie:
a) Rechtsbasis: artikel 171 van het EG-verdrag
b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement: gekwalificeerde
meerderheid in de Raad, raadpleging EP.
c) Comitologie:de Commissie krijgt bijstand van een raadgevend comité
Essentie voorstel
Het verordeningvoorstel schept een juridisch kader dat de gezamenlijke
oprichting en exploitatie van grootschalige Europese
onderzoeksfaciliteiten in de EU-27 en geassocieerde landen
vergemakkelijkt. Het komt hiermee tegemoet aan de behoefte van diverse
lidstaten. De Europese Commissie krijgt de bevoegdheid om de status
van Europese Onderzoeks-infrastructuur (European Research
Infrastructure, ERI) te verlenen aan samenwerkingsverbanden van ten
minste drie lidstaten. Deze status verleent aan de ERI
rechtspersoonlijkheid in alle lidstaten met daarbij bepaalde
privileges die ook voor internationale organisaties gelden. Het
voorstel beschrijft op hoofdlijnen de beheersstructuur, die door de
oprichters in meer detail wordt uitgewerkt in de Statuten van de ERI.
Nederland beoordeelt dit voorstel in het licht van het subsidiariteit-
en proportionaliteits-beginsel als positief. De voorgestelde
verordening lost juridische problemen op die lidstaten zelf niet
bevredigend kunnen oplossen maar laat tegelijk de mogelijkheid open om
desgewenst andere juridische vormen te kiezen. Doordat de uitwerking
grotendeels wordt overgelaten aan de bij de betreffende ERI betrokken
partijen, blijft voldoende flexibiliteit bestaan om in te spelen op de
aard van de infrastructuur en het nationaal recht van het
vestigingsland. Nederland staat positief ten opzichte van het scheppen
van een facultatief juridische kader dat de oprichting en exploitatie
van grootschalige Europese onderzoeksfaciliteiten vergemakkelijkt.
Nederland zal inzetten op (1) het behoud van het facultatieve karakter
van de ERI, (2) toekennen van optimale bevoegdheden en privileges die
horen bij internationale organisaties en (3) minimalisering van
bureaucratische regels en procedures.
3. Samenvatting voorstel
o Inhoud voorstel
Bij de ontwikkeling van pan-Europese onderzoeksfaciliteiten blijkt dat
de beschikbare rechtsvormen naar nationaal recht tekort schieten voor
het creëren en exploiteren van deze grootschalige faciliteiten waaraan
partners uit verschillende landen zullen deelnemen. Ook communautaire
en intergouvernementele rechtsvormen (zoals de European Economic
Interest Grouping) (EEIG) kennen belangrijke nadelen. Het doel van het
verordeningsvoorstel is om deze nadelen weg te nemen, de
besluitvorming te vergemakkelijken en te versnellen en een basis te
bieden voor een rechtspersoonlijkheid die wordt erkend in alle
lidstaten. Het voorstel is gebaseerd op artikel 171 van het EG Verdrag
. Het beschrijft de eigenschappen van een Europese
Onderzoeksinfrastructuur (ERI) en de procedure waarlangs de Europese
wetgever een dergelijke status kan verlenen. De bevoegdheid hiertoe
wordt aan de Europese Commissie verleend, waardoor geen afzonderlijk
raadsbesluit voor de status van elke infrastructuur is vereist. De
verdere invulling van de ERI en haar organisatie en functies is
flexibel en kan in Statuten worden vastgelegd, rekening houdend met
het nationaal recht van het land van vestiging en de specifieke aard
van de faciliteit. Aan de status als ERI is een aantal voordelen
verbonden, zoals die ook voor internationale organisaties gelden,
zoals ontheffing van BTW en douanerechten, ontheffing van
aanbestedingsregels en het eventueel niet van toepassing verklaren van
bepaalde onderdelen van het nationale arbeidsvoorwaardenbeleid.
o Impact assessment Commissie
In de impact assessment zijn vier opties vergeleken: 1) geen EU actie,
2) een lichte ondersteuning door de Europese Commissie, 3) het
opzetten van Gezamenlijke Ondernemingen op grond van artikel 171 EG op
een case-by-case basis en 4) een nieuw juridisch instrument zoals nu
voorgesteld, waarbij de Europese Commissie de bevoegdheid krijgt om de
status van een "Europese onderzoeksinfrastructuur" te verstrekken. De
vierde optie wordt als de meest effectieve beoordeeld, onder meer
gezien de doelmatigheid en snelheid waarmee infrastructuren kunnen
worden opgericht, maar ook gezien de bijdrage aan de verdere
ontwikkeling van een Europees beleid gericht op
onderzoeksfaciliteiten. Nederland kan zich vinden in de conclusies van
dit impact assessment.
Subsidiariteit en proportionalteit
a) Bevoegdheid:
De Commissie baseert de bevoegdheid van de EG op artikel 171 van het
EG-verdrag. Er is sprake van een gedeelde bevoegdheid van de
Gemeenschap. Nederland kan zich vinden in deze rechtsbasis.
b) Functionele toets:
- Subsidiariteit: positief.
- Proportionaliteit: positief.
- Onderbouwing: Lidstaten en belanghebbenden in de wetenschappelijke
gemeenschap hebben de Europese Commissie verzocht met een alternatieve
rechtsvorm te komen, voor oprichting van grootschalige
onderzoeksinfrastructuren waaraan meerdere landen deelnemen, omdat de
bestaande mogelijkheden belangrijke nadelen kennen. De Commissie zal
in concrete gevallen handelen op verzoek van lidstaten, derde landen
en andere partijen die oprichters willen worden van een Europese
onderzoeksinfrastructuur. Andere relevante juridische mogelijkheden
kunnen benut blijven worden. De oprichters houden een grote mate van
vrijheid om verdere onderlinge juridische afspraken te maken, die
kunnen worden vastgelegd in de Statuten. Ook is er sprake van een
beperkte rapportageplicht van de ERI's aan de Europese Commissie.
c) Nederlands oordeel:
Nederland is van mening dat de totstandkoming van de pan-Europese
onderzoeksfaciliteiten die in 2006 door ESFRI zijn geïdentificeerd
niet onnodig vertraagd zou moeten worden door juridische
belemmeringen. Nederland ziet daarom een duidelijke toegevoegde waarde
in dit voorstel. Nederland meent dat daarbij ook is gekozen voor de
juiste vorm, die enerzijds een eenduidig juridisch kader schept voor
dergelijke Europese infrastructuren, maar anderzijds de verdere
invulling hiervan in belangrijke mate aan de oprichtende partijen zelf
laat. Hoewel Nederland zich aanvankelijk terughoudend heeft opgesteld
over de noodzaak van een wetgevend voorstel voor de oprichting van
Europese onderzoeksinfrastructuren, kan nu vastgesteld worden dat op
dit punt de juiste balans is gevonden. Tegen deze achtergrond kan
Nederland het Commissievoorstel verwelkomen.
Implicaties
Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting: EUR 0,423 mln. in het eerste jaar tot
EUR 1,024 mln. in het zesde jaar, voor de inzet van Commissiepersoneel
en hieraan verbonden kosten (op basis van 10 fte). Deze bedragen zijn
verenigbaar met de bestaande financiële programmering (KP7-budget).
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/
of decentrale overheden: geen
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en
burger: geen
d) Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden:
geen
e) Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger: geen
Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of
sanctionering beleid: Geen
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en
kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij
verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Er
zijn geen nationale uitvoeringsmaatregelen vereist, de voorgestelde
inwerkingtreding (20 dagen na publicatie) stuit daarom niet op
bezwaren. Naar verwachting zal deze inwerkingtreding niet voor midden
2009 zijn.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: Het voorstel voorziet in
een evaluatie van het juridische kader voor onderzoeksinfrastructuren
na 5 jaar, waarover verslag wordt uitgebracht aan Raad en Parlement.
Nederland acht het wenselijk dat deze evaluatie in opdracht van de
Commissie door een onafhankelijke externe partij plaatsvindt.
Implicaties voor uitvoering en handhaving
a) Uitvoerbaarheid: In dit verband is van belang dat voor de ERI's
Statuten dienen te worden opgesteld. Naar verwachting zal dit bij de
infrastructuren met Nederlandse partners niet op problemen stuiten.
b) Handhaafbaarheid: n.v.t.
Implicaties voor ontwikkelingslanden
a). Positief
b). Toelichting implicaties: De verordening biedt een mogelijkheid
voor deelname door derde landen, waartoe ook ontwikkelingslanden
kunnen behoren. Denkbaar is dat bepaalde onderzoeksfaciliteiten fysiek
(gedeeltelijk) elders in de wereld worden gebouwd.
Nederlandse positie
In 2002 vormden de toenmalige EU-lidstaten en enkele (bij het EU
Kaderprogramma) geassocieerde landen het Europese strategieforum voor
onderzoeksinfrastructuren (ESFRI). Dat inventariseerde in 2006 35
grootschalige, pan-Europese onderzoeksinfrastructuren, waaraan in de
komende 10-20 jaar op wetenschappelijke gronden behoefte bestaat.
Momenteel wordt deze roadmap geactualiseerd, waaruit nog nieuwe
potentiële onderzoeksinfrastructuren zullen resulteren. Nederland is
van mening dat de totstandkoming van deze pan-Europese
onderzoeksfaciliteiten niet onnodig vertraagd zou moeten worden door
juridische belemmeringen. De ontwikkeling van onderzoeksfaciliteiten
van wereldformaat is een van de pilaren van de ontwikkeling van de
Europese onderzoeksruimte die kan bijdragen aan economische groei,
meer banen en de basis vormt voor een dynamische en kennisgerichte
Europese economie.
Om de Nederlandse positie met betrekking tot deze infrastructuren te
bepalen, werd in augustus 2007 een Commissie Nationale Roadmap
Grootschalige Onderzoeksfaciliteiten ingesteld (Stcrt. 31 augustus
2007, 169, p. 18). Een eerste deel van de roadmap, over de
faciliteiten op de ESFRI roadmap uit 2006, is inmiddels verschenen.
Momenteel wordt op verzoek van de minister van OCW onderzocht hoe en
in welke mate Nederland de door de Commissie Van Velzen geprioriteerde
projecten financieel kan ondersteunen. Voor de financiering van
grootschalige onderzoeksinfrastructuurprojecten (o.a. ESFRI-projecten)
krijgt NWO 16 miljoen per jaar extra. Het tweede deel van de nationale
roadmap over de faciliteiten die (nog) niet op de ESFRI roadmap staan
verschijnt eind 2008.
Tegen deze achtergrond kan Nederland het Commissievoorstel
verwelkomen. Het biedt op een lichte en flexibele wijze een oplossing
voor problemen die in de praktijk zijn gebleken bij de voorbereiding
van de juridische oprichting van pan-Europese faciliteiten (zoals bij
X-FEL en FAIR in Duitsland). Nederland ziet een duidelijke toegevoegde
waarde in dit voorstel dat enerzijds een eenduidig juridisch kader
schept voor dergelijke Europese infrastructuren, maar anderzijds de
verdere invulling hiervan in belangrijke mate aan de oprichtende
lidstaten respectievelijk partijen zelf laat. In dit kader zullen
(potentiële) gastlanden moeten aangeven of zij in staat c.q. bereid
zijn om voordelen te verstrekken aan de ERI's op het gebied van BTW,
aanbesteding en arbeidsvoorwaardenbeleid. Bij de verdere uitwerking
van de juridische en beheersstructuur kan rekening worden gehouden met
het recht van de vestigingsplaats van de infrastructuur en de
specifieke aard van elke infrastructuur. Zo stelt een gedistribueerde
infrastructuur (bijv. biobanken) andere eisen dan mobiele
infrastructuren zoals onderzoeksschepen of -vliegtuigen of een
"single-site" infrastructuur. Wel zou het opstellen van model-statuten
de oprichting van infrastructuren nog verder kunnen ondersteunen.
Het voorstel werd ontwikkeld mede op basis van consultatie van de
wetenschappelijke gemeenschap en de vertegenwoordigers van lidstaten
in het European Strategy Forum for Research Infrastructures (ESFRI).
Nederland zal nadere aandacht vragen voor de positie van bedrijven die
bereid zijn in grootschalige wetenschappelijke faciliteiten te
investeren.
Nederland vindt het positief dat dit voorstel zal kunnen leiden tot
versnelling van de oprichting van onderzoeksinfrastructuren, maar zal
ook benadrukken dat toepassing van artikel 171 op
onderzoeksinfrastructuren geen overbodige verantwoordingsplichten
jegens de EU met zich mee moet brengen, in aanmerking nemend dat de
lidstaten dergelijke faciliteiten overwegend financieren en de
communautaire bijdrage gering is.
Nederland zal pleiten voor een sterkere rol van de lidstaten bij de
aanwijzing van ERI's. Niet duidelijk is waarom voor wat betreft de
comitologie slechts voor een adviesprocedure is gekozen.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
(Laatst gewijzigd op: 03-11-2008)
Ministerie van Buitenlandse Zaken