Richtlijn inzake de Europese ondernemingsraad
Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een
procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie
ter informatie en raadpleging van de werknemers (Herschikking)
* Basisgegevens
* Essentie voorstel
* Subsidiariteit en proportionalteit
* Implicaties
* Nederlandse positie
Basisgegevens
Datum Commissiedocument: 2 juli 2008
Nr. Commissiedocument: COM(2008) 419 def/2
Prelex:
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197188
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board:
SEC(2008) 2154, SEC(2008) 2155, SEC(2008) 2166, SEC(2008) 2167
Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep sociale aangelegenheden;
besluit bij Raad WSBVC.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Minsterie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid
Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie:
a) Rechtsbasis: artikel 137 EG-verdrag
b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement: gekwalificeerde
meerderheid, medebeslissing.
c) Comitologie: n.v.t.
Essentie voorstel
o Korte inhoud voorstel
De Europese Commissie presenteerde op 2 en 3 juli jl. een omvangrijk
sociaal pakket, inclusief richtlijnvoorstellen en mededelingen met
name op het gebied van sociale zaken en gezondheidszorg. Deze
richtlijn maakt hier onderdeel van uit.
Bij de toepassing van de Europese Ondernemingsraad-richtlijn (EOR) uit
1994 zijn enkele praktijkproblemen geconstateerd (de EOR wordt niet
altijd betrokken, er is maar in 36% van de gevallen gebruik gemaakt
van de mogelijkheid tot oprichting van een EOR, rechtsonzekerheid op
enkele punten, uiteenlopende definities in verschillende richtlijnen).
Naar aanleiding van deze problemen heeft de Europese Commissie een
voorstel tot wijziging van deze richtlijn gepresenteerd. De pogingen
tot nu toe om langs andere weg, via informatie-uitwisseling en best
practices, verbetering in de situatie aan te brengen zijn niet
voldoende gebleken. Het is niet gelukt om via de Europese sociale
partners tot een oplossing van de praktijkproblemen te komen. De
Commissie beoogt met haar voorstel voor aanpassing van de richtlijn in
combinatie met niet-regelgevende maatregelen de effectiviteit van de
EOR te vergroten, het aandeel ondernemingen met een EOR te verhogen,
meer rechtszekerheid te scheppen over onderwerpen waar de afgelopen
jaren juridische procedures over gevoerd zijn en de bestaande
richtlijnen inzake informatieverstrekking aan en raadpleging van
werknemers beter op elkaar af te stemmen.
o Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en
proportionaliteitsoordeel
Bevoegdheidsvaststelling: positief
Subsidiariteit: positief
Proportionaliteit: positief
o Risico's / implicaties/ kansen
Volgens de Commissie zullen enkele maatregelen enige extra kosten met
zich meebrengen voor het bedrijfsleven. Sommige maatregelen zullen
echter tot besparingen leiden. Het lijkt de Commissie onwaarschijnlijk
dat er aanzienlijke extra kosten zullen zijn voor ondernemingen die
reeds aan de eisen en doelstellingen van de bestaande richtlijn
voldoen.
o Nederlandse positie en eventuele acties
Nederland steunt de doelstellingen waardoor de effectiviteit van EOR's
wordt vergroot. Het voorstel van de Commissie kan hieraan bijdragen.
De Europese Commissie presenteerde op 2 en 3 juli jl. een omvangrijk
sociaal pakket, inclusief richtlijnvoorstellen en mededelingen met
name op het gebied van sociale zaken en gezondheidszorg. Deze
richtlijn maakt hier onderdeel van uit.
o Inhoud voorstel
Het voorstel tot wijziging van de EOR-richtlijn bevat o.a. de volgende
maatregelen:
o er wordt een definitie van `informatie' geïntroduceerd en de
definitie van `raadpleging' wordt verduidelijkt. Hierdoor worden de
definities in lijn gebracht met die uit de overige
medezeggenschapsrichtlijnen ;
o beperking van de bevoegdheden van de EOR tot transnationale kwesties
en een definiëring van wat hieronder wordt verstaan;
o een koppeling, bij voorkeur door een overeenkomst binnen de
onderneming, van het nationale en transnationale niveau van
informatieverstrekking aan en raadpleging van werknemers zodat deze
niveaus beter op elkaar worden afgestemd;
o erkenning van de rol van de vakbonden, met name als mogelijke
deskundigen die de werknemersvertegenwoordigers kunnen bijstaan;
o introductie van een recht op scholing met behoud van salaris (in de
praktijk bieden bedrijven vaak al training voor EOR-leden aan);
o aanpassing van de subsidiaire voorschriften (die van toepassing zijn
wanneer er geen overeenkomst wordt bereikt). O.a. introductie van het
recht van de EOR op een met redenen omkleed antwoord op zijn eventuele
adviezen en verduidelijking van de omstandigheden waaronder de EOR
moet worden geïnformeerd en geraadpleegd. Nieuw is dat de EOR moet
worden geïnformeerd bij beslissingen die aanzienlijke gevolgen hebben
voor de belangen van werknemers;
o invoering van een bepaling betreffende de aanpassing van de
overeenkomst over de EOR in het geval van ingrijpende wijzigingen in
de bedrijfsstructuur.
o Impact assessment Commissie
Achtergrond. De Europese Commissie heeft drie praktijkproblemen
geconstateerd bij de toepassing van de huidige richtlijn voor Europese
ondernemingsraden (Richtlijn 94/45/EG):
o het recht op transnationale informatieverstrekking en raadpleging is
niet altijd effectief gewaarborgd. Met name worden de bestaande EOR's
in ruim de helft van de ondernemingen niet naar behoren geïnformeerd
en geraadpleegd, en is het aantal ondernemingen met een EOR nog steeds
vrij laag;
o op sommige punten is er rechtsonzekerheid die tot tekortkomingen bij
de toepassing van de richtlijn leidt en kosten en vertraging met zich
brengt, met name bij fusies en overnames en wat de koppeling tussen
informatieverstrekking en raadpleging op nationaal en op Europees
niveau betreft;
o de definities van informatie en raadpleging van de verschillende
Europese medezeggenschapsrichtlijnen lopen uiteen.
Tot nu toe zijn pogingen gedaan om via informatie-uitwisseling en het
opstellen en propageren van best practices verbetering in de situatie
aan te brengen. Dit is niet voldoende gebleken.
De Commissie is van mening dat door de hierboven beschreven
praktijkproblemen, de rol die EOR's zouden kunnen spelen in het
anticiperen op en duurzaam omgaan met veranderingen grotendeels
onbenut blijft. Zonder nieuwe maatregelen van de EU zullen deze
problemen volgens de Commissie in een context van verdergaande
internationalisering toenemen. Maatregelen zullen volgens de Commissie
ook nodig zijn om de voltooiing van de interne markt, duurzaam
concurrentievermogen en sociale samenhang te ondersteunen. De
Commissie geeft verder aan dat onderhandelingen tussen Europese
sociale partners over een aanpassing van de EOR-richtlijn te
prefereren waren geweest, gezien het draagvlak dat dan was ontstaan.
Aangezien de sociale partners echter niet tot overeenstemming konden
komen over het aangaan van onderhandelingen, is de Commissie zelf tot
actie overgegaan.
Overwogen opties voor aanpak
De Commissie onderscheidt drie opties om de problemen aan te pakken:
1. Geen EU-actie ondernemen. De bestaande problemen worden dan echter
niet opgelost. De effectiviteit van EOR's wordt niet verbeterd en
rechtsonzekerheid blijft bestaan.
2. Niet-regelgevende maatregelen, bestaande uit het bevorderen van
best practices eventueel gevolgd door een voorstel voor het optrekken
van de bestaande financiële steun voor bevorderingsacties en een
aanbeveling over het oprichten en functioneren van EOR's. Deze
maatregelen kunnen EOR's beter helpen functioneren, zonder extra
kosten voor het bedrijfsleven. Zij kunnen echter slechts in beperkte
mate bijdragen tot een verbetering van de rechtszekerheid en de
samenhang van bestaande Europese richtlijnen inzake informatie en
raadpleging. Daarom zijn ook wetgevingsmaatregelen nodig (optie 3).
3. Herziening van de bestaande wetgeving: wijziging van de huidige
EOR-richtlijn uit 1994. Van elke suboptie heeft de Commissie de kosten
en baten afgewogen en is een evenwicht tussen de belangen van de
verschillende stakeholders nagestreefd.
De Commissie heeft gekozen voor een combinatie van een herziening van
de bestaande wetgeving en voorlichting en bevordering van best
practices. Volgens de Commissie zal dit de kwaliteit van de dialoog
binnen ondernemingen helpen verbeteren en alle partijen beter in staat
stellen te anticiperen op en om te gaan met veranderingen. De
Commissie verwacht dat het voorstel enige extra directe kosten met
zich brengt. Het lijkt de Commissie echter onwaarschijnlijk dat deze
optie aanzienlijke extra kosten met zich zal brengen voor
ondernemingen die reeds aan de eisen en doelstellingen van de
bestaande richtlijn voldoen.
Doelstelling wijzigingsvoorstel
Hoofddoelstelling van het voorstel is EOR's in staat te stellen om ten
volle hun rol te spelen in het anticiperen op en het omgaan met
veranderingen en een echte transnationale sociale dialoog te
ontwikkelen. Samen met niet-regelgevende maatregelen beoogt het
voorstel:
o de effectiviteit van het recht van de werknemers op transnationale
informatie en raadpleging te waarborgen;
o het aandeel ondernemingen met een EOR te verhogen;
o rechtszekerheid scheppen over het oprichten en functioneren van
EOR's;
o de richtlijnen inzake informatieverstrekking aan en raadpleging van
de werknemers beter op elkaar af te stemmen.
Subsidiariteit en proportionalteit
a) Bevoegdheid:
De Commissie baseert de bevoegdheid van de EU op artikel 137 lid 1 sub
e van het EG-verdrag: het optreden van de lidstaten wordt door de
Gemeenschap ondersteund en aangevuld op het gebied van de informatie
en de raadpleging van de werknemers. Deze keuze wordt gesteund.
b) Functionele toets:
- Subsidiariteit: positief
- Proportionaliteit: positief
Onderbouwing: Ten aanzien van de subsidiariteit steunt Nederland het
standpunt van de Commissie dat de doelstellingen niet voldoende door
de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, aangezien het gaat om een
wijziging van een geldende richtlijn die transnationale bepalingen
bevat. De geconstateerde praktijkproblemen met de huidige richtlijn
kunnen het meest effectief worden aangepakt op Europees niveau.
Wat betreft de proportionaliteit geldt dat het voorstel de lidstaten
vrij laat om de bepalingen aan te passen aan de nationale
arbeidsverhoudingen en rechtsstelsels, met name wat betreft de
aanwijzing of verkiezing van werknemersvertegenwoordigers, de
bescherming van de werknemersvertegenwoordigers en de vaststelling van
passende sancties. Nederland is net als de Commissie van mening dat de
richtlijn veel flexibiliteit biedt om het functioneren, de concrete
procedures en de bevoegdheden van de EOR aan te passen aan de
specifieke omstandigheden. Er wordt immers voorrang gegeven aan
onderhandelingen op ondernemingsniveau, zonder minimumvoorschriften.
In het voorstel wordt de flexibiliteit behouden, maar wordt
verduidelijkt in welk kader deze van toepassing is.
c) Nederlands oordeel:
Nederland onderschrijft dat ten aanzien van de subsidiariteit geldt
dat een Europees optreden het meest voor de hand ligt. Door een
aanpassing van de huidige EOR-richtlijn kan tegemoet worden gekomen
aan de geconstateerde praktijkproblemen en de doelstellingen van het
voorstel (o.a. het bevorderen van samenhang tussen communautaire
regelingen en het scheppen van meer rechtszekerheid). Bovendien geeft
de Commissie in het uitgevoerde impact assessment aan dat de
geconstateerde problemen niet het gevolg zijn van een slechte
implementatie van de Richtlijn uit 1994 door de lidstaten. Nationale
wetgeving is dus niet de beste manier om de problemen te adresseren.
Ten aanzien van de proportionaliteit is Nederland van mening dat
niet-regelgevende maatregelen slechts ten dele bijdragen aan de
oplossing van de geconstateerde problemen. Voornamelijk gezien de
problemen met de samenhang tussen de verschillende richtlijnen
betreffende informatie en raadpleging en de rechtszekerheid zijn
regelgevende maatregelen (wijziging van de Richtlijn) gewenst.
Implicaties
Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting
Geen.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/
of decentrale overheden
De grotere rechtszekerheid die wordt geschapen ten aanzien van de
bevoegdheidsverdeling tussen EOR en nationale medezeggenschapsorganen,
kan leiden tot een ontlasting van de rechterlijke macht. De bepaling
dat een EOR `tijdig' betrokken moet worden zou echter wel kunnen
leiden tot juridische procedures. Indien het voorstel budgettaire
gevolgen heeft, zullen deze worden ingepast op de begroting van het
beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de
budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en
burger
Een aantal van de voorgestelde maatregelen zal volgens de Commissie
enige extra kosten voor het bedrijfsleven met zich meebrengen:
o extra kosten voor bedrijven die nog geen training van EOR-leden
aanbieden (gemiddeld EUR43.800,- per jaar). Dit voorstel is echter
onomstreden (ook werkgeversorganisaties zien de toegevoegde waarde van
een beter functionerende EOR);
o beperkte kosten naar aanleiding van de bepaling dat EOR-leden moeten
rapporteren aan de werknemers (mogelijke noodzaak voor EOR-leden om
hiervoor reiskosten te maken);
o beperkte kosten naar aanleiding van de uitbreiding van de
subsidiaire bepalingen die als benchmark dienen voor af te sluiten
EOR-overeenkomsten.
Andere maatregelen zullen volgens de Commissie echter kostenbesparend
werken:
o minder kosten voor juridische bijstand door verhoogde
rechtszekerheid;
o minder kosten voor de oprichting van de zogenoemde `bijzondere
onderhandelingsgroep' (die met de werkgever onderhandelt over de
instelling van een EOR) door invoering van de bepaling dat een
lidstaat waar minder dan 50 werknemers werkzaam zijn, hierin niet
direct wordt vertegenwoordigd;
o minder sociale onrust bij fusies en overnames door een effectiever
informatie- en consultatieproces;
o door erkenning van de rol van vakbonden bij het instellen van een
EOR is het inhuren van duurdere expertise minder nodig.
Concluderend lijkt het de Commissie onwaarschijnlijk dat het voorstel
aanzienlijke extra kosten met zich zal brengen voor ondernemingen die
reeds aan de eisen en doelstellingen van de bestaande richtlijn
voldoen.
d) Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden
Geen.
e) Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger
De Commissie heeft twee extra subopties overwogen: het verlagen van de
drempel voor de oprichting van een EOR (huidige drempel is 1000
werknemers, eventuele verlaging naar 500 werknemers) en het
registreren van alle afgesloten EOR-overeenkomsten. Deze subopties
waren echter minder kostenefficiënt en zijn daarom verworpen. Met het
behoud van de drempel van 1000 werknemers wordt voorkomen dat zodanige
administratieve, financiële en juridische verplichtingen worden
opgelegd dat de oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote
ondernemingen daardoor zou worden belemmerd. Het opzetten van een
centraal registratiesysteem heeft weinig toegevoegde waarde; hetzelfde
doel (monitoren van EOR's) kan worden bereikt door werkgevers- en
werknemersorganisaties op de hoogte te stellen van de start van de
onderhandelingen. Deze organisaties kunnen dan hun eigen
registratiesysteem opstellen of uitbreiden en op deze manier hun
kennis over EOR-overeenkomsten verbeteren.
Ten aanzien van het nationale programma administratieve lasten in het
bijzonder is er sprake van een netto reductiedoelstelling van 25%
(saldo van simplificatie en voorgenomen regelgeving). Dit betekent dat
onvoorziene stijgingen van de administratieve lasten (voortvloeiend
uit zowel nationale als Europese wet- en regelgeving) dienen te worden
gecompenseerd door het beleidsverantwoordelijke departement, conform
de interdepartementale hoofdafspraken voor compensatie van
administratieve lasten-tegenvallers. Om te komen tot een merkbare
vermindering van de administratieve lasten voor bedrijven, dienen
compensaties zoveel mogelijk te geschieden binnen het domein waarin de
tegenvaller plaatsvindt (bijlage 7 Miljoenennota).
Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of
sanctionering beleid
Het voorstel tot herziening van de EOR-richtlijn zal leiden tot een
aanpassing van de Wet op de Europese ondernemingsraden. Nieuw in het
voorstel is een verplichting voor lidstaten om te bepalen dat op
bepaalde terreinen het proces van informatieverstrekking aan en
raadpleging van de Europese ondernemingsraad en de nationale organen
gelijktijdig wordt ingeleid, indien hierover niets in de overeenkomst
is geregeld.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en
kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij
verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Een termijn voor de implementatie van de herziene richtlijn is nog
niet vastgesteld.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Vijf jaar na de uiterste datum voor omzetting van de gewijzigde
bepalingen van de richtlijn in nationale wetgeving, zal de Commissie
aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en
Sociaal Comité verslag uitbrengen over de toepassing van deze
richtlijn, zo nodig vergezeld van passende voorstellen.
Implicaties voor uitvoering en handhaving
a) Uitvoerbaarheid
Ten opzichte van de huidige richtlijn is niet gewijzigd dat de
onderhandelingsvrijheid van partijen voorop staat. Werkgever- en
werknemersvertegenwoordigers onderhandelen over de rol en bevoegdheden
van de Europese ondernemingsraad. Zij zullen dan ook in de
overeenkomst uitvoering moeten geven aan de bepalingen in de
gewijzigde richtlijn.
b) Handhaafbaarheid
De handhaving van de bepalingen in de richtlijn kan door partijen
worden afgedwongen bij de rechter.
Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen.
Nederlandse positie
Nederland steunt het voorstel van de Commissie. De voorgestelde
veranderingen hebben een positieve invloed op de effectiviteit van de
EOR. Het voorstel sluit goed aan op geconstateerde onduidelijkheden in
de huidige richtlijn en op de in de praktijk gebleken knelpunten. Door
de samenvoeging van de drie bestaande EOR-richtlijnen (EOR-richtlijn,
de uitbreiding hiervan naar het VK en de aanpassing hiervan wegens de
toetreding van Bulgarije en Roemenië) wordt de regelgeving
vereenvoudigd. Bovendien wordt met het voorstel beter aangesloten bij
de overige bestaande Europese medezeggenschapsrichtlijnen. Door de
introductie van een definitie van `informatie' en een verduidelijking
van de definitie van `raadpleging', met name door koppeling in de
subsidiaire voorschriften aan zaken als fusies en overnames, wordt de
positie van de EOR versterkt. Dit acht het kabinet nuttig. Het kabinet
steunt de Commissie wat betreft het opnemen in de richtlijn dat de
betrokkenheid van de EOR een nuttige werking moet hebben en een
doeltreffende besluitvorming mogelijk moet maken. Dit acht het kabinet
vooral van belang om te voorkomen dat besluitvorming in de onderneming
onnodig wordt vertraagd en ervoor te zorgen dat de lasten voor een
onderneming redelijk blijven.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken