Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport


4. Financiële positie zorginstellingen

Financiële positie zorginstellingen

Kamerstuk, 31 oktober 2008

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

CZ/CGGZ/2891039

31 oktober 2008

Hieronder ga ik, naar aanleiding van het verzoek van de heer Van Gerven en mede namens mijn collega van Financiën, nader in op het bericht dat zorginstellingen geraakt zouden worden door de kredietcrisis. De heer Van Gerven spitste zijn verzoek toe op GGZ-instellingen.

Tijdens het AO kapitaallasten van 22 oktober 2008 heb ik aangegeven een quick scan te zullen laten uitvoeren naar de mate waarin ziekenhuizen direct geraakt worden door faillissementen van buitenlandse banken. Ook zal ik proberen zicht te krijgen op de omvang van aandelenportefeuilles en de eventueel daarop geleden verliezen. Later dit jaar zal ik een omvattender stuk over eventuele tweede orde effecten van de kredietcrisis aan de Kamer sturen, zoals ik in het AO over de kapitaallasten van 22 oktober 2008 heb toegezegd.

De kern van de problematiek in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) is niet de kredietcrisis an Sich, maar vooral de overgang van een budgetsysteem naar een systeem met prestatiebekostiging (DBCs) per 1 januari 2008. Hierbij zijn zorgverzekeraars niet verplicht te bevoorschotten als het product (de DBC) nog niet volledig geleverd en afgesloten is. DBCs in de ggz kennen echter een gemiddelde doorlooptijd van 8-10 maanden. Daarnaast is er bij sommige zorgaanbieders nog een groot verschil tussen het budget dat berekend wordt op basis van de oude AWBZ parameters (bekostiging) en de inkomsten uit DBC-declaratie (financiering). Instellingen krijgen dit verschil gecompenseerd middels een verrekenpercentage. Dit kan enige tijd kosten.
Indien zorgverzekeraars geen bevoorschotting aanbieden, moeten zorgaanbieders zelf voor voorfinanciering zorgen. Zij kunnen op basis van de NZA-beleidsregel renteheffing een compensatie voor de rentekosten doorberekenen.

Ten gevolge daarvan hebben de betreffende zorgaanbieders behoefte aan uitbreiding van de rekening courant-faciliteit. Het kan voorkomen dat een kredietverlener, vanwege de huidige onzekerheid als gevolg van de kredietcrisis, deze aanvragen kritischer beoordeelt dan zorgaanbieders de afgelopen jaren gewend waren. Ik heb zorgverzekeraars die nog niet bevoorschotten gevraagd te bezien of zij de problemen die hierdoor ontstaan, willen opvangen door het toch verstrekken van (tijdelijke) voorschotten.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink