KNHS
Paardensector moet gezamenlijke kennisagenda opstellen
30 oktober 2008
panel j. werners r. steijn w. franken en m. van dierendonck
HOOGE MIERDE - Onder het motto 'Hippisch onderzoek: broodnodig of
overbodig?' organiseert de Stichting Hippische Onderwijs, overheid,
onderzoek en ondernemers in de paardensector moeten beter samenwerken
om onderzoek en kennisuitwisseling te bevorderen. Het instrument
hiervoor is een nationaal hippisch kenniscentrum (NHK). Vanuit het NHK
is het opstellen van een kennisagenda voor de komende vijf jaar
broodnodig. Dit waren de belangrijkste conclusies uit het seminar
'Hippisch onderzoek: broodnodig of overbodig?'. Stichting Hippische
Innovatieve Projecten (HIP) organiseerde dit seminar vrijdag 24
oktober op de accommodatie van Academy Bartels te Hooge Mierde.
Uniek aan deze dag was de aanwezigheid van alle bovengenoemde
partijen: René Wijlens,de nieuwe directeur van Helicon Opleidingen NHB
Deurne nam plaats in het discussiepanel. Wilfred Franken van de FNRS
en FNHO en Kees van Heesbeen van de ZLTO vertegenwoordigden de
hippische ondernemers. Harm Smit gaf namens het ministerie van LNV de
standpunten van de overheid weer. Daarnaast waren Kathalijne Visser
van Wageningen UR, Wim Back en Marianne Sloet van Universiteit Utrecht
de afgevaardigden van de wetenschap. Namens de sport waren de
bondscoaches Tineke Bartels en Martin Lips aanwezig.
De verschillende partijen kwamen tot de conclusie dat er een kloof is
tussen onderwijs en wetenschap enerzijds en bedrijfsleven anderzijds.
De onderlinge communicatie is minimaal. Daarnaast is de
informatievoorziening naar de maatschappij toe onvoldoende. Zo vond
Martin Lips dat er heel veel kennis is in de paardensport, maar nog te
weinig onderlinge uitwisseling. De praktijkmensen concludeerden dat ze
nog veel van elkaar kunnen leren. Ik ben wel een paardenman, maar ik
kom steeds meer tot de ontdekking dat ik nog niet veel weet, aldus
Lips.
Samenwerking en bewustwording waren de sleutelwoorden die telkens weer
genoemd werden tijdens het seminar. Meerdere malen kwam het realiseren
van een nationaal hippisch kenniscentrum ter sprake. Dit centrum heeft
de functie van centraal informatiepunt, van waaruit kennisvraagstukken
en onderzoek gecoördineerd worden. Een digitaal loket is een
mogelijkheid voor de toekomst. Harm Smit riep de sector op om, net als
de veehouderijsectoren, gezamenlijk een kennisagenda voor de toekomst
op te stellen. Deze agenda biedt inzicht in de behoefte van de sector
aan kennisuitwisseling, onderwijs, ondernemerschap en onderzoek.
De hoofdthemas van het seminar waren: interactie paard-ruiter,
bedrijfsontwikkeling en kengetallen, prestatie en gezondheid en
welzijn en bedrijfsinrichting. Het onderwerp prestatie en gezondheid
werd gepresenteerd door dr. Wim Back van de Faculteit Diergeneeskunde
uit Utrecht. Drs. Patricia de Cocq, die een promotieonderzoek doet bij
Wageningen UR, presenteerde het onderwerp over interactie
paard-ruiter. Dr. Kathalijne Visser gaf een lezing over de actuele
onderzoeksprojecten met betrekking tot welzijn. Uit de hierop volgende
discussie bleek dat er vanuit de hippische ondernemers behoefte is aan
duidelijkheid omtrent normen voor boxafmetingen. De Sectorraad Paard
heeft inmiddels, op verzoek van de minister, het concept plan van
aanpak voor welzijn opgesteld. In het plan staan geen concrete
richtlijnen voor minimale boxafmetingen. Volgens het plan hangt het
welzijn van een paard namelijk niet alleen af van de afmetingen. Het
gaat juist om de combinatie van verschillende indicatoren voor welzijn
zoals weidegang, beweging en sociaal contact.
Ir. Mireille Gijsberts van HAS Kennistransfer presenteerde de
resultaten van het onderzoek naar kengetallen op 30 hippische
ondernemingen. Opvallend was dat kostprijs voor het stallen van een
manege- of pensionpaard ver boven de vraagprijs ligt. De kostprijs van
een manegepaard is per stallingsplaats 368 euro en 318 euro voor een
pensionpaard, terwijl de gemiddelde pensionprijs 280 euro is.
Meer informatie over stichting HIP is te vinden op
www.stichtinghip.info.
Foto: Panel J. Werners R. Steijn W. Franken en M. van Dierendonck
Bron: Bartels Academy