Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk
30 oktober 2008 PO&K/B&S/58676 25 september 2008 2008Z01820/2008D04198
Onderwerp
Vraag naar kabinetsstandpunt inzake glv op
openbare scholen
Hierbij zend ik u, mede namens de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, het antwoord op de
schriftelijke vraag van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar het
kabinetsstandpunt inzake godsdienst- en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare
scholen. De reactie is in lijn met de recente reactie naar aanleiding van vragen van uw Kamer.1
Onderstaand wordt de algemene lijn uiteengezet en wordt tevens ingegaan op de situatie in het
stadsdeel Amsterdam-Slotervaart.
Het openbaar onderwijs staat door zijn algemene toegankelijkheid voor pluriformiteit en voor respect
voor uiteenlopende maatschappelijke en godsdienstige waarden. Kinderen leren er van, met en over
elkaar. Op openbare scholen zijn kinderen dagelijks bezig met actief burgerschap en de voorbereiding
op het functioneren in onze samenleving. De openbare school is in die zin neutraal omdat ze niet kiest
voor bepaalde opvattingen, dus ook niet voor een bepaalde levensbeschouwelijke stroming of religie.
Het is ten principale niet verenigbaar met de identiteit van het openbaar onderwijs dat één godsdienst
of levensbeschouwelijke richting een bijzondere positie krijgt. Het pluriforme karakter en de scheiding
van kerk en staat dient te allen tijde overeind te blijven. Om kinderen kennis te laten maken met de
pluriformiteit in Nederland is verplicht gesteld dat zowel openbare als bijzondere basisscholen het vak
geestelijke stromingen aan moeten bieden. Tijdens deze lessen wordt op respectvolle wijze aandacht
besteed aan de voornaamste godsdienstige en levensbeschouwelijke stromingen binnen de
Nederlandse samenleving, waaronder de islam.
In de artikelen in het Parool waar u naar verwijst is sprake van de mogelijkheid van het aanbieden van
lessen in islam op openbare scholen. De Wet op het primair onderwijs heeft in de artikelen 50 en 51
voorzien in de mogelijkheid om godsdienst- en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan te bieden
op openbare basisscholen. Indien ouders daarom vragen, moet het bevoegd gezag van de openbare
1Tweede Kamer, vergaderjaar 20072008, 31 200 VIII, nr. 199
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/2
school de gelegenheid bieden om onder schooltijd godsdienst- of levensbeschouwelijk
vormingsonderwijs te volgen. Dit betekent dat de school de verplichting heeft om een (verlicht en
verwarmd) klaslokaal aan te bieden. Van de uren besteed aan het godsdienst of levensbeschouwelijk
vormingsonderwijs mag maximaal 120 uur per jaar worden meegeteld voor het verplicht aantal
onderwijsuren dat iedere leerling moet ontvangen. Aan dit laatste dient geen verdergaande bedoeling
te worden toegekend dan te voorkomen dat bedoeld onderwijs uitsluitend na schooltijd zou moeten
worden gegeven, waardoor de leerlingen te lange schooldagen zouden maken en het onderwijs zelf
voor de leerlingen onaantrekkelijker zou worden. Voor de leerlingen die geen godsdienst- of
levensbeschouwelijk vormingsonderwijs ontvangen moet de school uiteraard andere
onderwijsactiviteiten organiseren.
De school is dus alleen verantwoordelijk voor het ter beschikking stellen van lesruimte en lesuren. Een
religieuze of levensbeschouwelijke organisatie is verantwoordelijk voor de (kwaliteit van de) lessen. Zij
stelt de docenten aan en treedt op als werkgever. Het gaat dus nadrukkelijk niet om onderwijs dat in
het verplichte curriculum van de openbare basisschool is opgenomen, maar om onderwijs dat op
verzoek van de ouders gegeven wordt door leraren van religieuze of levensbeschouwelijke organisaties.
Deze scheiding van verantwoordelijkheden borgt de neutraliteit van het openbaar basisonderwijs. De
school bemoeit zich immers niet met de inhoud van het vrijwillige godsdienst- of levensbeschouwelijke
onderwijs. Evenmin kunnen deze leraren godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs zich
bemoeien met de inhoud van het openbaar onderwijs. Het pluriforme karakter van het openbaar
onderwijs blijft dan ook gewaarborgd en de toegankelijkheid voor ieder kind gegarandeerd.
Naar aanleiding van de berichtgeving in het Parool heb ik de Inspectie van het Onderwijs verzocht om
mij te informeren over de voornemens van de twee openbare basisscholen in Amsterdam-Slotervaart.
De inspectie heeft daarop bevestigd dat het bestuur op verzoek van de ouders onderzoek doet naar de
mogelijkheden om binnen de kaders van de Wet op het primair onderwijs ruimte te bieden voor
islamitische godsdienstlessen. Het bevoegd gezag heeft benadrukt dat de voorwaarden die voortvloeien
uit de Wet op het primair onderwijs het kader vormen voor eventuele lessen. De inspectie heeft
aangegeven de ontwikkelingen te blijven volgen.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma