Het Koninklijk Huis
Toespraak van de Prins van Oranje over de toekomst van het Groene Hart op
het Bouwhuisdebat
Dames en heren,
Aan de oppervlakte ziet het Groene Hart er rustig en kalm uit. Een
typisch Hollands landschap, open, met weilanden, veel water, dijkjes
en molens. Een landschap dat door de eeuwen heen door mensen is
gemaakt en soms wel stil lijkt te staan. Maar in de grond onder het
Groene Hart beweegt het. De bodem daalt, het veen klinkt in, de zoute
kwel komt op. En dat wordt nog eens versterkt door de effecten van de
klimaatsverandering. De veranderingen in het water- en bodemsysteem
gaan langzaam. Ze zijn vaak lang onzichtbaar, en hun precieze invloed
is met onzekerheden omgeven. Maar de veranderingen zijn er wel, en het
is tijd om maatregelen te nemen. Maatregelen die een duurzaam,
klimaatbestendig water- en bodemsysteem in het Groene Hart kunnen
bewerkstelligen. Zodat ook het Groene Hart met vertrouwen de toekomst
tegemoet kan zien.
Dat is geen makkelijke opgave. In het Groene Hart wonen, werken en
recreëren veel mensen met plezier. Er zijn gezonde bedrijven en de
landbouw is de belangrijkste en vertrouwde drager van het landschap.
Het is heel begrijpelijk dat mensen er veel waarde aanhechten dat dit
zo blijft in de toekomst. Om de bodemdaling te remmen en de zoute kwel
terug te dringen zijn in sommige gebieden vergaande maatregelen nodig.
In de onlangs vastgestelde Structuurvisie Randstand 2040 heeft het
kabinet nog eens bevestigd dat in de meest kwetsbare gebieden het
ruimtegebruik moet worden aangepast op het watersysteem. In de minder
kwetsbare gebieden kan worden gewerkt aan een transitie om de landbouw
in overeenstemming te brengen met de randvoorwaarden die vanuit het
water worden gesteld. In gebieden met matige bodemdaling en dun
veenpakket staat de landbouw meer centraal. Dat kan en zal als
bedreigend worden ervaren. Mevrouw De Rijk en de heer Veerman zullen
in het debat hier nog ongetwijfeld op ingaan.
De vraag is: hóe kunnen we op een verstandige manier een duurzaam
water- en bodemsysteem maken? En hoe kunnen we tegelijkertijd het
bijzondere landschap behouden en de landbouw en economie vitaal
houden?
Eén ding is zeker: om deze vragen in samenhang te kunnen beantwoorden
hebt u niet genoeg aan de traditionele manier van werken. Mevrouw
Cramer wil daar misschien nog op ingaan. Hiervoor is creativiteit
nodig, nieuwe en andere kennis, betrokkenheid van mensen die normaal
buiten de ruimtelijke planprocessen staan. We noemen het
gebiedsontwikkeling. Een manier van werken waarbij op het eerste
gezicht strijdige belangen toch goed samengebracht kunnen worden.
Er is de afgelopen jaren veel geschreven over gebiedsontwikkeling.
Over hoe, wanneer en met wie je dat doet. Uitgebreide rapporten zijn
gepubliceerd over succes- en faalfactoren, instrumenten,
publiekprivate samenwerking. Omvangrijke en complexe
voorbeeldprojecten zijn uitgevoerd. Ook de Adviescommissie water heeft
- in december 2007 in haar advies over de watervisie - zich
uitgesproken over het concept gebiedsontwikkeling en aandacht gevraagd
voor de rol van het rijk in relatie tot het schaalniveau van de
gebieden en voor de verschillende mogelijkheden voor samenwerken.
Uiteindelijk komen al die grote ideeën terug op één essentie: de wil
tot samenwerking, de wil om over je eigen grenzen heen te kijken en
daarnaar te handelen. Als persoon, bedrijf of overheidsorganisatie.
Vooroordelen moeten aan de kant worden gezet. Daar is moed voor nodig
en leiderschap. Want op het moment dat je in zo'n gebiedsproject
stapt, weet je nog niet wat de uitkomst zal zijn. En dan wordt
`vertrouwen' de belangrijkste succesfactor.
Natuurlijk is gebiedsontwikkeling geen antwoord op álle vragen; het is
ook niet altijd en overal nodig. Maar juist de grootschalige en
complexe opgaven in het Groene Hart, die veel van alle betrokkenen
vergen, lenen zich voor gebiedsontwikkeling. Dit zijn geen opgaven die
één bestuurslaag, één type organisatie, of één sector kan oplossen. De
heer Van Engelshoven-Huls weet als voorzitter van de Stuurgroep Groene
Hart hier alles vanaf. Hiervoor is langdurige en intensieve
samenwerking nodig.
We zijn vandaag te gast in het Bouwhuis van Bouwend Nederland. De
ondernemers in de bouw hebben voor dit Bouwhuisdebat een bijzonder
onderwerp genomen: de toekomst van het Groene Hart. Dat roept
misschien wel vragen bij u op: wat kunnen de bouwers met de water- en
landschapsopgaven in het Groene Hart doen? Wat kunnen zij bijdragen
aan een vitaal Groen Hart als er maar beperkt kan worden gebouwd en er
niet mag worden geknabbeld aan de randen? Vanuit het perspectief van
gebiedsontwikkeling is het bij dergelijke complexe opgaven van groot
belang dat iedereen die serieus wil meewerken aan het gezamenlijk
oplossen van de problemen aan tafel komt. Juist ook de marktpartijen
die hun expertise en slagkracht kunnen inzetten voor een gebied waarin
economische vitaliteit en behoud van het landschap moeten worden
gecombineerd.
Het is zinvol om grote projectontwikkelaars en lokale ondernemers in
een vroeg stadium bij gebiedsontwikkelingen te betrekken. Natuurlijk
moeten de risico's aan vroege betrokkenheid van marktpartijen
onderkend worden: bijvoorbeeld dat een projectontwikkelaar een paar
krenten uit de pap haalt, zonder daadwerkelijk bij te dragen aan de
maatschappelijke doelen. Maar ook hiervoor geldt: een
kritischpositieve attitude van overheden, maatschappelijke
organisaties en andere bedrijven draagt uiteindelijk meer bij aan het
oplossen van problemen, dan het op voorhand sluiten van de deur.
Bewoners en gebruikers zijn vaak het meest betrokken bij het gebied
omdat het hun leefomgeving is. En met gebruikers bedoel ik ook de
bewoners van de stedelijke gebieden in de Randstad, die in het Groene
Hart willen kunnen recreëren: een rondje wandelen of fietsen. Dat dit
niet eenvoudig is, heb ik zelf ondervonden toen ik nog in Leiden
woonde. De pogingen om in het Groene Hart een ronde te fietsen of te
skaten strandden na het oversteken van de A4 op een zandpad zonder
enige infrastructuur die een soort centraal park in de Randstad voor
de bewoners zou kunnen en moeten bieden. Soortgelijke problemen zijn
er op meer plekken. De toegankelijkheid van het Groene Hart voor
stedelingen kan nog flink verbeterd worden.
Het Groene Hart kent tientallen belangenorganisaties, actiecomités en
individuele actievelingen. Hun grote betrokkenheid en waardering voor
het Groene Hart kunnen als een last worden ervaren door overheden.
Maar ook hier geldt: juist het gebruiken van die specifieke kennis en
energie kan voor doorbraken en creatieve oplossingen zorgen in de
gebiedsontwikkeling. Het verwelkomen en serieus nemen van de wensen
van bewoners en gebruikers is een betere houding dan ze te negeren of
door te verwijzen naar de formele procedures.
In het Groene Hart zijn al gebiedsprojecten gestart. Denk bijvoorbeeld
aan Groot Mijdrecht Noord en de Krimpenerwaard. Ik daag u allen uit om
gezamenlijk in deze en toekomstige gebiedsprojecten nieuwe
perspectieven te realiseren voor het Groene Hart.
Toekomstperspectieven waarin alle belangen een plek krijgen: de
belangen van de bewoners, recreanten, landbouwers, landschap- en
waterbeheerders.
Dát er maatregelen moeten worden genomen is duidelijk. En op het hóe
hebben velen invloed.
We hebben in Nederland veel kennis over waterbeheer, een innovatieve
landbouw, creatieve landschap- en natuurontwikkelaars,
projectontwikkelaars die willen investeren in maatschappelijk
ondernemen. Lange tijd hadden deze groepen niet zoveel met anderen te
maken. Zolang het land achter de dijken maar droog bleef, was het
goed. Die tijd is voorbij. Voor een goede toekomst van het Groene Hart
is het nodig dat boeren en waterbeheerders samen met de andere
bewoners en gebruikers van het gebied een nieuw perspectief
ontwikkelen. Een perspectief dat al die verschillende opgaven die op
het Groene Hart rusten op een evenwichtige manier samenbrengt. Een
perspectief voor een typisch Hollands landschap, gemaakt door mensen,
dat ook de komende eeuwen mee kan gaan.
Dank u wel.
Zoetermeer, 30 oktober 2008
Zie ookpersbericht van 28 oktober 2008
* © RVD