Consumptie van eiwitten
30 oktober 2008 - kamerstuk
Kamerbrief ter begeleiding van twee rapporten over de consumptie van
eiwitten in Nederland en de mogelijkheden tot sturing hierop.
Meer informatie
* Consumptie van eiwitten
Kamerstuk | 30-10-2008 | PDF-Document, 61 kB
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
+ Rapport 'Milieueffecten Nederlandse consumptie van eiwitrijke
producten'
Geachte Voorzitter,
Hierbij doen wij u twee onderzoeksrapporten toekomen, te weten het rapport
"Milieueffecten Nederlandse consumptie van eiwitrijke producten. Gevolgen van
vervanging van dierlijke eiwitten anno 2008" dat is opgesteld door Blonk Milieuadvies
(BMA) en het rapport "De eiwittransitie. Een verkenning van mogelijkheden voor sturing
op consumptiegedrag" dat is opgesteld door het Dutch Research Institute for Transitions
(Drift).
De resultaten van deze onderzoeken dragen bij aan de beleidsontwikkeling op het thema
Biodiversiteit, voedsel en vlees. Dit thema maakt onderdeel uit van de kabinetsbrede
aanpak duurzame ontwikkeling1) en beoogt een duurzame productie en consumptie van
eiwitten.
Door overheid en ketenpartijen wordt hard gewerkt aan verduurzaming van de productie
van dierlijke eiwitten. Daarmee zijn we in de afgelopen jaren in Nederland ook ver
gekomen, emissies zijn een flink eind teruggedrongen en verdere stappen worden gezet.
In de toekomstvisie op de veehouderij2) is aangegeven hoe over een periode van 15 jaar
een duurzame veehouderij met een breed draagvlak in de samenleving moet worden
gerealiseerd. Die visie wordt thans langs diverse sporen uitgewerkt. Eerder in dit jaar
sloten wij met ketenpartijen het Convenant schone en zuinige agrosectoren, waarin
concrete doelen zijn vastgelegd en afspraken tussen de sector en de overheid.
Tot nu toe is de consumentenkant onderbelicht gebleven. Duidelijk is dat verschuiving in
het consumptiepatroon kan bijdragen om de milieueffecten te verminderen. Hierbij zijn
verschillende vervangingsstrategieën denkbaar. Elke strategie heeft daarbij andere
milieueffecten. Daarom hebben wij een jaar geleden aan BMA opdracht gegeven om voor
een aantal vervangingsstrategieën te onderzoeken wat de (milieu)effecten zijn. Daarnaast
hebben we het Drift gevraagd te onderzoeken of er in de Nederlandse context kansen zijn
voor een verschuiving naar een duurzamer consumptiepatroon van eiwitten.
1 Kamerstuk 2007-2008, 30 196, nr. 32, Tweede Kamer
2 Kamerstuk, 2007-2008, 28 973, nr. 28, Tweede Kamer
Onderzoek naar de milieueffecten van de consumptie van eiwitrijke producten
Het rapport "Milieueffecten Nederlandse consumptie van eiwitrijke producten. Gevolgen
van vervanging van dierlijke eiwitten anno 2008" is opgesteld door Blonk Milieuadvies
(BMA). Het is een analyse van de milieueffecten over de hele productieketen van diverse
eiwitrijke producten en een tiental voedingspatronen, op basis van een levenscyclusanalyse.
Korte samenvatting onderzoek BMA:
.. Er is gekeken naar een aantal mondiale milieueffecten (broeikaseffect, energiegebruik,
ruimtebeslag, biodiversiteitverlies, waterverbruik, uitputting en accumulatie van
nutriënten en accumulatie van zware metalen) als gevolg van de Nederlandse
consumptie. Het accent lag op het broeikaseffect en het ruimtebeslag en de mogelijke
effecten op de biodiversiteit. De relevantie van eiwitconsumptie voor de genoemde
milieueffecten wordt door het rapport bevestigd.
.. Het onderzoek geeft een met recente cijfers doorgerekend overzicht van de milieueffecten
vanuit de diverse eiwitproducten en ook vanuit een tiental voedingsscenario's.
.. Er komt een genuanceerd beeld uit. Er zijn diverse mogelijkheden om het huidige
patroon van eiwitconsumptie te vervangen door een duurzamer patroon van
eiwitconsumptie.
.. Vervanging van dierlijk naar plantaardig eiwit is een optie, maar ook verschuiving van
de ene vleessoort naar de andere levert al winst op. Zo blijkt bijvoorbeeld kip
aanzienlijk minder belastend voor het klimaat te zijn dan rundvlees.
.. Bij vervanging van dierlijke door plantaardige eiwitten is de winst voor het klimaat en
ruimtegebruik afhankelijk van de te kiezen plantaardige alternatieven.
.. Eten volgens de Richtlijnen Gezonde Voeding van de Gezondheidsraad en het
Voedingscentrum (d.w.z. minder en gezonder eten) is ook duurzamer [reductie 1,2
Mton CO2-eq/jaar en een reductie van het ruimtebeslag met circa 11.000 km2].
Een dag in de week plantaardig eten (d.w.z. één dag geen dierlijke eiwitten) levert een
vergelijkbare winst op.
.. Om een idee te krijgen van de mogelijke economische consequenties van vervanging
van dierlijke eiwitten voor dierlijke productieketens heeft het Landbouw-Economisch
Instituut (LEI) een gedachtenexperiment uitgevoerd. De notitie met de resultaten van
deze verkenning is als bijlage aan het rapport toegevoegd.
Bij het onderzoek van BMA moet worden opgemerkt dat er een zekere mate van
onzekerheid kleeft aan de resultaten. Dit heeft zowel te maken met de gebruikte LCAmethodiek
als met de gebruikte beschikbare data. Aangenomen wordt dat deze
onzekerheden echter geen significant effect hebben op de uitkomsten van de onderlinge
vergelijking van de producten.
Daarnaast moet worden opgemerkt dat voor het onderzoek is uitgegaan van gemiddelde
productiewijzen van producten. Er is thans nog onvoldoende inzicht in variaties tussen
producties per product en verbeteropties om dit te verdisconteren in het onderzoek.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
30 oktober 2008 VD. 2008/2193 3
Onderzoek naar de mogelijkheden voor een verschuiving in de eiwitconsumptie
Het rapport "De eiwittransitie. Een verkenning van mogelijkheden voor sturing op
consumptiegedrag" is opgesteld door het Dutch Research Institute for Transitions (Drift -
Erasmus Universiteit Rotterdam).
Korte samenvatting onderzoek Drift:
.. De situatie voor een veranderingsproces is gunstiger dan 10 jaar geleden. Er is een
autonoom veranderingsproces richting duurzaamheid. Urgentie van de klimaatproblematiek
staat op de agenda. Er zijn koplopers en nichespelers actief die werken
aan nieuwe producten en productiewijzen.
.. Een versnelling van dat proces lijkt mogelijk door transitiemanagement in te zetten
(transitiemanagement beoogt complexe systeemovergangen te beïnvloeden) .
.. Een goede weg kan zijn een mix van modern beleid (overheid als initiator, facilitator,
coördinator, deelnemer en transitiemanagement (beloftevolle toekomstbeelden
creëren; samenbrengen van voorlopers en actoren; stimuleren van experimenten en
opschaling; monitoring en reflectie).
.. Tijdelijk beschermen van nichespelers om de lange termijn van een overgangsproces te
overbruggen.
.. Er zijn op hoofdlijnen twee visies op een duurzame toekomst te onderscheiden: een
extensieve productie en een soberder/non-processed voedingssysteem (minderen)
versus groei en innovatie. Die twee visies moeten naast elkaar worden geplaatst in
plaats van tegenover elkaar.
.. Beleid niet alleen richten op de consument maar ook op de omgeving daarvan, zoals
onderwijs en aanbieders van voedsel.
Beide rapporten bieden inzicht en aanknopingspunten voor verdere beleidsvorming op dit
thema.
De uitkomst van het onderzoek van BMA geeft aan dat de kwestie te genuanceerd is voor
eenvoudige antwoorden. Er zijn meerdere opties om de milieueffecten van de huidige
eiwitconsumptie te verminderen. De uitkomsten van de rapporten geven aanleiding om
samen met de ketenpartijen en maatschappelijke organisaties verder na te denken over
oplossingen, die op het vlak liggen van productie én consumptie. Daarom wordt
binnenkort met ketenpartijen en maatschappelijke organisaties een dialoog over dit
thema gevoerd.
Het doel is daarbij om te komen tot een gezamenlijke probleemperceptie, een gezamenlijke
visie op mogelijke oplossingen en een gezamenlijke agenda. Dit is een eerste stap in
het langlopend proces dat door Drift is aangeduid. Naast de aanbevelingen uit dit rapport
zullen ook de uitkomsten van de hierboven genoemde externe dialoog betrokken worden
bij de besluitvorming over het proces dat moet leiden tot een verduurzaming van de
productie en consumptie van eiwitten. De agenda die met partijen wordt opgesteld maakt
hiervan onderdeel uit. Het voornemen is het kabinetsstandpunt en deze agenda in het
voorjaar van 2009 gereed te hebben en aan te bieden aan uw Kamer.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
30 oktober 2008 VD. 2008/2193 4
De overheid werkt op dit moment concreet langs verschillende sporen aan verduurzaming
op dit thema3. Niet alleen via het spoor van de productie, maar ook aan de consumptiekant.
Consumenten maken hun eigen keuzes. We gaan de consument niets voorschrijven,
maar wel stimuleren dat de duurzame keuze makkelijker wordt en bewerkstelligen dat de
consument voldoende informatie krijgt om een keuze te kunnen maken.
Dit is in lijn met de aanbevelingen van het Consumentenplatform (zie:
wwww.minlnv.nl/consumentenplatform). Minder vlees of zuivel, duurzamer geproduceerd
vlees, meer plantaardige eiwitten en nieuwe eiwitproducten behoren tot de mogelijkheden.
In de nota Voedsel en Consument die binnenkort verschijnt, zal ik verder ingaan op
mijn ambities om zowel het aanbod van als de consumentenvraag naar duurzaam voedsel
te stimuleren.
In 2009 start een nieuwe VCN-campagne over duurzaamheid van voedsel.
Ook relevant is dat in het kader van het programma "ketengericht afvalbeleid", dat in het
tweede Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) zal worden aangekondigd, organisch afval één
van de 7 prioritaire stromen vormt. De nadruk zal hierbij liggen op het tegengaan van
voedselverspilling, met name vlees en zuivel. Het doel is om samen met bedrijven en
anderen te komen tot concrete projecten die moeten leiden tot 20% milieuwinst in de
planperiode van het LAP (dat wil zeggen binnen vijf jaar).
Zowel binnen het beleidsondersteunend onderzoek, dat wordt uitgevoerd door de DLOinstellingen,
als in de WUR-kennisbasis wordt de komende jaren onderzoek verricht dat
een verduurzaming van de productie en consumptie van eiwitten moet ondersteunen.
Daarnaast gaat op korte termijn het Programma Innovaties Eiwitketens van start. Dit
programma beoogt om initiatieven binnen zowel kennisinstellingen als bedrijfsleven die
een bijdrage kunnen leveren aan een duurzame eiwitketen financieel te ondersteunen.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING,
VOEDSELKWALITEIT, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER,
G. Verburg dr. J.M. Cramer
3 Kamerstuk, 2007-2008, 28 973, nr. 29, Tweede Kamer
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit