abcdefgh
Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
30 oktober 2008 1
Ons kenmerk Uw kenmerk
VENW/DGLM-2008/1734 -
Onderwerp
Verslag Transportraad 9 oktober 2008
Geachte voorzitter,
Hierbij informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, over
de uitkomsten van de Transportraad van 9 oktober 2008. Tevens geef ik hierbij invulling
aan een aantal toezeggingen, zoals gedaan tijdens het AO Transportraad van
30 september 2008.
Naar aanleiding van de aanbieding van de Eerste Voortgangsrapportage Anders Betalen
voor Mobiliteit heeft uw Kamer mij verzocht om uw Kamer voor het Algemeen Overleg
over Anders Betalen voor Mobiliteit (ABvM) op 30 oktober a.s. te informeren over de
wijze waarop ik uitvoering geef aan de motie Vendrik (21501-33, nr. 189). Ik verwijs
hiervoor naar het bijgevoegde verslag van de Transportraad.
De motie riep mij op om mij in de Transportraad uit te spreken voor de vrijheid van
lidstaten om zelf te bepalen welke externe kosten in de kilometerheffing kunnen worden
opgenomen en zelf de hoogte van het tarief voor het vrachtverkeer te kunnen vaststellen.
Op basis van de argumenten die zijn gewisseld tijdens het VAO Transportraad op
7 oktober 2008 heb ik de motie zo begrepen dat de Eurovignetrichtlijn geen beperkingen
mag opleveren voor de introductie van ABvM.
Zoals uit het bijgevoegde verslag blijkt, heb ik daarop in de Transportraad van 9 oktober
onderstreept dat de herziening van de Eurovignetrichtlijn voldoende ruimte moet (blijven)
bieden voor de Nederlandse plannen rond Anders Betalen voor Mobiliteit. Ik heb daarbij
aangegeven met name te denken aan ruimte voor voldoende spreiding van het tarief naar
tijd en plaats (spitstarief). Daarnaast heb ik de Commissie gevraagd om ambitieuze
Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
VENW/DGLM-2008/1734
voorstellen voor de aanpak van de CO2-uitstoot in de transportsector, met als notie dat
bronbeleid hierbij een belangrijke rol heeft te vervullen.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Camiel Eurlings
---
VENW/DGLM-2008/1734
Verslag Transportraad 9 oktober 2008
Het is het Franse Voorzitterschap niet gelukt om Raadsconclusies aan te nemen over het
pakket duurzaam vervoer. Er was hiervoor geen consensus. Mogelijk zal tijdens de
Transportraad van december nogmaals over dit onderwerp gesproken worden.
Ik heb mij tijdens de Transportraad uitgesproken voor het internaliseren van externe
kosten mits dit op een eerlijke, evenwichtige en effectieve manier gebeurt. In dit licht
dienen er passende oplossingen te worden gevonden voor alle vervoersmodaliteiten.
Ik heb, onder verwijzing naar de motie van GroenLinks inzake de herziening van de
Eurovignetrichtlijn, onderstreept dat de herziening van de Eurovignetrichtlijn voldoende
ruimte moet (blijven) bieden voor de Nederlandse plannen rond Anders Betalen voor
Mobiliteit. Ik heb hierbij aangegeven met name te denken aan ruimte voor voldoende
spreiding van het tarief naar tijd en plaats.
Verder heb ik - mede in het licht van het feit dat CO2 niet onder de reikwijdte van de
herziening van de Eurovignetrichtlijn valt nadrukkelijk aandacht gevraagd voor
ambitieuze voorstellen om de CO2-uitstoot in de transportsector verder terug te dringen,
met als notie dat bronbeleid hierbij een belangrijke rol heeft te vervullen.
Een debat heeft plaatsgevonden over de rechtsgrondslag van de richtlijn betreffende
grensoverschrijdende handhaving verkeersveiligheid. Tijdens dit debat benadrukte alle
lidstaten het belang van Europese regels ter verhoging van de verkeersveiligheid. Een
meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, was echter wel van mening dat het
voorstel van de Commissie, in zijn huidige vorm, niet onder de eerste pijler van het EG-
Verdrag past, met name vanwege de strafrechtelijke aspecten van het voorstel. Het Franse
Voorzitterschap zal nu bezien hoe verder te gaan met het voorstel.
De Raad heeft Raadsconclusies aangenomen over het Europese emissiehandelssysteem
(ETS) voor de luchtvaart in relatie tot derde landen. Deze Raadsconclusies onderstrepen
het belang van het verkrijgen van internationale steun voor het ETS luchtvaart. Ik kon
akkoord gaan met de Raadsconclusies. Ik heb aangegeven voorstander te zijn van het
onderbrengen van de luchtvaart in het ETS. Hierbij heb ik aangetekend dat het belangrijk
is dat zoveel mogelijk derde landen zich aansluiten bij het ETS. Immers, deelname van
zoveel mogelijk landen is mede bepalend voor het succes van het systeem.
Bij het ontwikkelen van het systeem is ook alertheid geboden voor de gevolgen voor de
concurrentiepositie van de Europese luchtvaart, en meer specifiek de effecten van carbon
leakage. Carbon leakage (het verplaatsen van de CO2-uitstoot naar landen buiten de
Europese Unie) ondermijnt immers de effectiviteit van het systeem. Ik heb dan ook
aangegeven groot belang te hechten aan een zorgvuldige formulering van (ook) op
luchtvaart toepasbare criteria voor carbon leakage. Dergelijke criteria dienen dan ook
scherp geformuleerd te worden en zullen bepalend zijn voor de vraag tot hoe ver ETS in
de luchtvaart zich in de toekomst zal kunnen ontwikkelen.
Het mandaat voor de Commissie om te onderhandelen met Libanon over een
luchtvaartakkoord werd zonder discussie aangenomen. Ook werd zonder discussie een
algemene oriëntatie bereikt op de technische wijziging van de verordening inzake de
---
VENW/DGLM-2008/1734
SESAR Gemeenschappelijke Onderneming en werd de Raadsresolutie waarin een besluit
genomen wordt over de start van de ontwikkelingsfase van het SESAR-project,
aangenomen.
De Raad bereikte een politiek akkoord op de twee geagendeerde maritieme onderwerpen:
het voorstel voor een richtlijn betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen en
het voorstel voor een richtlijn betreffende de wettelijke aansprakelijkheid en financiële
zekerheden van scheepseigenaren (beide onderdeel van het derde pakket maritieme
veiligheid). De richtlijn inzake de naleving van vlaggenstaatverplichtingen heeft tot doel de
kwaliteit van de schepen die onder de vlaggen van de lidstaten varen te vergroten.
Lidstaten moeten erop toezien dat deze schepen de internationale regels naleven en dat
de maritieme administratie voldoet aan hoge kwaliteitsnormen. De richtlijn inzake de
wettelijke aansprakelijkheid en financiële zekerheden van scheepseigenaren (die ingrijpend
is gewijzigd in de Raadswerkgroepen) moet ertoe leiden dat scheepseigenaren in het bezit
zijn van verzekeringen voor maritieme claims, bijvoorbeeld op grond van toegebrachte
schade. Deze verplichting geldt zowel voor eigenaren van schepen die de vlag van de
lidstaten voeren als voor eigenaren van schepen van niet EU-vlaggen die Europese havens
binnenkomen.
In samenhang met deze twee richtlijnen is ook een `Verklaring van de Lidstaten' over
maritieme veiligheid aangenomen. Hierin committeren de lidstaten zich onder meer om
alle relevante internationale verdragen op het gebied van zowel
vlaggenstaatverplichtingen als op het gebied van aansprakelijkheid en vergoeding van
schade door scheepvaart te ratificeren.
In de onderhandelingen was het voor Nederland met name van belang dat beide
richtlijnen niet strijdig zouden zijn met bestaande relevante internationale verdragen en
dat er voldoende nationale beleidsruimte zou blijven bestaan bij de interpretatie van
internationale verdragen. Hieraan is tegemoet gekomen.
Het Franse Voorzitterschap zal de compromisteksten voorleggen aan het Europees
Parlement, met het oog op spoedige overeenstemming over alle voorstellen van het derde
pakket maritieme veiligheid. De verwachting is dat een akkoord met het Europees
Parlement op het gehele pakket voor het eind van dit jaar zal worden bereikt.
Toezeggingen
Tijdens het AO Transportraad van 30 september 2008 heb ik u toegezegd schriftelijke
terug te komen op de vraag over de mogelijkheden voor een geluidsafhankelijke
gebruiksvergoeding voor het spoor. Wij hebben hierover tijdens het VAO van 7 oktober
2008 reeds nader van gedachten gewisseld. Aanleiding van de bespreking was het BNC-
fiche over de mededeling van de Europese Commissie inzake geluidsreducerende
maatregelen voor spoormaterieel. In deze mededeling geeft de Europese Commissie aan
hoe zij denkt dat dit het best gestimuleerd kunnen worden. De Europese Commissie
kondigt onder meer een voorstel aan voor wettelijke voorschriften waaraan
geluidsafhankelijke gebruiksvergoedingen voor het spoor moeten voldoen, indien een
lidstaat een dergelijke differentiatie in de vergoeding invoert.
---
VENW/DGLM-2008/1734
In Nederland is reeds op 15 juli 2008 door ProRail, als aanvulling op de netverklaring
2008, een geluidgedifferentieerde prestatieregeling gepubliceerd. Met deze
prestatieregeling, genaamd "toename stille kilometers", wordt beoogd om vervoerders te
stimuleren om hun lawaaiig materieel om te bouwen. Vervoerders ontvangen per gereden
wagonkm een bonus voor het materieel dat is omgebouwd. De voorgestelde aanpak van
de Europese Commissie sluit aan op het huidige Nederlandse beleid.
Als tweede stap beveelt de Europese Commissie lidstaten aan om
geluidsproductieplafonds voor belangrijke goederenlijnen te introduceren. Het gaat hierbij
niet om een Europese verplichting. Het wordt aan de lidstaten zelf overgelaten om te
zijner tijd geluidsproductieplafonds in te voeren.
In het VAO heb ik aangegeven dat de minister van VROM binnenkort een wijziging van
de huidige Nederlandse geluidwetgeving aan de Tweede Kamer zal voorleggen. In deze
wijziging worden onder andere geluidsproductieplafonds voor spoorwegen voorgesteld.
Op deze wijzigingen van de Nederlandse wetgeving kan ik momenteel niet vooruitlopen.
Ik heb de minister van VROM, zoals toegezegd, uw vragen met betrekking tot
geluidsreducerende maatregelen spoor en geluidsplafonds doen toekomen.
Mijn Europese inzet op het gebied van geluidhinder spoorwegen blijft erop gericht om
effectief bronbeleid, zoals het invoeren van stillere remblokken voor wagons, te
bevorderen. De toelatingsprocedure van deze stillere remblokken moet op Europees
niveau prioriteit krijgen. Daarnaast wordt in het kader van de spoorcorridor Rotterdam
Genua momenteel een verkenning gedaan naar de samenwerkingsmogelijkheden met de
betrokken landen bij het bevorderen van actief bronbeleid.
Ik heb u tijdens het AO van 30 september tevens toegezegd schriftelijk terug te komen op
de vragen over de vertragingen in de implementatie van Europese richtlijnen, de oorzaken
daarvan en de rol van de Kamer daarin.
Momenteel heeft VenW achterstand bij de implementatie van twee richtlijnen. Voor de
oorzaken van deze achterstand verwijs ik graag naar de brief van de Staatssecretaris van
Buitenlandse Zaken van 15 juli 2008 over de stand van zaken met betrekking tot de
implementatie van EG-richtlijnen en EU-kaderbesluiten in de Nederlandse wet- en
regelgeving aan het einde van het tweede kwartaal van 2008 (21-109 nr 185). De in het
tweede kwartaaloverzicht genoemde richtlijn 2003/59 inzake chauffeursbekwaamheid is
recentelijk geïmplementeerd.
De Tweede Kamer heeft geen rol gespeeld bij het ontstaan van de achterstand bij de
implementatie. Eén van de redenen voor de achterstand is dat VenW onvoldoende
rekening heeft gehouden met de recesperiode van de Tweede Kamer.
Overigens lijkt het erop dat VenW naar alle waarschijnlijkheid medio november geen
achterstand in de implementatie meer zal hebben.
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat