Kamerbrief inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen
29-10-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
Mededeling inzake internationale samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie;
Mededeling inzake Actieplan EU-strategie voor diergezondheid;
Richtlijn inzake verslaggevings- en documentatieverplichtingen in geval van fusies en splitsingen;
De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Frans Timmermans
· Ministerie van Buitenlandse Zaken
· Bezuidenhoutseweg 67
· Postbus 20061
· 2500 EB Den Haag
· Tel.: 070-3 486 486
· Fax: 070-3 484 848
· Internet: www.minbuza.nl
Fiche 1: Mededeling inzake internationale samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie
1. Algemene gegevens
Voorstel :Mededeling Een strategisch Europees kader voor internationale samenwerking op het
gebied van wetenschap en technologie
Datum Commissiedocument: 24/09/2008
Nr. Commissiedocument: COM(2008) 588
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197418
Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: niet opgesteld
Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Onderzoek, Raad voor Concurrentievermogen
(waarschijnlijk aanvaarding raadsconclusies in december 2008)
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van EZ, in nauwe samenwerking met OCW
2.
Essentie voorstel
Deze mededeling is de laatste in een reeks van vijf mededelingen als vervolg op het Groenboek Europese Onderzoeksruimte (EOR).1 In deze mededeling wordt een Europees strategisch kader voor internationale samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie voorgesteld, waarbij specifiek aandacht wordt geschonken aan informatie- en communicatietechnologie (ICT). Het strategisch kader heeft als doel om de internationale dimensie van de Europese Onderzoeksruimte te versterken en de randvoorwaarden voor de samenwerking met derde landen te verbeteren. Dit zal uiteindelijk ook bijdragen aan het effectiever oplossen van mondiale uitdagingen en het versterken van het concurrentievermogen van de EU op het gebied van wetenschap en technologie. Daarnaast bestaat op ICT gebied de ambitie om de mondiale concurrentiepositie van de Europese ICT industrie te versterken mede gericht op een beter investeringsklimaat en het bevorderen van de convergentie tussen elektronische communicatie en media. De Commissie beschrijft hiertoe in deze mededeling de belangrijkste uitgangspunten voor de verdere samenwerking binnen de EU (Commissie en lidstaten) en met de rest van de wereld, en stelt een aantal specifieke actielijnen voor.
3.
Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?
In de mededeling wordt geen nieuwe wet- of regelgeving aangekondigd. De Commissie beoogt een lange-termijn partnerschap tussen lidstaten en de EU te realiseren, gericht op samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie met derde landen. In dit kader zou gezamenlijk door Commissie en lidstaten gewerkt moeten worden aan het delen van doelstellingen, formuleren en uitvoeren van gemeenschappelijke Europese onderzoeksagenda's en -standpunten ten opzichte van
1 Eerder verschenen een mededeling over mobiliteit en onderzoekersloopbanen (mei 2008); een voorstel voor een juridisch kader voor pan-Europese onderzoeksinfrastructuren (juli 2008); een Aanbeveling en Handboek voor het beheer van intellectueel eigendom door publieke onderzoeksinstellingen (april 2008); een mededeling over gezamenlijk programmeren van onderzoek (juli 2008).
Bijlage fichedocument, pagina 1
derde landen en in internationale fora. Met dit partnerschap wordt invulling gegeven aan de realisering van één EOR, waarmee wordt beoogd een vrije onderzoeksmarkt binnen de EU tot stand te brengen en bij te dragen aan het door de Europese Raad geformuleerde bredere streven naar een vrij verkeer van kennis binnen de EU. Belangrijke doelen daarbij zijn het wegnemen van belemmeringen voor grensoverschrijdende onderzoekssamenwerking, het bevorderen van synergie in het onderzoek(-sbeleid) van de lidstaten en het bevorderen van onderzoekssamenwerking op Europees niveau.
2Tweede Kamer 2007-2008, 22 112, nr. 670.
In de mededeling zet de Commissie allereerst een breed scala van sleutelbeginselen voor internationale onderzoek- en technologiesamenwerking uiteen. Voor een aantal van deze beginselen worden actielijnen voor lidstaten en/of de Commissie voorgesteld:
-
het verbreden van de EOR en het meer openstellen daarvan voor de wereld: ondermeer door een betere integratie van de nabuurlanden in de EOR, eventuele versterking van de samenwerking met Rusland en de geleidelijke openstelling van bepaalde EU ICT programma's voor nabuurlanden;
-
het verhogen van de coherentie van EU-beleid en complementariteit van EU-programma's, met name die tussen het externe beleid en ontwikkelingsbeleid en het onderzoek- en technologiebeleid;
-
het bevorderen van strategische samenwerking met belangrijke derde landen door middel van geografische en thematische toespitsing; betere informatie-uitwisseling over bilaterale samenwerkingsrelaties en het realiseren van meer samenhang tussen EU financiering en nationale financiering;
-
het versterken van de randvoorwaarden voor internationale wetenschap- en technologiesamenwerking: versterken van de samenwerking op het gebied van grote onderzoeksfaciliteiten; vergemakkelijken van de toelating van onderzoekers uit derde landen, het versterken van internationale mobiliteit en internationale netwerken van onderzoekers; het openstellen van nationale instrumenten en het beheer van intellectueel eigendom en het bevorderen van standaardisatie in ICT.
Bevoegdheidsvaststelling:
In de mededeling wordt een aantal maatregelen voor de commissie aangekondigd en worden aanbevelingen aan lidstaten gedaan. Een specifieke rechtsbasis wordt niet genoemd. De Commissie heeft evenwel op grond van artikel 165 van het EG verdrag een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid om de activiteiten van de lidstaten en de gemeenschap op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling te coördineren, met als doel de samenhang van het beleid van de lidstaten en het beleid van de Gemeenschap te verzekeren. De Commissie kan hiertoe in samenwerking met de lidstaten initiatieven ontplooien.
Subsidiariteit:
Nederland beoordeelt de subsidiariteit van dit voorstel als positief. Een transparante strategie van de Europese Unie en een betere Europese afstemming op het gebied van internationale onderzoekssamenwerking kan een effectiever Europees optreden op het wereldtoneel bevorderen. Daarnaast kan het schaalvoordelen en externe effecten opleveren die nationaal niet te realiseren zijn.
Proportionaliteit:
Over het algemeen beoordeelt Nederland de proportionaliteit van deze mededeling als positief. De commissie komt met aanbevelingen die ook aansluiten op eerder voorstellen in het kader van EOR, zoals Gezamenlijk Programmeren.2 Wel staat Nederland kritisch ten aanzien van de onduidelijkheid over de voorgestelde actielijn richting lidstaten om hun nationale onderzoeksprogramma's stapsgewijs open te stellen voor belangrijke derde landen. Alleen indien de vrijwilligheid van deze maatregel gewaarborgd is, kan Nederland hier zich in vinden. Ook de voorgestelde institutionele structuur voor
Bijlage fichedocument, pagina 2
3 Tweede Kamer, vergaderjaar 20-06-2007, 22 112, 558.
de vormgeving en uitwerking van het partnerschap is nog onvoldoende helder. Nederland wenst niet dat dit leidt tot nieuwe bevoegdheden voor de Commissie en zal dit helder richting Brussel communiceren.
Financiële gevolgen:
De voorgestelde actielijnen hebben vooral betrekking op coördinatie tussen reeds bestaande communautaire programma's en tussen programma's van de EU en lidstaten; ofwel maatregelen die binnen lopende communautaire programma's zoals met name het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling (2007-2013) gefinancierd kunnen worden. Daarmee zijn geen additionele financiële gevolgen voor de EU begroting te verwachten. Eventuele nationale financiële gevolgen dienen te worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Wetenschappelijk onderzoek is van nature internationaal van karakter. Onderzoekers, onderzoeksinstellingen en het bedrijfsleven zoeken samenwerking op excellente wetenschapsgebieden en geavanceerde technologiegebieden met de beste partners op kennisgebied ter wereld. Ook vragen de belangrijkste maatschappelijke opgaven, zoals klimaatverandering, armoede, infectieziektebestrijding en een bedreigde voedsel-, energie en watervoorziening, om een internationale aanpak. Tegen deze achtergrond is het EU kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling al opengesteld voor partners uit derde landen, en gelden er gunstiger condities voor deelname vanuit ontwikkelingslanden. Onderzoekers uit bijvoorbeeld China en Rusland zijn al sterk vertegenwoordigd in de onderzoeksconsortia die uit het kaderprogramma worden gefinancierd. Ook hebben de meeste Europese nabuurlanden zich inmiddels met dit programma geassocieerd. Maar het kaderprogramma representeert maar een beperkt deel van het Europese onderzoek, en van de externe relaties van de EU. Nederland heeft in het verleden dan ook herhaaldelijk aangedrongen op verheldering van de strategie van de EU op het gebied van onderzoek en technologie vis-à-vis derde landen3. Nederland verwelkomt daarom deze mededeling. Desondanks wil Nederland een aantal kanttekeningen maken.
Het Nederlandse pleidooi was destijds ingegeven door de behoefte aan een overkoepelend strategisch kader voor het - inmiddels gestarte - Zevende Kaderprogramma en aan een transparanter afwegingskader ten behoeve van het afsluiten en vernieuwen van de talrijke samenwerkingsovereenkomsten op het gebied van onderzoek en technologie tussen de EU en derde landen. Voor de samenwerking met ontwikkelingslanden is daarbij de coherentie en synergie met het Europees ontwikkelingsbeleid en instrumentarium van groot belang. Die moet immers bijdragen aan de opbouw van wetenschappelijke en technologische capaciteit, mede gericht op het realiseren van de Millennium Development Goals. In deze mededeling wordt echter meer de relatie tussen het EU-beleid en het internationaliseringsbeleid van lidstaten aan de orde gesteld, en voorgesteld om deze in een partnerschap beter op beter elkaar af te stemmen. Nederland is van mening dat de keuze voor internationale samenwerking op R&D gebied allereerst aan de lidstaten is, die hierbij van geval tot geval kunnen afwegen of zij deze in communautair, intergouvernementeel, dan wel bilateraal verband vorm wensen te geven. Nederland heeft daarom aarzelingen over de consequenties van het opnemen van de bilaterale relaties van de lidstaten in een partnerschapsstructuur tussen lidstaten en Commissie en zal dit ook aan de Commissie voorleggen.
Bijlage fichedocument, pagina 3
4 Dit onderdeel van KP7 bevat een aantal instrumenten gericht op de ondersteuning van dialoog met regio's en landen elders in de wereld, met als doel gezamenlijke onderzoeksprioriteiten te identificeren. Het grootste budget voor de invulling hiervan zit echter in het onderdeel Samenwerking.
5Tweede Kamer 2007-2008, 22 112, nr. 670.
Daarnaast gaat de mededeling te summier in op het instrumentarium dat kan worden ingezet binnen KP7. Er wordt vooral ingegaan op het KP7-onderdeel "Capaciteiten"4. Nederland is van mening dat het strategische kader een sterkere verbinding moet leggen met het instrumentarium binnen het KP dat reeds voor samenwerking met derde landen beschikbaar is om zo doublures te voorkomen. Ook binnen het KP dienen immers brede strategische keuzes gemaakt te worden die niet los staan van de acties van de afzonderlijke lidstaten
De Commissie doet daarnaast een oproep aan de lidstaten om nationale onderzoeksprogramma's geleidelijk open te stellen aan derde landen op basis van wederkerigheid. Nederland vindt dit niet aan de Commissie. Het is aan de lidstaten zelf om een dergelijke afweging te maken. Zo geldt al voor het defensieonderzoek dat openstelling daarvan niet altijd mogelijk is door de noodzaak van vertrouwelijkheid. Nederland zal in de onderhandelingen over o.m. de aangekondigde raadsconclusies naar aanleiding van deze mededeling de vrijwilligheid en het behoud van voldoende nationale speelruimte in de internationale arena bepleiten.
Nederland erkent wel dat een betere afstemming van de nationale bilaterale relaties tussen de lidstaten en met de EU voordelen kunnen bieden zoals een efficiëntere inzet van schaarse middelen. De Commissie stelt in de mededeling voor dat de Raad een institutionele vorm voor een dergelijke afstemming zou moeten vaststellen, zonder op dit punt met suggesties te komen. Nederland zal aandringen op verheldering van een dergelijke samenwerking maar daarbij waken voor zware en (nieuwe) arbeidsintensieve structuren en voor mogelijke overdracht van nieuwe bevoegdheden naar de Commissie. Daarnaast zal Nederland opheldering vragen over de mogelijke consequenties voor de lidstaten van de voorgestelde monitoring door de Raad van de openstelling van de EOR. Het is nu nog onduidelijk hoe deze monitoring wordt gezien, wel wenst Nederland dat deze zo eenvoudig als mogelijk wordt ingevuld. Hierbij dient een relatie te worden gelegd met de afspraken in de Raad voor Concurrentievermogen om op meer systematische wijze te werken aan de realisering van de EOR ("Ljubjana-proces") en in 2009 nadere afspraken te maken over de bestuurlijk-organisatorische aspecten hiervan (governance).
In deze mededeling ligt een grote nadruk op één afzonderlijk technologiegebied, i.c. ICT. Dit is een enigszins arbitraire keuze, omdat samenwerking op andere technologiegebieden van even grote waarde kan zijn. Bovendien valt op dat de mededeling niet zozeer ingaat op samenwerking op R&D gebied, maar eerder om een "resultaat georiënteerde dialoog" om prioriteiten voor regelgeving en randvoorwaarden vast te stellen. Zo worden acties voorgesteld op ICT gebied die buiten het onderzoeksdomein vallen, zoals pre-standaardisatie gebaseerd op open standaarden. Nederland is daarvan voorstander, maar wil benadrukken dat samenwerking op andere technologiegebieden als biochemie, medische technologie en nanotechnologie van gelijke orde is.
Evenals in de verwante mededeling over gezamenlijk programmeren5 blijft de rol van de private sector (bedrijfsleven als ook charitatieve stichtingen) onderbelicht. De ICT industrie is een goed voorbeeld waar de sterke betrokkenheid van het bedrijfsleven als aanjager van internationale samenwerking van evident belang is. Hierbij dient te worden aangetekend dat de industrie (en daarmee vaak ook de lidstaten) terughoudend zijn als het gaat om afstemming van internationale samenwerking in een Europese context in verband met hun concurrentiepositie (in het pre-competitieve domein van onderzoek is het wel mogelijk dat industrieën elkaar vinden in samenwerking). Niettemin verdient de internationale samenwerkingscomponent van de relatief nieuwe grootschalige publiek-private EU-
Bijlage fichedocument, pagina 4
6 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 22 112, nr. 558.
initiatieven zoals de Gezamenlijke Technologie Initiatieven, maar ook andere samenwerkingsverbanden van bedrijven zoals de Europese Technologieplatforms meer aandacht.
Het ligt zonder meer voor de hand de EU een krachtige rol te laten spelen in de dialoog met andere regio's in de wereld. Het zal echter niet in alle gevallen wenselijk of mogelijk zijn als EU altijd met één stem te spreken en de organisatie van de Europese vertegenwoordiging in internationale fora als OECD, UNESCO, WHO en ITU. Veelal zal hier het "nee, tenzij"principe van toepassing zijn, zoals eerder betoogd in het kabinetsstandpunt over het Groenboek EOR6.
Bijlage fichedocument, pagina 5
Fiche 2: Mededeling inzake Actieplan EU-strategie voor diergezondheid
1. Algemene gegevens Voorstel: Mededeling Actieplan voor de uitvoering van de EU-strategie voor diergezondheid
Datum Commissiedocument: 10 september 2008
Nr. Commissiedocument:COM (2008) 545 definitief
Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=en&DosId=197380
Nr. Impact-assessment Commissie: niet opgesteld
Opinie Impact-assessment Board : niet opgesteld
Behandelingstraject Raad: RWG Veterinaire experts en Chief Veterinary Officers; Aanname raadsconclusies wordt verwacht in de Landbouwraad van december 2008.
Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV
2. Essentie voorstel:
De mededeling geeft het Commissieplan met acties weer om het doel van de nieuwe strategie voor diergezondheid van de EU (2007-2013) te realiseren. Het plan is opgezet rond vier pijlers/ activiteitsgebieden: 1) prioriteitstelling voor EU-optreden, 2) EU-(wetgevings-)kader voor diergezondheid, 3) preventie, toezicht en crisisparaatheid en 4) wetenschap, innovatie en onderzoek.
De Commissie wil onder meer een profielbepaling en indeling van de risico's van dierziekten ontwikkelen, op basis waarvan prioriteiten voor acties worden vastgesteld. De maatregelen en middelen wil ze vooral richten op ziekten met een hoge publieke relevantie. De Commissie overweegt deze aanpak in een nieuwe EU-kaderwet voor diergezondheid op te nemen, inclusief dierenwelzijn. Ze zal onder andere de reeds ontvangen (EP-)aanbevelingen analyseren m.b.t. verantwoordelijkheden/ verplichtingen van de eigenaren van dieren zélf, prioriteitstelling qua ziekten van gezelschapsdieren, vaccinatie, dichtheid van dieren en bedrijven en andere zaken. Voorts zal ze komen met een voorstel voor een geharmoniseerd wettelijk EU-kader voor de verdeling van de verantwoordelijkheden en de kosten m.b.t. de aanpak van dierziekten. Het actieplan bevat een indicatief tijdschema voor (wetgevings-)initiatieven, met daarbij o.a. de inzet voor een groot aantal stuurgroepen, werkgroepen en task forces. Dit actieplan moet in combinatie met de EU-strategie voor diergezondheid (Com/2007) 539 d.d. 19 september 2007) worden gelezen.
3.Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?
De Commissie wil een EU-kaderwet voor diergezondheid ontwikkelen, waaraan tevens de wetgeving m.b.t. dierenwelzijn gekoppeld wordt. Uiterlijk in 2010 zal een wetgevingsvoorstel worden opgesteld. Ze zal ook komen met een voorstel voor een geharmoniseerd wettelijk EU-kader voor de verdeling van de verantwoordelijkheden en de kosten m.b.t. de aanpak van dierziekten. Inzet hierbij is om kosten door te berekenen aan de sector (bedrijfsleven). Daarbij zal ze nagaan of het schadevergoedingssysteem kan worden gebaseerd op de indeling van dierziekten in combinatie met maatregelen voor risicopreventie. De Commissie zal de mogelijkheden onderzoeken om optimaal
Bijlage fichedocument, pagina 6
gebruik te maken van het huidige 'veterinaire fonds' en andere EU-gerelateerde fondsen (zoals het fonds voor plattelandsontwikkeling, de structuurfondsen, het regionaal fonds, het visserijfonds, onderlinge fondsen en onderzoek) bij acties met een positieve impact op de diergezondheid, zoals investeringen in de infrastructuur van veehouderijen, opleidingen voor veehouders, advisering van veehouderijen en uitvoering van wettelijke normen. De Commissie zal bij de begrotingsherziening van 2008-2009 ook kijken naar de rol van de EU-begroting in de bevordering van de diergezondheid.
Andere voorgestelde acties en maatregelen zijn:
- Prioriteitstelling bij onderhandelingen over EU-exportvoorwaarden en oprichting van lokale EU-markttoegangsteams;
- Ontwikkeling bioveiligheidsrichtsnoeren voor de EU;
- Invoering van een breder, geïntegreerd elektronisch systeem met één databank waarin alle onderdelen van het huidige systeem op het gebied van certificering, dierenidentificatie, status diergezondheid en dierenwelzijn worden ondergebracht;
- Wetgevingsvoorstel voor elektronische identificatie runderen;
- Herziening invoerwetgeving;
- Ontwikkeling informatiesysteem voor dierziekten (ADNS- ADIS);
- Stimulering wetenschappelijke innovatie en onderzoek met beschikbaarstelling voldoende financiering via publiek-private partnerschappen;
- Herziening verordeningen betreffende onderzoeken en wijzigingen stammen voor vaccins en van bijlage 1 bij Richtlijn 2001/82/EG inzake het communautair wetboek diergeneesmiddelen.
- mogelijke aanscherping beleid voor bewaking en bestrijding antimicrobiële resistentie in zoönoseverwekkers (zoönose is een infectieziekte die kan worden overgedragen van dieren op mensen.)
Bevoegheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit:
Uit het actieplan van de Europese Commissie vloeien nog geen concrete voorstellen voort met betrekking tot wet- en regelgeving. De eerste indruk van Nederland over de bevoegdheidsverdeling, proportionaliteit en subsidiariteit is positief. Een belangrijk onderdeel van het actieplan is diergezondheid en de preventie en bestrijding van dierziekten. Dit is veelal een communautaire aangelegenheid. Een rechtsgrondslag kan bijvoorbeeld gevonden worden in artikel 37 EG (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid) of artikel 152 lid 4 sub b EG (vaststellen van maatregelen op veterinair gebied). Aangezien het bij dierziekten vaak gaat om zeer besmettelijke aandoeningen (denk aan mond- en klauwzeer), is het wenselijk dat de lidstaten nauw met elkaar samenwerken om de dieren doeltreffend te kunnen beschermen. Nederland kan zich vinden in het uitgangspunt van harmonisatie van de verdeling van verantwoordelijkheden. Voorts staat Nederland positief tegenover het streven van de Commissie om de regelgeving te vereenvoudigen en te verbeteren.
Financiële gevolgen:
De Commissie zal het (standaard-)effectbeoordelingssysteem gebruiken om nieuwe wetgevingsinitiatieven op te stellen. De uitvoering van specifieke acties die in het actieplan worden aangekondigd hangt af van de uitkomsten van elke effectbeoordeling.
Met het door de Commissie voorgestane nieuwe diergezondheidsbeleid dat opteert voor prioritering qua aan te pakken dierziekten en voor de ontwikkeling van een geharmoniseerd kostendelingssysteem kunnen de problemen van het huidige financiële raamwerk mogelijk worden opgelost. Tot 2013 bestaat er een plafond voor landbouwuitgaven, zoals in de Raad afgesproken in 2002. Dit kan voor de Gemeenschap in de praktijk problemen veroorzaken, wanneer zij haar aandeel in de gepaste kosten van epidemieën in de veebestanden onder het huidige financieringssysteem niet voor haar rekening kan nemen. Verder is er onzekerheid met betrekking tot de toekomst van het landbouwbudget na 2013, dat het zgn. veterinary fund omvat en waarschijnlijk gereduceerd zal worden.
Bijlage fichedocument, pagina 7
Bijdragen van veehouders (in de EU) in het kader van een geharmoniseerd kostendelingssysteem verhogen mogelijk hun kosten (met name voor degenen met hogere risico's op uitbraak van dierziekten), maar zullen de totale kosten voor de maatschappij (EU) verlagen, aangezien de veehouders een toegenomen eigen belang zullen hebben om hoogrisico-gedrag te vermijden. De totale financiële gevolgen voortvloeiend uit het actieplan zijn nog niet in te schatten.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Het Europese diergezondheidsbeleid is direct van invloed op Nederland. De verplichtingen die in EU-verband worden opgesteld zijn van invloed op de bestrijding van dierziekten in Nederland en/of bepalen in belangrijke mate de mogelijkheden bij export van dieren en producten van dieren. Daarnaast stimuleert de EU financieel programma's om dierziekten uit te roeien en vergoedt de Commissie bepaalde kosten van de bestrijding bij dierziektenuitbraken. Bij de uitbraak van MKZ (Mond- en Klauwzeer) in 2001 en de uitbraak van AI (Aviaire Influenze/vogelgriep) in 2003 heeft Nederland hiervan geprofiteerd.
Nederland kan de in de mededeling van de Commissie beoogde acties in grote mate steunen. Ze vormen een logisch vervolg op de Cie-mededeling over de EU-strategie diergezondheid (2007-2013) en de daarover reeds gevoerde discussies (in raadswerkgroepen, het Advies-/raadgevend comité belanghebbenden diergezondheid en het EP). Nederland heeft bij de totstandkoming van de Commissie-mededeling over de EU-strategie een actieve rol gespeeld. Dit heeft ertoe geleid, dat de Nederlandse aandachtspunten in de aan het actieplan ten grondslag liggende Commissiestrategie herkenbaar zijn.
Nederland is onder meer voorstander van harmonisatie van de verdeling van verantwoordelijkheden en kosten van de aanpak van dierziekten, mits echter het principe van doorbelasting van de toerekenbare kosten aan het bedrijfsleven niet wordt verlaten. Het moet ook mogelijk blijven om álle toerekenbare kosten volledig door te belasten aan de sector (het bedrijfsleven). Een categorisatie van dierziekten in relatie tot de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van bestrijdingsmaatregelen en de prioriteitstelling voor EU-optreden is noodzakelijk. Criteria inzake publiek belang van dierziekten zullen bepalend moeten zijn voor de inzet van maatregelen en middelen: met name richten op ziekten met een hoge publieke relevantie. Met name voor de categorieën van dierziekten met een beperkt of geen publiek belang kan worden getracht om in EU-verband af te spreken dat betaling van bestrijdingskosten met publieke middelen door de overheid moet worden beperkt. Wanneer bij deze categorieën met beperkt of geen publiek belang het bedrijfsleven dan ook nog uitvoerder is, ontstaat de mogelijkheid dat de financiering (risico-afdekking) van de bestrijdingsmaatregelen plaats kan vinden door middel van (private) verzekering. Nederland acht het wenselijk dat deze mogelijkheid geboden wordt.
Nederland vindt het voorts van belang dat de bioveiligheidsrichtsnoeren en regelgeving m.b.t. dierenwelzijn zo worden opgesteld dat deze passen binnen de huidige WTO regels.
Bijlage fichedocument, pagina 8
Fiche 3: Richtlijn inzake verslaggevings- en documentatieverplichtingen in geval van fusies en splitsingen
1. Algemene gegevens
Voorstel: Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG, 78/855/EEG en 82/891/EEG van de Raad en Richtlijn 2005/56/EG wat verslaggevings- en documentatieverplichtingen in geval van fusies en splitsingen betreft
Datum Commissiedocument: 24 september 2008
Nr. Commissiedocument: COM (2008) 576
Prelex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197421
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: SEC (2008) 2486 en SEC (2008) 2487
Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Vennootschapsrecht, COREPER, Raad Concurrentievermogen (naar verwachting in 2009)
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Justitie, in nauwe samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken.
Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie
a) Rechtsbasis
Art. 44, lid 2, onder g, EG-Verdrag
b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement
Gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming in de Raad; medebeslissing EP
c) Comitologie
n.v.t.
2. Samenvatting BNC-fiche
Inhoud voorstel:
Met dit voorstel beoogt de Commissie bij te dragen aan het versterken van het concurrentievermogen van EU-ondernemingen door waar mogelijk de uit de Europese vennootschapsrechtrichtlijnen voortvloeiende administratieve lasten te verlichten. Het voorstel maakt onderdeel uit van het Europese actieprogramma ter vermindering van de administratieve lasten voor ondernemingen met 25% in 2012; het vennootschapsrecht, de financiële verslaggeving en de controle van de jaarrekeningen vormen in het bijzonder een van de dertien prioritaire domeinen van het actieprogramma. Dit voorstel is toegespitst op de regelingen inzake fusies en splitsingen van naamloze vennootschappen.
Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel:
Bevoegdheid: positief
Subsidiariteit: positief
Proportionaliteit: positief
Risico's / implicaties/ kansen:
Het versterken van het concurrentievermogen van EU-ondernemingen door administratieve lasten te verlichten dient te worden gezien als een kans.
Bijlage fichedocument, pagina 9
7 1) de voor het management geldende verplichting om een schriftelijk verslag op te stellen waarin de fusie of splitsing uit juridisch en
economisch oogpunt wordt toegelicht en verantwoord; 2) een verslag van een onafhankelijke deskundige waarin met name de voorgestelde
ruilverhouding van de aandelen wordt onderzocht; 3) de bekendmaking van tussentijdse cijfers indien de jaarrekening ouder is dan zes
maanden op het tijdstip waarop het fusie- of splitsingsvoorstel wordt opgesteld.
8 Richtlijn 2004/109/EG
Nederlandse positie en eventuele acties:
Nederland staat positief tegenover het streven lasten voor het bedrijfsleven te verlichten. Nederland steunt de voorgestelde wijzigingen in de regeling voor fusies en splitsingen, waarin verslaggevings-en openbaarmakingsverplichtingen worden versoepeld. Nederland zal er tijdens de onderhandelingen op toe zien dat de belangen die in het geding zijn bij een fusie of splitsing, zoals die van minderheidsaandeelhouders en crediteuren, voldoende gewaarborgd blijven.
3. Samenvatting voorstel
Inhoud voorstel:
Met dit voorstel beoogt de Commissie bij te dragen aan het versterken van het concurrentievermogen van EU-ondernemingen door waar mogelijk de uit de Europese vennootschapsrechtrichtlijnen voortvloeiende administratieve lasten te verlichten, zonder dat dat negatieve gevolgen heeft voor andere belanghebbenden.
Het voorstel is toegespitst op Richtlijn 78/855/EEG van de Raad (de derde richtlijn) betreffende fusies van naamloze vennootschappen en Richtlijn 82/891/EEG van de Raad (de zesde richtlijn) betreffende splitsingen van naamloze vennootschappen.
De derde en de zesde Richtlijn bevatten een aantal gedetailleerde verslaggevings-verplichtingen7 die vennootschappen die aan een fusie of splitsing deelnemen, in acht moeten nemen en die kosten voor deze vennootschappen met zich meebrengen. De Commissie stelt m.b.t. twee van die verplichtingen (het managementverslag en de tussentijdse cijfers) voor om te voorzien in de mogelijkheid dat deze bescheiden niet behoeven te worden opgesteld wanneer de aandeelhouders daar unaniem mee instemmen. Tevens wordt de afschaffing voorgesteld van de verplichting om tussentijdse cijfers bekend te maken wanneer de vennootschap uit hoofde van de Transparantierichtlijn8 een halfjaarlijks financieel verslag heeft opgesteld.
M.b.t. openbaarmakings- en documentatieverplichtingen stelt de Commissie voor dat de krachtens de derde en zesde Richtlijn en Richtlijn 2005/56/EG (betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen) verplichte deponering van het fusie- of splitsingsvoorstel bij het handelsregister kan vervallen en kan worden vervangen door vennootschappen toe te staan een internetsite te gebruiken om de te verstrekken informatie openbaar te maken.
Lidstaten kunnen besluiten de accountantsverklaringen uit hoofde van Richtlijn 77/91/EEG (de tweede richtlijn) over inbreng in natura onder bepaalde omstandigheden niet verplicht te stellen bij een splitsing. Die mogelijkheid bestaat nu bij fusies.
Lidstaten worden verplicht vennootschappen toe te staan een vereenvoudigde fusie- of splitsingprocedure toe te passen wanneer de fusie of splitsing plaatsvindt binnen een concern.
Bijlage fichedocument, pagina 10
9 Richtlijn nr. 2006/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 september 2006 tot wijziging van richtlijn
nr. 77/91/EEG van de Raad met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar
kapitaal (PbEU L 264)
10 COM (2008) 33.
De voorschriften omtrent de bescherming van schuldeisers worden verduidelijkt overeenkomstig een recente wijziging van de tweede richtlijn9. Indien schuldeisers waarborgen willen verkrijgen, moeten zij op geloofwaardige wijze kunnen aantonen dat de voldoening van hun vorderingen als gevolg van de voorgenomen fusie of splitsing in het gedrang is, en dat van de vennootschap geen adequate waarborgen zijn verkregen.
Impact assessment Commissie
Het voorstel is tevens opgenomen in het lopend programma van vereenvoudigingsmaatregelen die in 2008 door de Commissie moeten worden goedgekeurd (breder vereenvoudigingsprogramma, dat ook andere aspecten van regeldruk omvat) 10. De Commissie geeft in het impact assessment aan dat de voorgestelde maatregelen een totale kostenbesparing van ¤ 172 miljoen per jaar kunnen opleveren.
4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
a)
Bevoegdheid:
De Commissie baseert dit voorstel op art. 44, lid 2, onder g, EG-Verdrag. Dat is naar Nederlands oordeel de juiste rechtsbasis.
b)
Functionele toets:
-
Subsidiariteit: positief
-
Proportionaliteit: positief
-
Onderbouwing:
De verslaggevings- en documentatieverplichtingen in geval van fusies en splitsingen zijn thans op EG-niveau geregeld (Richtlijnen 77/91/EEG, 78/855/EEG en 82/891/EEG van de Raad en Richtlijn 2005/56/EG). Versoepeling van de eerder door Brussel ingevoerde verplichtingen kan alleen op Europees niveau plaatsvinden. Het voorstel kan, indien ondernemingen gebruik maken van de mogelijkheden die het biedt, een bijdrage leveren aan de vermindering van de lasten voor het bedrijfsleven.
c)
Nederlands oordeel:
NL steunt de voorgestelde vereenvoudigingsmaatregelen. De versoepeling van de verslaggevings- en documentatieverplichtingen in geval van fusies en splitsingen draagt bij aan de versterking van het concurrentievermogen van Europese ondernemingen.
5. Implicaties financieel
a)
Consequenties EG-begroting: Geen
b)
Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden: Geen
c)
Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger: Geen
d)
Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden: Geen
e)
Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger :
De administratieve lasten voor het bedrijfsleven zullen worden verlicht door dit voorstel. Volgens de effectbeoordeling van de Commissie kunnen de potentiële totale besparingen van dit voorstel in termen van administratieve lasten voor bedrijven worden geraamd op ¤ 172 miljoen per jaar.
6. Implicaties juridisch
a)
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
Bijlage fichedocument, pagina 11
De bepalingen omtrent fusie en splitsing zijn opgenomen in titel 7 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De voorgestelde aanpassingen leiden tot een wetswijziging.
b)
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
De voorgestelde implementatietermijn van deze richtlijn loopt af op 30 juni 2011. Voor Nederland is dat een haalbare termijn, mits het voorstel medio 2009 wordt vastgesteld.
c)
Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling:
In dit voorstel is geen evaluatie- of horizonbepaling opgenomen. Nederland acht dat ook niet nodig.
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
a) Uitvoerbaarheid: n.v.t. (er behoeft geen uitvoeringsinstantie te worden aangewezen)
b) Handhaafbaarheid: n.v.t. (er behoeft geen handhavingsinstantie te worden aangewezen)
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen
9. Nederlandse positie (belangen en eerste algemene standpunt)
Nederland staat positief tegenover de voorgestelde wijziging van de regelingen voor fusies en splitsingen van naamloze vennootschappen. De verslaggevings-en openbaarmakings- verplichtingen kunnen naar Nederlands oordeel worden versoepeld. Hiermee kunnen onnodige kosten worden bespaard.
Nederland merkt bij de door de Europese Commissie gestelde potentiële lastenverlichting van ¤172 miljoen per jaar op dat realisering van de beoogde lastenverlichting sterk afhangt van de mate waarin gebruik zal worden gemaakt van de geboden mogelijkheden. Bij de voorgestelde wijzigingen dienen de belangen van onder meer de minderheidsaandeelhouders en crediteuren te worden gewaarborgd.
Bijlage fichedocument, pagina 12
Ministerie van Buitenlandse Zaken