Connexxion en Arriva kunnen niet opkomen tegen besluit tot
concessieverlening aan nieuwkomer Qbuzz
Den Haag, 28 oktober 2008 - De voorzieningenrechter van het College
van Beroep voor het bedrijfsleven heeft bij uitspraak van heden de
verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening ingediend door
Connexxion Openbaar Vervoer N.V. en Arriva Openbaar vervoer N.V.
afgewezen. Deze verzoeken hadden betrekking op twee concessiebesluiten
gericht aan een nieuwkomer op de Nederlandse markt voor openbaar
busvervoer, Qbuzz B.V. Het ene besluit betrof de concessie voor het
busvervoer in het vervoersgebied rond Rotterdam, het andere besluit de
concessie voor het busvervoer in het vervoersgebied Zuidoost
Friesland. Connexxion en Arriva hadden niet ingeschreven op de
aanbesteding van deze concessies. Qbuzz had dit wel gedaan. Zij bleek
in beide gevallen de economisch meest voordelige inschrijving te
hebben gedaan en heeft daarmee de concessies verleend gekregen.
De keuze van Connexxion en Arriva om niet met Qbuzz mee te dingen en
te concurreren om de markt voor busvervoer rond Rotterdam en in
Zuidoost Friesland heeft de voorzieningenrechter tot het voorlopig
oordeel geleid dat zij in dit geval niet als concurrenten van Qbuzz
kunnen worden aangemerkt. De belangen van beide vervoerders zijn
daarom niet rechtstreeks betrokken bij de aangevallen
concessiebesluiten. De omstandigheid dat Connexxion zittend
concessiehouder is in beide vervoersgebieden maakt dit niet anders,
aldus de voorzieningenrechter. Ook het door Connexxion en Arriva
geuite vermoeden dat Qbuzz niet kan voldoen aan de eisen uit het
bestek, zodat de concessiebesluiten een schending zouden opleveren van
de regels van het aanbestedingsrecht dan wel zijn genomen in strijd
met het verbod van staatssteun, levert volgens de voorzieningenrechter
geen rechtstreekse band met de concessiebesluiten op.
De jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen, tot slot, hoeft volgens de voorzieningenrechter in dit
geval niet te leiden tot een verruiming van het belanghebbende-begrip,
zoals neergelegd in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Uit
de relevante arresten van het Hof van Justitie kan volgens de
voorzieningenrechter niet worden afgeleid dat in een nationale
bestuursrechtelijke beroepsprocedure geen toepassing zou mogen worden
gegeven aan het vereiste van het hebben van rechtstreeks belang.
De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat Connexxion en Arriva
in dit geval niet als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de
Algemene wet bestuursrecht kunnen worden aangemerkt. Hun verzoeken om
het treffen van een voorlopige voorziening zijn daarom afgewezen.
LJ Nummers
BG1736
BG1734
Bron: College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum actualiteit: 28 oktober 2008 Naar boven
Gerechtelijke organisatie