Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Toezeggingen en antwoorden over het Integraal Veiligheidsprogramma (IVP)
Op 26 oktober 1999 hebben de minister van Justitie en ik met u een
Algemeen Overleg gevoerd over het Integraal Veiligheidsprogramma (IVP).
Met genoegen hebben wij geconstateerd dat er kamerbreed waardering
bestaat voor en instemming is met de hoofdlijnen van het IVP. Daarbij is
uwerzijds ook breed de opvatting uitgedragen dat de functie van particuliere
beveiligingsorganisaties bij (eventueel) toezicht in het (semi-)publieke domein
scherper moet worden afgebakend. Daarmee nam u (in meerderheid) afstand
van passages die de indruk zouden kunnen wekken dat het toezicht in het
openbaar domein ook zonder meer kan worden opgedragen - bijvoorbeeld
door particulieren - aan particuliere beveiligingsorganisaties.
Mede namens de minister van Justitie bericht ik u naar aanleiding van het Algemeen
Overleg het volgende.
Ten aanzien van de nadere omlijning van de rol van particuliere beveiligingsorganisaties
bij toezicht in het publieke domein hebben wij u toegezegd u nader te informeren over
een typologie van de - soms reeds lang - bestaande arrangementen. Deze informatie zal
u vóór de bespreking van de politiebegroting op 29 november a.s. worden toegezonden.
Over de verhouding tussen de privacy van de burger en bescherming die de collectiviteit
soms nodig heeft zullen wij u eveneens een notitie doen toekomen.
Zoals ook tijdens het Algemeen Overleg over geweld op straat door de minister van
Justitite is toegezegd zal hij u een notitie zenden over de positie van slachtoffers van
criminaliteit. Daarbij zal tevens de schadeverhaling aan de orde komen.
De minister van Justitie zal u in het kader van de behandeling van de Wet
Computercriminaliteit informeren over de veiligheid in het virtuele publieke domein.
Tevens zal de minister van Justitie u inzicht geven in de preventieprojecten die
"beklijven".
Over de inzet van vrijwillige politie zullen wij u voorjaar 2000 een notitie toezenden, mede
naar aanleiding van het Korpsbeheerdersberaad van 25 september 1999.
In het Algemeen Overleg hebben wij tevens toegezegd op de nog niet
beantwoorde vragen schriftelijk terug te komen.
De heer Nicolaï (VVD) vroeg naar de rol van de gemeente in het Integraal
Veiligheidsprogramma in relatie tot het toekennen van een
wettelijk inbrengrecht.
Het zwaartepunt in het veiligheidsbeleid ligt bij de lokale overheid. Een en
ander vertaalt zich in de regisserende rol van de gemeente, waarbij zij in
samenwerking met de veiligheidspartners streeft naar een op resultaat gericht
veiligheidsbeleid.
In het IVP doet het kabinet concrete voorstellen om het bestaande bestuurlijke
instrumentarium van gemeenten aan te passen, of nieuwe instrumenten aan te bieden,
met als oogmerk gemeenten beter in staat te stellen een passend antwoord te geven op
de huidige veiligheidsvraagstukken. Een voorbeeld hiervan is het toekennen van een
wettelijk inbrengrecht aan de gemeenteraad om de invloed op het regionale politiebeleid
te vergroten.
De rol van de gemeenteraden bij de lokale inbreng in het regionale college is van groot
belang met het oog op de goede lokale inbedding van het veiligheidsbeleid. Om de
gemeenteraden beter in staat te stellen hun wensen terzake van openbare orde en
veiligheid in de gemeente te articuleren en tijdig in te brengen in de regionale
beleidscyclus, is de introductie van een wettelijk inbrengrecht van belang. Zoals ook is
aangegeven in de notitie "Bestel in balans" overwegen wij een wijziging van de Politiewet
1993 (nl. artikel 28 lid 3) zodat daarin een wettelijk inbrengrecht van de gemeenteraad
aan het begin van de beleidscyclus is verankerd. In concreto is te denken aan een
bepaling in die zin dat het beleidsplan van het regionale politiekorps niet wordt
vastgesteld, dan nadat de gemeenteraden in de regio in de gelegenheid zijn gesteld de
prioriteiten terzake van de openbare orde en veiligheid in hun gemeenten kenbaar te
maken.
Ook vroeg de heer Nicolaï (VVD) naar de vorm van de veiligheidscontracten.
In het Integraal Veiligheidsprogramma krijgen contracten op verschillende niveaus vorm:
- lokaal niveau: door concrete afspraken tussen gemeente, maatschappelijke
organisaties en bedrijfsleven in het kader van het lokaal veiligheidsbeleid;
- rijksniveau: door concretisering van de IVP-afspraken met onder meer landelijke
maatschappelijke organisaties.
- rijk-G25: door convenanten af te sluiten, waarin ook veiligheidsafspraken worden
opgenomen;
- politie: de landelijke prioriteiten uit het Beleidsplan Nederlandse Politie worden
opgenomen en vertaald in de regionale beleids- en beheerscyclus. Het regionale
beleidsplan beschrijft dan ook in elk geval de landelijke beleidsthema's vertaald naar de
regionale situatie;
- in het bestuursakkoord met VNG en IPO (BANS) zijn ook veiligheidsafspraken
opgenomen (onder andere met betrekking tot jeugd en geweld).
De heren Rietkerk (CDA) en Nicolaï (VVD) misten in het Integraal
Veiligheidsprogramma de prioritering van de actiepunten.
In het IVP zijn uit het brede spectrum van veiligheidsproblemen keuzen gemaakt, die
gezien kunnen worden als prioriteiten. In hoofdstuk 5 van het IVP worden de thema's
uitgewerkt die een prioriteit hebben gekregen in het brede spectrum van
veiligheidsproblemen. Ten aanzien van deze thema's kent het Integraal
Veiligheidsprogramma 90 actiepunten, die van elkaar verschillen en die ook
door verschillende partners worden ingevuld. Dit maakt het mogelijk dat de
thema's van het IVP met de daaraan verbonden actiepunten tegelijkertijd
kunnen worden uitgevoerd. De aanpak van de actiepunten op bijvoorbeeld het
terrein van jeugd en veiligheid hoeft niet te wachten op de afronding van de
actiepunten van het thema "veilige leefomgeving".
De heer Nicolaï (VVD) vroeg wat er nieuw is in het Integraal
Veiligheidsprogramma.
Het IVP sluit aan bij reeds in gang gezet beleid, maar de samenhang en ambitie zijn
indringender; het geeft deels een extra impuls aan het bestaande beleid. Daarnaast
betreft het IVP nieuwe beleidsinitiatieven, zoals:
- Het verruimen van de mogelijkheden voor gemeenten om meer bestuurlijk te kunnen
handhaven - zeker waar het om "kleine ergernissen" gaat.
- Het voorstel om voor de beginnende voertuigbestuurder een voorlopig rijbewijs in te
voeren of voor deze categorie weggebruikers het wettelijk toegestane alcoholpromillage
te verlagen.
- Het kabinet wil een adequatere opvang realiseren voor diegenen die zich aan de randen
van de maatschappij bevinden: dak- en thuislozen, psychisch gestoorden.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) en de heren Rietkerk (CDA) en Nicolaï (VVD) vroegen
waarom het in het Integraal Veiligheidsprogramma ontbreekt aan een budget.
Het Integraal Veiligheidsprogramma kent geen zelfstandig budget. De kracht van het
Integraal Veiligheidsprogramma is gelegen in het samenbrengen van partijen rond het
thema "veiligheid", waarbij afstemming plaatsvindt van de in te zetten maatregelen en de
daaraan verbonden budgetten. Die afstemming tussen de middelen van de overheid en
de maatschappelijke organisaties moet zorgen voor synergie en efficiëntie. Elke partij is
zelf verantwoordelijk voor de inzet van de eigen maatregelen en financiële middelen.
Voor wat de beleidsintensiveringen van het IVP betreft, zullen deze worden gerealiseerd
door onder meer voorstellen te doen over mogelijkheden tot verruiming van bestuurlijke
handhaving of via het bevorderen van een efficiëntere werkwijze (bij de maatschappelijke
opvang). Vanzelfsprekend zal het kabinet indien nodig ingevolge de Financiële
Verhoudingswet bezien, of compensatie geïndiceerd is.
Bij de begrotingsvoorbereiding 2000 heeft het kabinet zeer recent besloten 35 mln ter
beschikking te stellen voor maatschappelijke opvang, mede met het oog op de in het
IVP genoemde 24-uursstructuur.
De heer Rietkerk (CDA) vroeg naar de bijdrage die een wijziging van de
Arbeidstijdenwet kan leveren aan verbetering van de inzet van de politie.
De politiekorpsen zullen bij de indiening van hun regionaal meerjarig beleidsplan 2000-
2002 aangeven of, en zo ja tot welke knelpunten de toepassing van de Arbeidstijdenwet
leidt. Op basis daarvan zal worden bezien of wijziging van de Arbeidstijdenwet nodig is.
De heer Rietkerk (CDA) vroeg in hoeverre er sprake is van afbakening tussen de
kerntaken van de politie en de hulpverleningstaken van de politie.
Ook hulpverlening is, volgens artikel 2 van de Politiewet 1993, een kerntaak van de
politie. In het Beleidsplan Nederlandse Politie heeft het kabinet evenwel geconstateerd
dat sommige werkzaamheden (waaronder bepaalde hulpverleningstaken) die nu door de
politie worden gedaan, beter door andere organisaties kunnen worden verricht,
gelet op de specifieke en urgente taken van de politie en gelet op de
specifieke deskundigheid van die organisaties. De politie krijgt alsdan de
mogelijkheid om zich te concentreren op haar primaire taken. Een voorbeeld
is de rol van de politie bij de opvang van dak- en thuislozen. Deze vorm van
hulpverlening behoort niet tot de primaire taken van de politie. Dit neemt niet
weg dat de politie in noodgevallen altijd een taak zal hebben. De politie is en
blijft altijd en voor iedereen bereikbaar.
De heer Rietkerk (CDA) vroeg, evenals mevrouw Van Gent (GroenLinks)
waarom in het Integraal Veiligheidsprogramma een tijdpad ontbreekt.
In het IVP is een actiepuntenlijst opgenomen met, waar mogelijk, een aanduiding van
het tijdpad. Een aantal actiepunten betreft voorstellen en bijdragen van de
maatschappelijke partners. Thans vindt met betrokken partners overleg plaats met als
doel deze voorstellen om te zetten in concrete acties, met aanduiding van concrete
doelstellingen én tijdpad.
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) vroeg in hoeverre er sprake is van bezuinigingen
op Halt.
In het afgelopen jaar is een onderzoek gedaan naar de normering en kostprijsbepaling
van de Haltafdoeningen. Hierbij zijn veel Haltbureaus betrokken. In het jaar 2000 zal de
implementatie van deze outputfinanciering verder worden voorbereid, zodat in het
begrotingsjaar 2001 hiermee van start gegaan kan worden.
Bij diverse gelegenheden is gesteld dat de minister van Justitie bezuinigt op de
financiering van de Haltafdoeningen. Niets is minder waar. Het misverstand dat op Halt
bezuinigd zou worden komt waarschijnlijk voort uit de discussie tussen het departement
van Justitie en het bestuur van Halt Nederland over de begroting van Halt Nederland.
Thans wordt er in constructieve sfeer overleg gevoerd met het bestuur van Halt over de
begroting 2000. Naast de verhoging van reguliere activiteiten zijn in dit overleg middelen
toegezegd voor automatisering en huisvestingskosten.
De heer Van der Berg (GPV) vroeg naar het basisniveau van veiligheidszorg en of dit
kan gelden als basis voor een bepaalde formatie van de politie per gemeente.
Veiligheid is te definiëren als het aanwezig zijn van een zekere mate van ordening en
rust in het publieke domein en van bescherming van leven, gezondheid en goederen
tegen acute of dreigende aantastingen. Onveiligheid is de afwezigheid daarvan.
Bovendien kan onveiligheid ook betrekking hebben op gevoelens en is in die zin
subjectief. Het basisniveau van veiligheid is terug te vinden in bovenstaande definiëring
van veiligheid, met dien verstande dat er een verschil van opvatting kan bestaan over wat
er verstaan moet worden onder "een zekere mate". Het basisniveau van veiligheid zal
namelijk altijd onderhevig zijn aan actuele maatschappelijke ontwikkelingen. Dat
betekent dat er geen eenduidige definitie is van wat het basisniveau van veiligheidszorg
inhoudt. Adequate veiligheidszorg dient dan ook gebaseerd te zijn op een analyse van
de feitelijke situatie met betrekking tot veiligheid en veiligheidsgevoelens en op huidige
en toekomstige ontwikkelingen die de veiligheid beïnvloeden.
Ten aanzien van het verband dat de heer Van den Berg legt tussen het basisniveau van
veiligheidszorg en een lokale minimum sterktegarantie verwijs ik u voorts naar het
overleg over de hoofdlijnennotitie "Bestel in balans" dat dit najaar zal plaatsvinden. In
onze brief aan uw kamer van 8 oktober 1999, kenmerk EA99/U84377, hebben de
minister van Justitie en ik voorgesteld tijdens dat overleg in te gaan op de
suggestie van een lokale minimum sterktegarantie.
Ook vroeg de heer Van den Berg (GPV) naar de aanpak van fietsendiefstal.
De aanpak van fietsendiefstal beperkt zich niet tot maatregelen ten behoeve
van het technisch opsporen van gestolen fietsen, maar richt zich vooral op
preventieve maatregelen zoals het stimuleren van veilige fietsenstallingen.
Zoals in de brief van de minister van Verkeer en Waterstaat aan de Vaste
Commissie voor Verkeer en Waterstaat d.d. 17 september 1999
(DGP/M/MV/U.99.02578) is aangegeven, wordt de aanpak van fietsendiefstal
uitgevoerd in het kader van het Integraal Veiligheidsprogramma, door het ministerie van
Verkeer en Waterstaat in samenwerking met de ministeries van Justitie, Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en andere partners.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
A. Peper