NVAB, Nederlandse Vereniging voor Arbeid- en Bedrijfsgeneeskunde

Antivirale middelen tijdens een grieppandemie


1. Samenvatting
Bedrijven en organisaties die een vitale rol spelen bij het zo goed mogelijk door laten functioneren van onze samenleving tijdens een grieppandemie hebben de overheid gevraagd om een advies over het gebruik van antivirale middelen om tijdens een grieppandemie te voorkomen dat iemand griep krijgt (het zogenaamde profylactische gebruik). De overheid meent dat er grote nadelen kleven aan een dergelijk gebruik van antivirale middelen. Een antiviraal middel is geen wondermiddel. Bij de aanschaf van antivirale middelen door de overheid is weloverwogen de beslissing genomen deze middelen tijdens een grieppandemie enkel ter genezing (therapeutisch) in te zetten en niet ter voorkoming van griep krijgen (profylactisch) van welke Nederlander dan ook.
Vanwege de nadelen is de overheid van mening dat profylactisch gebruik voor het waarborgen van de continuïteit van vitale functies is af te raden en alleen dan verstandig kan zijn als na een gedegen analyse redelijkerwijs geen alternatief voorhanden blijkt of de overige getroffen maatregelen onvoldoende waarborg zijn voor de continuïteit. Dit is in lijn met de arbeidshygiënische strategie zoals die in het arbeidsomstandighedenbeleid gangbaar is. Voor het profylactisch gebruik van antivirale middelen ter bescherming van werknemers die op het werk een groot risico lopen op besmetting - groter dan in het normale maatschappelijke verkeer - is de overheid van mening dat antivirale middelen een begrijpelijke maatregel kunnen zijn, maar dat dit een medisch inhoudelijke beslissing is. Ook hier geldt dat een gedegen analyse moet hebben uitgewezen dat er redelijkerwijs geen alternatieve maatregelen mogelijk zijn. Daarnaast gelden de verderop toegelichte nadelen. De werkgever is verantwoordelijk voor de aanschaf en het aanbieden van antivirale middelen. De bedrijfsarts heeft vervolgens een eigenstandige verantwoordelijkheid of hij een antiviraal middel voorschrijft aan een werknemer.


2. Continuïteit tijdens een grieppandemie
Naast de gevolgen voor de volksgezondheid kan een grieppandemie grote gevolgen hebben voor de continuïteit van ons maatschappelijk leven. De grote en ongecontroleerde uitval van personeel door ziekte, zorg of uit voorzorg kan leiden tot haperingen in en uitval van dienstverlening en productieprocessen en leiden tot maatschappelijke onrust en ontwrichting.

De Nederlandse samenleving kan zich hier op voorbereiden. Om verspreiding van de ziekte te beperken is de meest eenvoudige en tegelijk meest belangrijke maatregel het in acht nemen van basale hygiënevoorschriften als regelmatig handen wassen en het gebruik van papieren zakdoekjes en het verminderen van onnodige contacten met anderen. Hierdoor wordt de verspreiding van het virus verminderd. Als tweede nemen we maatregelen rond mensen die ziek zijn geworden zoals het beperken van contacten en het verminderen van de verspreiding van het virus door de inzet van antivirale middelen. Als derde werken we aan de snelle ontwikkeling van een werkzaam vaccin. De lange tijd die nodig is om een geschikt vaccin tegen het uiteindelijke en nu nog onbekende virus te ontwikkelen en te produceren maakt dat vaccinatie mogelijk te laat komt.

Naast deze maatregelen om de verspreiding van de ziekte te beperken kunnen ook maatregelen worden getroffen om de kwetsbaarheid van onze samenleving voor een grieppandemie te verkleinen. De voorbereiding van (vitale) bedrijven en organisaties met het doel om de continuïteit van functioneren tijdens een grieppandemie beter te waarborgen is hier een voorbeeld van. Ook daartoe zijn de hierboven genoemde maatregelen als basale hygiëne en het beperken van contacten in te zetten, maar ook het organiseren van achtervang voor vitale functies, het verkleinen van de kwetsbaarheid en afhankelijkheid van toeleveranciers en dienstverleners en het robuust maken van de vitale processen.

De overheid heeft maatregelen getroffen zoals de aanschaf van grote hoeveelheden antivirale middelen, het sluiten van een leveringscontract-met-voorrang voor pandemische vaccins, het maken van informatiemateriaal met handelingsperspectief (hygiëne en verkrijgen antivirale middelen) voor de burger, het regionaal voorbereiden door onder andere het implementeren van draaiboeken. Ook is er informatie voor bedrijven en organisaties over mogelijke maatregelen ter voorbereiding op de continuïteit.

Vitale sectoren
Een bijzondere rol is weggelegd voor de vitale sectoren. Problemen bij vitale sectoren kunnen leiden tot problemen bij andere sectoren en leiden tot de al genoemde maatschappelijke ontwrichting. Het is de verantwoordelijkheid van overheid en bedrijfsleven om maatregelen te treffen om deze gevolgen zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te voorkomen of er mee om te gaan.


3. Waarover gaat deze tekst?
Deze tekst geeft antwoord op de vraag aan de overheid over het gebruik van antivirale middelen als een van de maatregelen om de continuïteit van functioneren te waarborgen. Uitgangspunt is dat de voorraad antivirale middelen van de overheid wordt ingezet ten behoeve van de volksgezondheid. Het blijft de verantwoordelijkheid van de vitale sectoren zelf - en van individuele bedrijven daarbinnen - om vanuit het perspectief van de continuïteit de keuze te maken welke maatregelen, zoveel als redelijkerwijs kan worden gevraagd, moeten worden getroffen. De beslissing over de aanschaf van antivirale middelen ten behoeve van het waarborgen van de continuïteit is daarmee ook aan sectoren en organisaties zelf en kan afwijken van het hier geformuleerde standpunt.


4. Antivirale middelen
Antivirale middelen (AVM) of virusremmers zijn medicijnen die de verspreiding van het griepvirus remmen. Deze medicijnen zorgen er voor dat mensen met griep gemiddeld korter ziek zijn en minder besmettelijk zijn. Ook worden mensen minder ernstig ziek.

Waarvoor kunnen antivirale middelen worden gebruikt? Het gebruik van antivirale middelen heeft een aantal gunstige effecten voor de individuele gebruiker maar vooral ook voor de samenleving als geheel (de volksgezondheid). Omdat mensen gemiddeld korter ziek zijn kunnen ze sneller weer deelnemen aan het maatschappelijke verkeer en het arbeidsproces. Omdat mensen minder besmettelijk zijn worden in totaal minder mensen ziek en worden minder mensen tegelijkertijd ziek. Samen met het feit dat mensen minder ernstig ziek worden leidt dit tot minder druk op de gezondheidszorg, van huisarts tot ziekenhuis.

Antivirale middelen kunnen ook profylactisch gebruikt worden. Dat betekent dat het medicijn uit voorzorg wordt geslikt, zonder dat de gebruiker griep heeft. Het verkleint de kans dat de gebruiker (complicaties van) griep krijgt.

Hoe wordt de voorraad van de overheid gebruikt?
De overheidsvoorraad antivirale middelen zal worden gebruikt voor mensen die tijdens een grieppandemie griepverschijnselen krijgen (therapeutisch). De middelen worden niet gebruikt om griep te voorkomen (profylactisch).

De rijksoverheid heeft 5 miljoen kuren aangeschaft. Dat is naar verwachting genoeg voor iedereen die tijdens een grieppandemie griep krijgt. Mensen die griepverschijnselen krijgen moeten zo snel mogelijk - in ieder geval binnen 48 uur na het begin van de symptomen - beginnen met het innemen van virusremmers. De aangeschafte virusremmers zijn tijdens een grieppandemie met een recept van de huisarts verkrijgbaar bij de apotheek.

Ontstaat er geen schaarste aan antivirale middelen? Op basis van historische gegevens gaat Nederland ervan uit dat maximaal zo'n 30% van de bevolking tijdens een grieppandemie griepverschijnselen krijgt. De voorraad antivirale middelen is daarop afgestemd. Hierbij is het gunstige effect van het gebruik van deze antivirale middelen nog niet meegerekend. De verwachting is immers dat door het gebruik van deze middelen in totaal minder mensen ziek worden.

De distributie van deze antivirale middelen via de apotheken die het op recept uitleveren aan patiënten is grotendeels gepland. In overleg met alle relevante partijen is de meest robuuste systematiek van distributie gekozen. Bij deze keuze is rekening gehouden met de uitval van eigen personeel, met de benodigde behandelcapaciteit, met het besmettingsrisico en met mogelijke onrust onder de bevolking. Op dit moment wordt deze systematiek tot in detail uitgewerkt en in overeenkomsten met deze partijen vastgelegd. Er is geen reden voor bedrijven en organisaties om zelf antivirale middelen aan te schaffen met de bedoeling ze uit te reiken aan hun zieke werknemers in Nederland. Daarvoor zorgt de overheid.

Is resistentie een reële dreiging?
Begin 2008 is in Europa resistentie van één van de heersende seizoensgriepvirussen tegen een specifiek antiviraal middel - oseltamivir - geconstateerd. Deze resistentie lijkt spontaan ontstaan te zijn. De resistentie geldt niet voor alle soorten antivirale middelen. Verder is geen resistentie aangetoond tegen de twee andere heersende seizoensgriepvirussen.

Op basis van de geconstateerde resistentie zijn geen voorspellingen te doen over resistentie van het uiteindelijke pandemische virus. Het is immers vooraf niet bekend welk virus uiteindelijk een grieppandemie zal veroorzaken.

Het mogelijke ontstaan van resistentie is door de overheid bij de aanschaf van antivirale middelen meegewogen. Bij de voorbereiding op een grieppandemie moet er rekening mee worden gehouden dat iedere maatregel afzonderlijk kan falen. Daarom zijn en worden meerdere maatregelen voorbereid en is een vaccincontract gesloten, hebben regio's maatregelen getroffen en in een draaiboek vastgelegd, zal de bevolking worden gevraagd om hygiënemaatregelen te treffen en worden bedrijven en organisaties gestimuleerd hun continuïteit te waarborgen.


5. Wat vindt de overheid van het profylactisch gebruik van antivirale middelen? Zoals eerder aangegeven is het profylactisch inzetten van deze middelen uiteindelijk een medisch inhoudelijk besluit. Er zijn vier situaties waarin profylactisch gebruik van antivirale middelen profylactisch denkbaar is. Achtereenvolgens wordt op al deze vier situaties ingegaan. Als eerste wordt het gebruik van antivirale middelen voor het overeind houden van kritieke functies in vitale sectoren besproken.

A. Profylaxe voor kritische functies in vitale sectoren Antivirale middelen kunnen profylactisch worden ingezet ter bescherming van personeel dat van belang is om ontwrichting van onze samenleving te voorkomen. Voor deze situatie is de rijksoverheid van mening dat het de voorkeur verdient om andere maatregelen te treffen om de continuïteit van deze functies te waarborgen, vergelijkbaar met de arbeidshygiënische strategie zoals die in het arbeidsomstandighedenbeleid gebruikelijk is. De rijksoverheid is van mening dat pas tot de aanschaf van antivirale middelen zou moeten worden overgegaan als dit onderdeel uitmaakt van een totaalpakket aan maatregelen die de continuïteit tijdens een pandemie maximaal waarborgen. Te denken valt daarbij aan basale hygiëne, het verminderen van contacten, het organiseren van achtervang voor kritische functies, het verminderen van de afhankelijkheid van toeleveranciers en dienstverleners en het robuust maken van de kritische processen. De bedrijfsarts adviseert de werkgever en de werknemer over de aanschaf en het beoogde gebruik van antivirale middelen. De verantwoordelijkheid over de aanschaf en het aanbieden van antivirale middelen ligt bij de werkgever. De bedrijfsarts heeft vervolgens een eigenstandige verantwoordelijkheid of hij een antiviraal middel voorschrijft aan de betrokken werknemer. Uiteraard heeft de werknemer de mogelijkheid te besluiten het medicijn al dan niet te gebruiken.

Wat zijn argumenten tegen het profylactisch gebruik van antivirale middelen voor kritische functies in vitale sectoren?
De rijksoverheid raadt het af om uit voorzorg virusremmers tegen een pandemisch griepvirus te gebruiken (profylactisch gebruik), om de volgende redenen:
* het is een medicijn en medicijnen kunnen bijwerkingen hebben;
* antivirale middelen mogen - voor zover nu bekend is - maar een beperkt aantal weken achter elkaar gebruikt worden. Bekend is dat een grieppandemie in twee tot drie golven van elk twee, drie maanden over het land kan trekken. Oseltamivir mag maximaal 6 weken achtereen gebruikt worden.;

* er gaat geen blijvende werking van uit: het beschermend effect stopt zodra iemand stopt met slikken, na het stoppen met slikken is de persoon weer even vatbaar voor een infectie als vooraf;

* het griepvirus in kwestie kan resistent zijn of worden tegen de antivirale middelen, waardoor het slikken geen beschermend effect heeft; wel kan het gevoel van bescherming leiden tot te lang doorlopen met een besmetting en zodoende leiden tot extra verspreiding van de ziekte;

* profylactisch gebruik van antivirale middelen kan bijdragen aan de ontwikkeling van resistentie van het virus tegen het medicijn;

* er zijn andere effectieve maatregelen ter preventie mogelijk, waaronder naast hygiënemaatregelen ook alle maatregelen gericht op continuïteitsmanagement;
* antivirale middelen zijn beperkt houdbaar en dienen bij aanschaf in de vorm van gereed produkt iedere vijf jaar vervangen te worden;

Ethische aspecten
Het profylactisch verstrekken van antivirale middelen aan een deel van het eigen personeel dwingt de organisatie tot een antwoord op een aantal ethische vragen: wie krijgt wel, wie niet, wie eerst? Alleen de leiding? Of ook sleutelfunctionarissen, plus familie? Hoe lang? Wat betekent het uitreiken van antivirale middelen aan een deel van het personeel voor de bereidheid van de rest van het personeel om naar het werk te komen? Dit zijn vragen die bij de afweging om antivirale middelen aan te schaffen relevant zijn. Ook voor de overheid is de laatste vraag relevant: wat betekent het selectief uitreiken van antivirale middelen voor profylactisch gebruik door individuele bedrijven en organisaties voor de bereidheid van de rest van werkend Nederland om aan het werk te gaan. Een gevoel van onrechtvaardigheid kan leiden tot extra maatschappelijke onrust.

Randvoorwaarden bij profylactisch gebruik van antivirale middelen De Rijksoverheid raadt aan om maatregelen te treffen gericht op continuïteitsmanagement. Niettemin kunnen er organisaties in de vitale sectoren zijn, die geen andere mogelijkheden zien om de eigen continuïteit te kunnen waarborgen en de aanschaf van antivirale middelen overwegen. De rijksoverheid treedt niet in deze afweging. Wel is de overheid van mening dat antivirale middelen alleen op kleine schaal, over een beperkte tijdsperiode en alleen voor kritische functies die van vitaal belang zijn voor de maatschappelijke stabiliteit moeten worden gebruikt, onder toezicht van een arts en na overleg en met instemming van het personeel.

Confisceert de overheid voorraden antivirale middelen tijdens een pandemie? Er is geen reden voor bedrijven om te vrezen dat de overheid de voorraad antivirale middelen die in bezit zijn van bedrijven zal confisceren. De overheid heeft voldoende voorraad voor het doel waarvoor de overheid de antivirale middelen heeft aangeschaft, te weten therapeutisch gebruik.

B. Profylaxe voor werknemers die een verhoogd risico op besmetting lopen Het is op grond van de arbeidsomstandighedenregelgeving de verantwoordelijkheid van de werkgever om zijn werknemers te beschermen tegen werkgerelateerde risico's. Ook tijdens een grieppandemie kan daarvan sprake zijn in de gezondheidszorg. Zorgverleners die in direct contact komen met grieppatiënten bijvoorbeeld. In dat geval is het mogelijk dat de werkgever na een afweging van mogelijke maatregelen en in overleg met de werknemers tot de conclusie komt dat het aanbieden van antivirale middelen voor profylactisch gebruik nodig is om de veiligheid van de werknemer voldoende te waarborgen. Overigens zijn ook in dat geval de bovenstaande argumenten tégen het profylactisch gebruik van antivirale middelen relevant en is de uiteindelijke beslissing over de aanschaf en het beoogde gebruik van antivirale middelen een verantwoordelijkheid van de werkgever en heeft de (bedrijfs)arts een eigen verantwoordelijkheid om een antiviraal middel al dan niet voor te schrijven aan een werknemer.

Voor werknemers die gemiddeld met veel anderen in contact komen maar waarbij die anderen geen grotere kans hebben ziek te zijn dan in het normale maatschappelijke verkeer, is profylactisch gebruik van antivirale middelen geen wenselijke maatregel.

Buiten een grieppandemie wordt profylaxe met antivirale middelen ingezet voor diegenen, bijvoorbeeld ruimers, die bij een uitbraak van vogelgriep in pluimvee vanwege nauw contact met geïnfecteerde kippen een hoog risico lopen op besmetting. Dit om te voorkomen dat deze mensen drager worden van zowel het vogelgriepvirus als het menselijke griepvirus en het risico dat dan ontstaat voor een nieuw voor mensen gevaarlijk virus.

C. Profylaxe bij de eerste uitbraak van een pandemisch griepvirus in Nederland Als de hoop bestaat dat een beginnende pandemie kan worden gestopt kan bij een eerste uitbraak van een pandemisch griepvirus in Nederland worden overgegaan tot zogenaamde ringprofylaxe. Iedereen die contact heeft gehad met de besmette personen krijgt dan profylactisch antivirale middelen aangeboden met de bedoeling verspreiding van het virus te voorkomen. De patiënten krijgen uiteraard therapeutisch antivirale middelen aangeboden. Wanneer blijkt dat de verspreiding niet is tegen te houden wordt gestopt met deze ringprofylaxe en wordt de voorraad antivirale middelen nog enkel therapeutisch ingezet.

D. Profylaxe bij een uitbraak van griep in verzorgingshuizen Vanwege het grote gezondheidsrisico voor bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen bestaat ook tijdens de gewone seizoensgriep al de mogelijkheid om bij een uitbraak van die gewone seizoensgriep alle niet zieke bewoners en zorgverleners gedurende maximaal zeven dagen profylactisch antivirale middelen toe te dienen. Het is de verantwoordelijkheid van het verzorgingshuis om te bepalen of het nodig is om voor tijdens een pandemie een voorraad antivirale middelen aan te leggen. Ten overvloede: de voorraad van de rijksoverheid is bedoeld voor iedereen die in Nederland ten tijde van een (beginnende) grieppandemie griep krijgt, dus ook voor wie in een verzorgingshuis ziek wordt.


6. Conclusie
De overheid zet antivirale middelen in als volksgezondheidsmaatregel ter bestrijding van de (gevolgen van een) grieppandemie. De overheid neemt daarmee haar verantwoordelijkheid en vult die in door te zorgen voor de beschikbaarheid van deze middelen en de robuuste distributie tijdens een grieppandemie naar de patiënt met griepverschijnselen. Vanwege de nadelen is de overheid van mening dat profylactisch gebruik voor het waarborgen van de continuïteit is af te raden en alleen te overwegen is als na een gedegen analyse redelijkerwijs geen alternatief voorhanden blijkt of de overige getroffen maatregelen onvoldoende waarborg zijn voor de continuïteit.
De verantwoordelijkheid over de aanschaf en het aanbieden van antivirale middelen ligt bij de werkgever. De bedrijfsarts heeft vervolgens een eigenstandige verantwoordelijkheid of hij een antiviraal middel voorschrijft aan de betrokken werknemer.

Meer informatie over een grieppandemie vindt u op www.minvws.nl/grieppandemie

Publicatie datum: 27-10-2008