Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk
24 oktober 2008 DCE/59998
Onderwerp
Aanbieding Inspectierapport 'Werk in uitvoering'
De Erfgoedinspectie heeft in samenwerking met de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en
Monumenten (RACM) in 2006 een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van
archeologisch onderzoek dat in het kader van de archeologische monumentenzorg in Nederland
verricht wordt. De bevindingen van het onderzoek zijn in twee deelrapporten gepubliceerd. Het eerste
deel van de rapportage `Werk in uitvoering (1): van PvE tot veldwerk' heb ik u op 4 oktober 2007
aangeboden . Hierbij bied ik u de resultaten van het tweede en
laatste deel van het onderzoek aan `Werk in uitvoering (2): van veldwerk tot standaardrapport'. Dit
rapport bevat de bevindingen van de kwaliteit van archeologische standaardrapporten die in 2006 zijn
uitgebracht. Hiermee voldoe ik aan de schriftelijke toezegging die aan u is gedaan in 2005 [Kamerstuk,
2005-2006, 29259, nr. 15].
Een standaardrapport is het sluitstuk van een archeologisch onderzoek dat een houder van een
opgravingsvergunning volgens de in de Monumentenwet 1988 vastgestelde termijn van uiterlijk twee
jaar na afloop van een veldwerk moet opleveren. Samen met de documentatie van het veldwerk en de
eventuele vondsten is een dergelijk rapport het enige dat rest van de sporen van het menselijk
handelen in de bodem nadat deze zijn opgegraven. Daarom is het van het belang dat er in de
standaardrapporten op wetenschappelijk verantwoorde wijze verslag wordt gedaan van archeologisch
onderzoek. Het doel van het tweede deel van het onderzoek `Werk in uitvoering' betrof het vaststellen
van de kwaliteit van archeologisch onderzoek dat in 2006 is verricht, waarbij het begrip `kwaliteit' is
gedefinieerd als `wetenschappelijk verantwoord handelen'.
Uit het onderzoek komt naar voren dat bijna tweederde van de standaardrapporten voldoende tot goed
is, maar dat meer dan éénderde van de rapporten nog onder de maat is. Ik vind het positief dat de
Inspectie constateert dat ten opzichte van eerdere onderzoeken er een verbetering is opgetreden. De
standaardrapporten zijn vooral completer geworden en tonen een betere afstemming tussen de
uitgangsituatie, de vraagstelling en de uitkomsten van het archeologische onderzoek. Dit neemt niet
weg dat het aandeel slechte standaardrapporten verder teruggedrongen dient te worden. De Inspectie
doet hier een aantal aanbevelingen voor dat zich richt op zowel de vergunninghouders die de
blad 2/2
standaardrapporten moeten leveren als op de overheden die opdracht geven tot een archeologisch
onderzoek dat tot een standaardrapport leidt.
De aanbeveling van de Inspectie in de richting van de vergunninghouders onderschrijf ik.
Vergunninghouders dienen meer aandacht te besteden aan de archeologisch inhoudelijke kwaliteit van
de hoofdonderdelen van verslaglegging. Verder kunnen de vele rapporten die `voldoende' zijn omdat ze
alle cruciale onderdelen bevatten, met relatief weinig moeite worden opgewerkt tot `goede' rapporten
door meer aandacht aan de details en de presentatie te besteden. Gezien het belang van de
verslaglegging van archeologisch onderzoek voor het vastleggen en ontsluiten van de vergaarde kennis
van verleden samenlevingen, zal de Inspectie de kwaliteit van archeologische onderzoeksverslagen
nauwlettend in het oog blijven houden.
Aan overheden die opdrachtgever zijn van archeologisch onderzoek of daartoe verplichten, beveelt de
Erfgoedinspectie aan om meer en beter gebruik te maken van de middelen die hen ter beschikking
staan om sturing te geven aan en toezicht te houden op de uitvoering van archeologisch onderzoek. Ik
ben het eens met de Inspectie dat de overheidsinstantie die de eisen aan de uitvoering stelt, ook de
verantwoordelijkheid op zich dient te nemen voor de controle op de naleving van die eisen. De lokale
overheid weet immers het best wat er wordt verwacht, wat de lokale omstandigheden zijn en hoe het
lokale archeologische beleid is geformuleerd. Een eis tot goedkeuring van het rapport kan in het PvE
(Programma van Eisen) worden opgenomen. Daarbij doet de gemeentelijke overheid er verstandig aan
om een en ander procedureel en qua planning goed te organiseren en om het werken volgens een PvE
bestuursrechterlijk vast te leggen.
Met de aanbeveling om de beoordeling van het eindrapport bestuursrechterlijk vast te leggen, wordt
niet gepleit voor nieuwe regelgeving. De aanbeveling heeft als doel gemeenten te bewegen de
bestuursrechterlijke middelen waarover zij kunnen beschikken beter te benutten ten dienste van de
gemeentelijk archeologische monumentenzorg. Zo biedt artikel 38 van de monumentenwet de
gemeenten de mogelijkheid om met behulp van een verordening onder andere vast te leggen dat de
gemeente de regie heeft op PvE's . Ik zal daarom in een bestuurlijk overleg tussen mij en de VNG aan de
orde stellen dat de overheden die bijvoorbeeld als opdrachtgever verplichten tot archeologisch
onderzoek meer en beter gebruik zouden moeten maken van de middelen die hen ter beschikking staan
zoals de mogelijkheden uit de Wet archeologische monumentenzorg.
De Inspectie concludeert op grond van het hele onderzoek naar de kwaliteit van de PvE's, van het
veldwerk en van de rapporten dat er op dit vlak geen aanwijzingen zijn voor grootschalige misstanden
ten aanzien van het wetenschappelijk handelen binnen de archeologische monumentenzorg. In de
evaluatie van het veldwerk werd geen bevestiging gevonden voor de door de Kamer geuite ernstige
zorgen over de kwaliteit van archeologisch onderzoek. De geconstateerde stijgende lijn in de kwaliteit
van de PvE's uit het eerste deel van het onderzoek is ook zichtbaar in het tweede deel van het
onderzoek bij de standaardrapporten.
blad 3/3
Gezien het belang van de PvE's voor de archeologische monumentenzorg en het belang van de
verslaglegging van archeologisch onderzoek blijft het noodzakelijk om, zoals de erfgoedinspectie
aanbeveelt, hier scherp op te blijven toezien en te handhaven.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk