UMC Utrecht


Roken en gen vergroot kans op hazenlip

Baby's met een afwijking in het MSX1-gen waarvan de moeder rookt hebben bijna drie keer zoveel kans met een `hazenlip' geboren te worden. De genvariant komt bij ongeveer dertig procent van de bevolking voor. Klinisch genetici van het UMC Utrecht en epidemiologen van het Erasmus MC beschrijven deze resultaten in het tijdschrift Human Genetics. Sinds 20 oktober is het artikel online beschikbaar.

Onderzoekers van het UMC Utrecht en het Erasmus MC onderzochten 313 moeders en 276 vaders van 322 kinderen waarvan 176 geboren waren met een lip-, kaak- of gehemeltespleet (`hazenlip'). Ongeveer dertig procent van alle kinderen heeft een variant van het MSX1-gen waarvan bekend is dat die misschien een rol speelt bij het ontstaan hiervan.

Uit het onderzoek blijkt dat de genvariant alleen het risico op een hazenlip niet verhoogt. Maar in combinatie met een moeder die rookt tijdens de zwangerschap, vergroot de genvariant de kans op een lipspleet wél. Kinderen met de genvariant en een rokende moeder hebben 2,7 maal zoveel kans met een hazenlip ter wereld te komen. Als beide ouders roken wordt de kans zelfs 4,9 maal zo groot.

Het aantal kinderen dat met een hazenlip geboren wordt varieert in Kaukasische populaties van 1 op de 500 tot 1 op de 2500. De afwijking is het gevolg van een verstoorde embryonale ontwikkeling, dat kan genetisch bepaald zijn maar ook door het baarmoedermilieu komen. Stoffen uit sigaretten verstoren het baarmoedermilieu, waarvan het effect vooral merkbaar blijkt te zijn als de baby de MSX1-genvariant bezit.

Klinisch geneticus dr. Marie-José van den Boogaard van het UMC Utrecht is eerste auteur van het artikel, hoofdonderzoeker is de reproductie-epidemioloog dr. Régine Steegers-Theunissen van het Erasmus MC.

Voor nadere informatie:
UMC Utrecht, In- en Externe Communicatie
Ilse van Wijk en Linda Minnen, tel. 088 7556371 of 7558580. Buiten kantooruren via 088-755 5555
vrijdag 24 oktober 2008