ChristenUnie




Inbreng Esmé Wiegman derogatie luchtkwaliteit

vrijdag 24 oktober 2008 12:00

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van genoemd wetsvoorstel. Zij ondersteunen de ambities van het kabinet om de luchtkwaliteit sterk te verbeteren. Genoemde leden hebben de volgende vragen over het voorstel.

Normstelling voor zwevende deeltjes (PM2,5)

Naar verwachting levert de nieuwe PM2,5 grenswaarde voor Nederland nauwelijks extra overschrijdingen op omdat de vigerende norm voor PM10 de meest vergaande norm blijft. Tegelijkertijd geldt echter dat de reductie van PM2,5 van groter gezondheidskundig belang is dan verdere reductie van PM10. Zijn er maatregelen die een groter effect hebben op PM2,5 dan op PM10 en zo ja, is overwogen om de ambities van PM10 bij te stellen ten gunste van PM2,5?

Voor PM2,5 wordt een onderscheid gemaakt tussen een blootstellingsconcentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3 op 1 januari 2015 en een richtwaarde voor de verdere verlaging voor 1 januari 2020 die afhankelijk is van de gemiddelde blootstelling in 2010. Betekent dit dat er verschillende richtwaarden voor verschillende lidstaten ontstaan? Wat zijn hiervan de consequenties? Genoemde leden vinden het bestaan van verschillende reductiepercentages begrijpelijk vanuit de gedachte dat in stedelijke gebieden de luchtkwaliteit mogelijk moeilijker is te verbeteren dan in landelijk gebied en dat maatregelen mogelijk duurder worden in gebieden waar al veel is bereikt. Maar de richtwaarden gelden in dit geval op het niveau van het hele land. Bovendien gaan op Europees niveau streefwaarden (in Nederland: richtwaarden) veelal vooraf aan een op een later tijdstip ingaande grenswaarde. Vindt de regering het wenselijk dat er hierdoor in de toekomst verschillen tussen de lidstaten zouden kunnen ontstaan?

Worden de richtwaarden voor 2020 in alle lidstaten op een zelfde wijze geïmplementeerd, dus met verschillende percentages afhankelijk van de stand van zaken in 2010? Zo nee, wat zijn de verschillen?

Om de Europese streefwaarde te behalen dienen maatregelen te worden genomen die geen buitensporige kosten met zich meebrengen. Is er een (Europees) kader voor het bepalen of maatregelen kunnen worden bestempeld als buitensporig?

De blootstellingsindex wordt bepaald op basis van metingen op stedelijke achtergrondlocaties verspreid over het gehele grondgebied van een lidstaat. Genoemde leden vragen zich af welke criteria er gelden om te bepalen dat er sprake is van voldoende spreiding.

De PM2,5 concentraties zijn bepaald op basis van voorlopige inschattingen. In de loop van 2008 en 2009 zullen naar verwachting meet- en rekenmethoden verder zijn ontwikkeld zodat vanaf 2010 de eerste GCN-kaarten met de achtergrondconcentraties voor PM2,5 kunnen worden vastgesteld. Het bepalen van de richtwaarde wordt echter gedaan over de gemiddelde stedelijke concentratie over 2008-2010. In hoeverre is dat mogelijk als het meet- en rekeninstrumentarium pas in de loop van deze periode beschikbaar is? Genoemde leden willen daarom graag weten in hoeverre het verplicht is deze richtwaarden in het huidige wetsvoorstel te regelen en in hoeverre de richtlijn voorziet in het nog niet beschikbaar zijn van de benodigde meet- en rekeninstrumenten.

Zal het NSL worden aangepast indien aan de
blootstellingsconcentratieverplichting voor PM2,5 niet kan worden voldaan? De minister kan blijkens de memorie van toelichting een beroep doen op andere overheden om maatregelen te nemen. Betekent dit dat via die weg de minister omwille van de landelijke blootstellingsconcentratie in het uiterste geval lokale projecten kan tegenhouden?

Naar de huidige verwachting zal Nederland niet kunnen voldoen aan de richtwaarde voor de vermindering van de blootstelling in 2020. Zijn hier consequenties aan verbonden?

Derogatie

Wat gebeurt er als Nederland ondanks de inspanningen uit het NSL aan het eind van de derogatietermijn op een beperkt aantal locaties toch niet voldoet aan de normen voor fijnstof? De Europese Commissie beoordeeld momenteel het NSL dat in Nederland nog in de inspraak is. Wat gebeurt er met wijzigingen die voortvloeien uit deze inspraak en de behandeling in de Kamer? Moet hiervoor aanvullende goedkeuring van de Europese Commissie worden verkregen? Zo ja, kan dit leiden tot verdere vertraging van projecten?

Welke maatregelen wil de regering nemen als het ontwerp-NSL onverhoopt geen maximale derogatie krijgt, of als derogatie veel langer op zich laat wachten dan een jaar? Hoe wil de regering voorkomen dat er dan een onwerkbare situatie ontstaat?

Er is gewerkt met de hoogste groeiverwachtingen in de vervoerparameters en de hoogste technologische ontwikkelingen. Wat is het effect als de technologische ontwikkelingen tegenvallen in combinatie met een hoge vervoersgroei? Wordt de daadwerkelijke ontwikkelingen meegenomen in de saneringstool?

Niet in betekenende mate

De grens voor besluiten die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentraties fijnstof wordt na de implementatie opgehoogd van 1% tot 3%. Genoemde leden zouden graag meer inzicht hebben wat dit in de praktijk betekent voor het aandeel wegprojecten dat hieronder zal vallen ten opzichte van de huidige situatie. En wat betekent dit voor de totale concentratie fijnstof dat wordt bijgedragen door de besluiten die vallen onder de niet in betekenende mate bijdragen ten opzichte van de totale concentratie door besluiten die wel in betekenende mate bijdragen?

Overwogen wordt om ook de nieuwe grenswaarde voor PM2,5 deel te laten uitmaken van de 3% nibm-grens indien dit noodzakelijk is. Genoemde leden vragen waardoor deze noodzaak wordt bepaald. Genoemd wordt de mate waarin een kans op overschrijding aanwezig is. Een dergelijke nibm-grens is echter ook afhankelijk van de totale bijdrage van de projecten die onder deze grens zouden vallen en de bijdrage van projecten die er boven zouden vallen.