Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
ostbus 20018
P
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk Uw brief van
23 oktober 2008 VO/OK/65124
9 oktober 2008
Onderwerp
Lijst van vragen
Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van het lid Pechtold (D66) van uw Kamer inzake de
prestaties van vwo-opleidingen.
De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk
2008Z04125/2080902280.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
6
44
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OCW 11 Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70-4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl
blad 2/3
Antwoorden op de schriftelijke vragen van
het lid Pechtold (D66) van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
aan de staatssecretaris van Onderwijs,Cultuur en Wetenschap,
mevrouw Van Bijsterveldt-Vliegenthart, over de prestaties van vwo-opleidingen
(ingezonden 9 oktober 2008, 2008Z04125/2080902280)
1 Vraag: Heeft u kennisgenomen van het artikel "Prestaties vwo zijn ondermaats"? 1)
Antwoord: Ja.
2 Vraag: Onderschrijft u de conclusies op basis van het opbrengstenoverzicht van de
Onderwijsinspectie? Zo neen, welke conclusies trekt u uit het onderzoek van de
Onderwijsinspectie?
Antwoord: Nee, ik onderschrijf de conclusies niet. De inspectie heeft mij meegedeeld dat het
eigen conclusies van het Algemeen Dagblad uit de inspectiegegevens betreft die de inspectie niet
onderschrijft. Het zijn geen conclusies die op basis van de cijfers van de inspectie getrokken
kunnen worden. Een school is volgens de normen van de inspectie zeer zwak wanneer naast
onvoldoende opbrengsten ook de kwaliteit van het onderwijsleerproces onvoldoende is. De
opbrengstenoordelen gaan alleen over de opbrengsten van de school en bevatten geen oordelen
over de kwaliteit van de school als geheel. Daarvoor kijkt de inspectie ook altijd naar de kwaliteit
van het onderwijsleerproces en beoordeelt bijvoorbeeld hoe het zit met de leerstof, het
schoolklimaat, de lessen en de leerlingenzorg. Voor de inspectie is kwaliteit meer dan
opbrengsten. Dit alles zo zijnde, trek ik geen specifieke conclusies op basis van het
opbrengstenoverzicht. Met uitzondering echter van het gegeven over het verschil tussen de
cijfers van het centraal examen en het schoolexamen, zie het antwoord op vraag 3.
3 Vraag: Hoe kan het dat scholen de schoolexamens zo soepel kunnen beoordelen dat leerlingen
die niet het vereiste niveau hebben toch kunnen slagen? Vergelijkt u het niveau van de
schoolexamens van verschillende scholen en neemt u dit mee in de beoordeling van de kwaliteit
van het onderwijs van de scholen?
Antwoord: Zonder daarmee te willen zeggen dat ik instem met de conclusie die in het eerste
onderdeel van de vraag is besloten (die conclusie kan niet zonder meer worden getrokken uit het
enkele feit dat op een deel van de scholen er een verschil bestaat tussen de cijfers van het
centraal examen en die van het schoolexamen) ben ik van mening, dat de optredende
verschillen niet aanvaardbaar zijn. Ik zal een dezer dagen aan de Kamer mijn conclusies
hierover meedelen. Ik zal daarbij de Kamer ook voorzien van uitgebreide kwantitatieve
informatie over deze verschillen.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl
blad 3/3
4 Vraag: Hoe denkt u dat deze houding van scholen de mentaliteit van leerlingen, het kennisniveau
van de afgestudeerde leerlingen en de aansluiting van het vwo op universiteiten en hogescholen
beïnvloedt?
Antwoord: Ik verwijs naar het antwoord op de vorige vraag.
5 Vraag: Hoe verklaart u het geconstateerde kwaliteitsverschil in vwo-opleidingen tussen brede
scholengemeenschappen en gymnasia? Hoe gaat u ervoor zorgen dat leerlingen aan de brede
scholengemeenschappen het kwalitatieve onderwijs krijgen waar zij recht op hebben, zodat
wachtlijsten voor gymnasia overbodig worden?
Antwoord: De conclusie dat er een kwaliteitsverschil is tussen de vwo-opleidingen van brede
scholengemeenschappen en de gymnasia kan uit de cijfers niet worden getrokken. Zie daarvoor
allereerst het antwoord op vraag 2. Bovendien, waar het artikel stelt dat er veel slecht
presterende vwo-opleidingen zijn die onderdeel zijn van een (brede) scholengemeenschap wordt
dat eenvoudig verklaard doordat er nu eenmaal veel meer (brede) scholengemeenschappen zijn
dan categorale scholen voor vwo (gymnasia).
6 Vraag: Wat gaat u concreet doen om ervoor te zorgen dat het tekort aan eerstegraads leraren
één van de oorzaken van de matige kwaliteit van het vwo-onderwijs afneemt?
Antwoord: Zoals uit de antwoorden op de voorgaande vragen blijkt, deel ik niet de conclusie die
in de vraag besloten ligt. Maar ik ben wel van mening dat op termijn het tekort aan
eerstegraads leraren een bedreiging is voor de kwaliteit van het vwo. Maatregelen om daaraan
iets te doen zijn dus nodig. De salarisverbeteringen in het kader van `Leerkracht' behoren
daartoe. Maar bovendien is het nodig de universitaire lerarenopleiding aantrekkelijker te maken.
Daarvoor heb ik maatregelen aangekondigd in de agenda voor de lerarenopleidingen `Krachtig
meesterschap'.
1) Algemeen Dagblad, maandag 6 oktober 2008, "Prestaties vwo zijn ondermaats"
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl