Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Initiatiefwet verbod pelsdierhouderij: onderzoek door het LEI

23 oktober 2008 - kamerstuk

Kamerbrief waarmee de minister informeert over financiële vragen die het LEI momenteel onderzoekt. De vragen zijn tijdens het debat over een verbod pelsdierhouderij gesteld. Resultaten komen in november.

Meer informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal

Postbus 20018
2500 EA 's-Gravenhage

TRCJZ/2008/2982 23 oktober 2008
Initiatiefwet verbod pelsdierhouderij:
onderzoek door het LEI

Geachte Voorzitter,
Tijdens het debat van 9 oktober jl. over het voorstel van wet van de leden Van Velzen (SP) en Waalkens (PvdA) houdende een verbod op de pelsdierhouderij heb ik toezegd het LEI te verzoeken om de financiële vragen te laten doorrekenen die tijdens het debat gesteld zijn.
Bij deze brief treft u de vragen aan die het LEI momenteel onderzoekt. De onderzoeksresultaten worden medio november verwacht. Zodra ik de onderzoeksresultaten ontvangen heb, zal ik de Kamer daarover berichten.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg
Ministerie van Landbou


1
ONDERZOEKSVRAGEN LEI

1. Update de volgende tabellen, waarbij de jaren 2007 en 2008 (indien beschikbaar) toegevoegd worden op basis van de oorspronkelijke uitgangspunten: a. Tabel 2.1. Kenmerken van de nertsenhouderij in Nederland. b. Tabel 2.2. Arbeidskrachten op bedrijven met nertsen naar leeftijd oudste bedrijfshoofd in 2005.
c. Tabel 2.3. Het aantal bedrijven, het aantal nertsen en een schatting van aantal nertsen gehuisvest in welzijnsvriendelijke stallen in de periode 2003-2007. d. Tabel 3.1. Investeringen (in miljoen euro) in de nertsenhouderij in de periode 2003-2007 (exclusief vervangingsinvesteringen).

2. Hoe hoog zijn de investeringen die ondernemers moeten maken om in de periode 2008-2014 te kunnen voldoen aan de PPE-verordening, uitgaande van de omvang van de sector op 17 januari 2008? De berekening vindt plaats op basis van bestaande uitgangspunten.

3. Bepaal de hoogte van de restwaarde aan het eind van de overgangstermijn, rekening houdend met de verschillende onderdelen en levensduren van de sheds, zoals gedefinieerd in bijlage 1 van het huidige rapport.
4. Hoeveel draagt de waarde van het nertsenbedrijf bij aan de pensioenvoorziening van de oudere ondernemer die in de overgangstermijn de pensioengerechtigde leeftijd behaalt? Deze vraag wordt in een aantal subvragen uiteen gehaald, zodat een goed beeld kan worden verkregen van de waarde van nertsenbedrijven. Daarbij wordt aandacht besteed aan het verschil van overdrachten tussen generaties en overdrachten via de markt.

5. In de marktwaarde van een nertsenbedrijf wordt naast een waarde voor de activa ook een waarde ingerekend voor het recht van het produceren van nertsen. Gezien de hoge winsten die in de sector behaald worden, zal dit recht (een immaterieel actief) een grote marktwaarde vertegenwoordigen. Ondernemers die in de overgangstermijn van 10 jaar pensioneren verliezen een deel van de waarde van het bedrijf die voor de pensioenvoorziening gebruikt zou kunnen worden. Op basis van gegevens uit de landbouwtelling wordt de gemiddelde omvang van de bedrijven van ondernemers tussen de 55 en 64 jaar bepaald. Samen met gegevens over de waarde van de activa en de winsten die behaald worden per dier wordt een inschatting van de waardedaling van zowel de activa als de immateriële activa gemaakt.
6. Wat is de gemiddelde waarde van de landbouwgrond in de gebieden waar nertsen worden gehouden en hoeveel grond hebben nertsenhouders gemiddeld in eigendom?
7. Hebben er sinds 2003 verkopen van nertsenbedrijven plaatsgevonden? Van de verkopen wordt door middel van enquêtevragen het volgende geïnventariseerd: a. Was het een verkoop in verband met bedrijfsoverdracht, of een verkoop aan derde(n)?
b. Wat was de omvang van de aangekochte teven en in hectares? c. Wat was de transactieprijs die betaald is?

8. Hoeveel jonge ondernemers hebben sinds 2003 een bedrijf overgenomen?
9. Wat bedragen de kosten bij geleidelijke afbouw van de sector bij overgangstermijnen tussen de 10 en 15 jaar? In de kosten worden opgenomen inkomensschade, vermogensschade (van materiele activa) en kosten van sloopkosten.
10. Hoeveel Nederlandse nertsenhouders zijn sinds 2003 in het buitenland een bedrijf begonnen?

11. Hoeveel bedragen de sloopkosten van de nertsenbedrijven in 2018? Uitgangspunt bij de berekeningen zijn de sloopkosten per locatie, zoals genoemd in het bovenstaande rapport.