23 okt 2008
>
Nederland wil grote windparken bouwen op de Noordzee. Dat is goed voor
het milieu. Maar het lawaai dat de bouw met zich meebrengt, is voor
zeedieren levensgevaarlijk. Dat zegt onderzoeker drs. Mardik Leopold,
van Wageningen Imares, onderdeel van Wageningen UR.
Windmolens komen op pijlers te staan die in de zeebodem worden geheid.
En dat maakt enorm veel lawaai. Vooral onder water draagt het geluid
ver. Per klap komt er meer dan tweehonderd decibel vrij. âDat is
dodelijk tot op vier kilometer afstand. De oren van zeehonden en
bruinvissen worden gewoon kapotgetrild. Die beesten worden
doodgeheid.â En ook vislarven gaan dood aan te veel geluid.
Wie denkt dat de herrie maar een paar maanden aanhoudt, heeft het
volgens Leopold mis. Voor 2020 wil het kabinet zesduizend megawatt aan
windenergie op zee realiseren. Dat komt neer op 1200 tot 2000
windmolens de komende vijftien jaar, verspreid over 400 tot 1000
vierkante kilometer. Leopold: âMet de huidige heicapaciteit betekent
dat vijftien jaar lang elke zomer heien.â
Wageningen Imares en TNO doen onderzoek naar de gevolgen van het
heigeluid. Maar technisch is dat lastig. âHet geluid is gewoon te hard
om dichtbij te meten. Dan gaat je apparatuur eraan. Dus je moet op
afstand meten en dan terugrekenen.â
Windmolens in bedrijf maken overigens ook geluid. Over het effect
daarvan is nog maar weinig bekend. Marien bioloog Leopold is druk
bezig deze en andere risicoâs in kaart te brengen. Hij doet dat samen
met een twintigtal deskundigen van diverse onderzoeksinstituten en
ingenieursbureaus. De club maakt gezamenlijk een zogeheten âpassende
beoordelingâ van de effecten van windmolens op de Natura
2000-gebieden. Opdrachtgevers voor die studie zijn de âwindboerenâ en
energiebedrijven, de initiatiefnemers achter de plannen voor
windmolenparken op de Noordzee. De beoordeling maakt deel uit van de
milieueffectrapportage, en moet eind dit jaar klaar zijn.
Naast de geluidsoverlast brengen de onderzoekers ook de risicoâs voor
vogels in kaart. âWij moeten kijken hoeveel slachtoffers er vallen en
of dat significant is.â Dat laatste is het geval als het aantal
slachtoffers groter is dan één procent van de natuurlijke sterfte.
Maar de natuurlijke sterfte bij vogels is maar zoân vijf procent. âDus
met een paar dooie meeuwen ben je er al.â
Het rekenwerk zelf gaat gepaard met kunst- en vliegwerk. âPunt isâ,
zegt Leopold, âdat nog nooit iemand gezien heeft dat een vogel zich te
pletter vliegt tegen een windmolen.â De wetenschappers moeten het dus
doen met modelberekeningen. Gebaseerd op diverse aannames wordt per
vogelsoort de botsingskans berekend. âEn dat voor alle trekvogels. Dus
voor de 197 verschillende soorten die in de 70 Natura 2000-gebieden in
ons land voorkomen.â
Leopold geeft bij voorbaat toe dat er op het resultaat van al dat
rekenwerk wel iets af te dingen valt. Tot op zekere hoogte is het
âkoffiedik kijkenâ. Goed nieuws daarentegen is dat niet alle
windmolens tegelijk worden gebouwd. âDus we kunnen de vinger aan de
pols houden.â / Roelof Kleis
Bovenstaand bericht is geproduceerd door de redactie van Resource, het
weekblad voor Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Meer
informatie bij Pers- en wetenschapsvoorlichting van Wageningen UR,
e-mail: pers.communicatie@wur of bij de redactie van Resource, e-mail:
resource@wur.nl. Zie archief op http://www.resource-online.nl