Ministerie van Verkeer en Waterstaat

abcdefgh

Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG

Contactpersoon Doorkiesnummer
- - Datum Bijlage(n) 23 oktober 2008 - Ons kenmerk Uw kenmerk VENW/DGMo-2008/3514 - Onderwerp
verzoek commissie VW om reactie op brief Stichting Daadwerkelijk Nut A4

Geachte voorzitter,

U heeft mij op 26 september 2008 verzocht om een reactie op een brief die u 19 augustus 2008 heeft ontvangen van de heer Drok, de voorzitter van de Stichting Daadwerkelijk Nut A4.

In deze brief van 19 augustus geeft de heer Drok aan dat ik in mijn brief van 11 juli 2008, kamerstuk 30561 nr.11, naar aanleiding van het Algemeen Overleg met u op 26 juni 2008, op vier van de vijf beweringen niet heb gereageerd, en op een vijfde onjuist en ontwijkend.

Communicatie in het afgelopen halfjaar:
De heer Drok heeft zijn mening over de A4 Delft-Schiedam gepubliceerd in artikelen in de Delftse Post van 14 maart en 26 maart 2008 en in Delft op zondag van 30 maart 2008. Daarna heeft hij op 20 april in een brief verschillende verzoeken gedaan met betrekking tot de planstudie A4 Delft-Schiedam. Een van zijn verzoeken was een rectificatie van de bewonersbrief die in februari 2008 is verstuurd. In mijn antwoord aan hem op 16 juni 2008, bij brief met kenmerk VENW/DGP-2008/6184, heb ik puntsgewijs op zijn verzoeken gereageerd. Wat de gevraagde rectificatie betreft heb ik geantwoord dat de bewonersbrief in lijn is met de brief aan de Tweede Kamer van 16 januari jl. en het persbericht van dezelfde datum. Er is geen grond voor een rectificatie.

Vervolgens heeft u mij verzocht, in het Algemeen Overleg van 26 juni, om een reactie op de artikelen van de heer Drok. U verzocht mij specifiek in te gaan op het gestelde in deze artikelen dat Rijkswaterstaat mij, U en burgers onjuist en onvolledig informeert. Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71

Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95 bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)

VENW/DGMo-2008/3514

Dit heb ik gedaan (kamerstuk 30561 nr. 11). Mijn conclusie was (en is) dat er geen grond is voor deze bewering.

In bovengenoemd kamerstuk heb ik u onder meer gemeld: "Ik hecht waarde aan een zorgvuldig en transparant besluitvormingsproces. Daarom heb ik u in januari 2008 (Kamerstuk 30 561 nr. 8) geïnformeerd over het besluit dat ik samen met mijn collega, minister Cramer, en in afstemming met de IODS- adviesgroep heb genomen.
Tevens heb ik Rijkswaterstaat verzocht om de omwonenden in de regio met een brief te informeren over dit besluit, en mijn beweegredenen daarbij. De informatie die Rijkswaterstaat in opdracht van mij aan de burgers in de regio heeft gegeven is in lijn met de informatie die u van mij hebt ontvangen".

In de krantenartikelen van de heer Drok wordt betoogd dat de informatie die in deze brief gegeven wordt niet juist is. In Kamerstuk 30 561 nr. 8, en in navolging daarvan in de brief van Rijkswaterstaat aan de burgers in de regio, heb ik mijn keuzen gemotiveerd. Bij deze motivering heb ik informatie uit de Trajectnota/MER stap 1, betrokken. Ik heb in bovengenoemd kamerstuk aangegeven dat ik een bestuurlijke voorkeur heb voor het A4 alternatief.
Tevens heb ik aangegeven dat uit de Trajectnota/MER stap 1 blijkt dat de alternatieven A4 en A13+A13/16 vooralsnog realistische alternatieven zijn, dat de planstudie nog loopt, en dat er nog een aantal complexe vraagstukken zijn die om een oplossing vragen. Ik heb daarop de conclusie getrokken dat nu alleen het A4-alternatief verder onderzoeken juridische risico's geeft. Daarom kies ik ervoor in de tweede stap van de Trajectnota/MER beide alternatieven verder te onderzoeken.

Reactie op de brief van 19 augustus 2008
In de brief van 19 augustus 2008 geeft de heer Drok aan dat ik in kamerstuk 30561 nr.11 van 11 juli 2008, op vier van de vijf beweringen niet heb gereageerd, en op een vijfde onjuist en ontwijkend.

Ik herken mij niet in de beweringen van de heer Drok. Ik heb u steeds juist en volledig geïnformeerd over inhoud en voortgang van de studie A4 Delft-Schiedam, en de wijze waarop ik hierover heb gecommuniceerd richting burgers en bestuurders.

Wat zijn vijf beweringen betreft:

1. "Rijkswaterstaat verstrekt onjuiste informatie". Hierop heb ik op 16 juni en 11 juli reeds gereageerd; de bewering mist iedere grond.

2. "V&W, RWS en VNO/NCW veroorzaken onaanvaardbare vertraging". Over de voortgang van het project informeer ik u regelmatig via de voortgangsrapportages en in het kader van Randstad Urgent. Uit deze rapportages blijkt dat ik mij, samen met mijn regionale partners, tot het uiterste inspan om de afgesproken Randstad Urgentplanning te halen.
3 "Essentiële informatie ten nadele is buiten de Trajectnota A4 gehouden".
---

VENW/DGMo-2008/3514

Hier wordt gedoeld op stap 1 van de Trajectnota/MER. In kamerstuk 30 561 nr.8 heb ik aangegeven dat uit de Trajectnota/MER stap 1 blijkt dat de alternatieven A4 en A13+A13/16 vooralsnog realistische alternatieven zijn, dat de planstudie nog loopt, en dat er nog een aantal complexe vraagstukken zijn die om een oplossing vragen. Ik heb daarop de conclusie getrokken dat nu alleen het A4- alternatief verder onderzoeken juridische risico's geeft. Daarom kies ik ervoor in de Tweede stap van de Trajectnota/MER beide alternatieven verder te onderzoeken. Er kunnen zowel op het gebied van ontwerp, verkeers- en milieueffecten als kosten nog wijzigingen optreden. Pas wanneer begin 2009 de Trajectnota/MER stap 2 beschikbaar komt, is de informatie compleet.
4. "Er is een geheim gehouden studie".
Hierop heb ik in mijn brief van 11 juli 2008 reeds aan u geantwoord dat dit niet het geval is. De bewering doelt op de notitie met potloodschetsen waarop ik U in november 2007 een toelichting heb gegeven.
5. "Er is een geheim gehouden beter alternatief voor de A4 Delft-Schiedam". Dit alternatief zou volgens de heer Drok blijken uit de "geheim gehouden studie". De notitie die ik U november 2007 heb doen toekomen, bevat geen geheim alternatief.

Tot slot:
In het tweede kwartaal van 2009 zal de Trajectnota/MER ter visie worden gelegd. De inhoudelijke discussie zal dan op basis van actuele gegevens worden gevoerd. Op dat moment krijgen belanghebbenden, waaronder de Stichting daadwerkelijk nut A4, de mogelijkheid hierop in te spreken. In het derde kwartaal van 2009 zal ik dan, gehoord hebbend de inspraakreacties en de adviezen van de wettelijke adviseurs, samen met mijn collega van VROM, een standpunt innemen.

Tussentijdse reacties zullen zo veel mogelijk periodiek, gebundeld, beantwoord worden. Dit om werkprocessen binnen mijn organisatie hiermee niet bovenmatig te belasten.

Ik vraag u deze lijn te ondersteunen.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Camiel Eurlings

---