Gerechtshof Arnhem
Uitspraken in de moordzaak op een Turkse zakenman (A-50 Beekbergen)
Het gerechtshof Arnhem heeft vandaag in hoger beroep uitspraak gedaan
in vier zaken, waarin verdachten terechtstonden van de moord op de
42-jarige Turkse zakenman A.N. Havuçgil op 26 juni 2006.
Op 10 augustus 2006 werd nabij afslag Beekbergen van de A-50 een
stoffelijk overschot aangetroffen van â naar later bleek - een Turkse
zakenman, die sinds eind juni als vermist was opgegeven. Hij was voor
het laatst gezien toen hij op 25 juni 2006 in gezelschap van twee
mannen van eveneens Turkse afkomst een cafetaria in Huissen (bij
Arnhem) verliet met onbekende bestemming.
Intensief onderzoek van de politie en justitie leidde uiteindelijk tot
de aanhouding en berechting van zeven verdachten. De rechtbank Zutphen
heeft op 22 juni 2007 de verdachten veroordeeld. Van hen zijn vier
verdachten in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof Arnhem.
Het hof acht moord bewezen
In hoger beroep zijn in alle vier zaken opnieuw veroordelingen
gevolgd. Het hof heeft bewezen geacht dat E.A., C.K. en M.A. zich
schuldig hebben gemaakt aan moord op en (onder meer) wederrechtelijke
vrijheidsberoving van A.N. Havuçgil. Daarvoor legt het hof elk van de
drie verdachten een gevangenisstraf op van achttien (18) jaar met
aftrek van voorarrest.
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat E.A en C.K. het slachtoffer
onder valse voorwendsels naar een afgelegen boerderij in Angerlo
hebben overgebracht, waar zij met de door hen ingehuurde M.A. het
slachtoffer onder druk hebben gezet om een geldbedrag te voldoen. Het
slachtoffer is daarbij ernstig mishandeld, onder meer door langdurige
ophanging met touw aan een balk in de boerderij. De volgende dag zijn
de mishandelingen voortgezet en is het slachtoffer opgesloten in een
kelder.
A-50
In de late avond van 26 juni 2006 hebben deze drie verdachten het
slachtoffer in de bagageruimte van een auto overgebracht naar een
bosperceel langs de A-50, waar zij het slachtoffer hebben gewurgd. Het
stoffelijk overschot is verborgen onder takken achtergelaten en pas
zes weken later bij toeval ontdekt door een wandelaar.
De ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder de moord is
begaan, rechtvaardigen een gevangenisstraf van een meer dan gemiddelde
duur. Nu de veroordeling niet alleen de moord betreft, maar ook andere
strafbare feiten is een gevangenisstraf van achttien jaar aangewezen.
Voor het bewijs kent het hof belangrijke betekenis toe aan de
gedetailleerde bekentenis van E.A., die steun vindt in controleerbare
feiten, zoals tijdstippen van telefoongesprekken, sporen en feitelijke
omstandigheden op de plaats van de misdrijven.
De vierde verdachte, T.K., is -conform de eis van de
advocaat-generaal- vrijgesproken van de moord, maar wordt veroordeeld
voor wederrechtelijke vrijheidsberoving tot een gevangenisstraf van
veertien (14) maanden met aftrek van voorarrest.
T.K. stelde indertijd zijn boerderij ter beschikking aan zijn
medeverdachten, maar was er aanvankelijk niet van op de hoogte wat
zich daar buiten zijn aanwezigheid afspeelde. Pas toen hij in de
middag van 26 juni 2006 op de boerderij kwam bleek hem dat daar het
slachtoffer werd vastgehouden. Hij heeft er daarna uiteindelijk in
toegestemd dat de vrijheidsberoving die dag tot het vallen van de
duisternis werd voortgezet.
Bron: Gerechtshof Arnhem
Datum actualiteit: 23 oktober 2008 Naar boven