Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

31 482 Cultuursubsidies 2009­2012

Nr. Lijst van vragen en antwoorden

Vastgesteld (wordt door griffie ingevuld als antwoorden er zijn) De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd over zijn brief d.d. 16 september 2008 ter aanbieding van het Subsidieplan Kunst van Leven 2009­2012 (Kamerstuk 31 482, nr. 16).
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van... De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van de Camp

Adjunct-griffier van de commissie Boeve

Nr Vraag Blz van tot
1 Kunt u aangeven of en zo ja op welke manier er overleg plaatsvindt tussen het ministerie 0 van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de gemeente Almere op het gebied van de basisinfrastructuur? Hoe verloopt de afstemming met andere gemeenten van vergelijkbare grootte?

Over de basisinfrastructuur heb ik gesprekken gevoerd met de landsdelen Noord, Oost, Midden, Zuid en West en met de steden Den Haag, Rotterdam en Amsterdam. Almere is, evenals de stad Utrecht, onderdeel van het landsdeel Midden.


2 Kan specifiek per onderdeel worden aangegeven waar dekking voor de extra investering 1 van tien miljoen euro in de basisinfrastructuur is gevonden, aangezien voor vier miljoen elders op de OCW-begroting dekking wordt gevonden en voor zes miljoen door middel van herschikking binnen de cultuurbegroting? Met welk bedrag is de desbetreffende begrotingspost verminderd?

De ruim 6 miljoen uit de cultuurbegroting wordt uit de volgende posten gedekt:
· 2 miljoen gereserveerde middelen voor de cultuurconvenanten;
· 2,4 miljoen gereserveerde middelen voor knelpunten musea;
· 1,2 miljoen waarover de Raad voor Cultuur in het advies van 18 juni niet heeft geadviseerd;

· 0,7 miljoen loon- en prijsbijstelling tranche 2008 die niet wordt uitgekeerd op o.a. incidentele subsidies (op de structurele subsidies is de loon- en prijsbijstelling volledig uitgekeerd).

Over de exacte dekking van de 4 miljoen die op andere onderdelen van de OCW-


1
66630b.DOC 1/3

begroting zal worden gevonden vindt volgend voorjaar besluitvorming plaats. Voorlopig is het bedrag op artikel 17 Nominaal en Onvoorzien in mindering gebracht.


3 Waarom heeft het ministerie van OCW de aanvraag van het Materiaalfonds voor Beeldende 1 Kunst en Vormgeving niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de Raad voor Cultuur in haar advies Innoveren, Participeren stelt dat het Materiaalfonds in principe in de basisinfrastructuur thuishoort?

De aanvraag van het Materiaalfonds voor een vierjarige subsidie in het kader van de basisinfrastructuur is getoetst aan de eisen uit de Regeling voor subsidies en uitkeringen cultuuruitingen. De activiteiten die het Materiaalfonds uitvoert komen niet voor subsidie in aanmerking op basis van de Regeling. Verder is er overlap met de taken die de cultuurfondsen uitoefenen. Het langs andere weg subsidiëren van het Materiaalfonds leidt tot versnippering van het aanbod en is daarom niet wenselijk. Het betreft geenszins een bezuinigingsmaatregel, omdat voor de komende vier jaar middelen gereserveerd zijn voor de activiteiten van het Materiaalfonds. Het ministerie van OCW is in gesprek met het Materiaalfonds over ondersteuning anders dan in het kader van de basisinfrastructuur.


4 Waarom is in de jaren 2009 tot en met 2012 jaarlijks 0,4 miljoen overgeheveld van de post 2 participatie naar de post sterke sector, hetgeen blijkt uit de vergelijking van de genoemde bedragen voor de invulling van de enveloppe cultuur met de bedragen genoemd in de begroting OCW (Kamerstuk 31 700 VIII, tabel 14.4 op pagina 169)? Wat is de reden hiervoor en welke maatregelen binnen de post sterke sector worden hiermee gefinancierd?

Het verschil van 0,4 miljoen heeft betrekking op het bedrag voor gratis musea. Zoals u weet is daarvoor 5,4 miljoen per jaar beschikbaar, terwijl in de tabel in de brief van 16 september (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 482, nr. 16) een bedrag van 5 miljoen is opgenomen. De resterende 0,4 miljoen wordt gedekt uit de loon- en prijsbijstelling op de enveloppe 2008 en hoort niet in de tabel thuis. De 0,4 miljoen die daardoor vrijkwam wordt ingezet voor frictie binnen de post sterke sector, zie het antwoord op vraag 5.


5 Waaruit bestaat de post frictie in het kopje sterke sector. Wat is de reden dat deze post in 2 2009 nog 5,1 miljoen bedraagt en vanaf 2010 slechts 0,7 miljoen?

De post frictiekosten betreft een reservering voor de instellingen die, met ingang van de nieuwe cultuurnotaperiode 2009-2012, geen subsidie van het Ministerie van OCW meer ontvangen. Al naar gelang de duur van de subsidierelatie wordt aan deze instellingen een frictiesubsidie geboden. De berekening hiervan gebeurt op basis van een vaste rekenregel. De subsidie is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van doorlopende verplichtingen, maar mag ook worden benut voor een doorstart buiten bezwaar van de OCW begroting. Deze post wordt voor het grootste deel in 2009 betaald; voor 2010 is een klein bedrag gereserveerd (zie ook het antwoord op vraag 28).

Bijlage 4 `Cultuurfondsen en toezicht' bij het Subsidieplan Kunst van Leven 2009­2012


1 Kunt aangeven wat uw overwegingen zijn om de cultuurfondsen onder de werking van de 2 Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen? Kunt u exact aangeven welke mogelijkheden deze Kaderwet biedt om in te grijpen bij taakverwaarlozing door de fondsen?
66630b.DOC 2/3

Het beleid van het kabinet is om zo veel mogelijk zelfstandige bestuursorganen onder de werking van de Kaderwet te brengen. De Kaderwet geeft de mogelijkheid in te grijpen als er sprake is van taakverwaarlozing. Zoals in de Memorie van Toelichting van deze Wet beschreven is, gaat het om situaties waarin ontwrichting van de uitoefening van de taak dreigt. De bepaling is vanwege de veelheid van situaties waarin deze toegepast kan worden noodzakelijkerwijs ruim geformuleerd.


2 Kunt u gedetailleerder ingaan in welke situatie u gebruik zou kunnen maken van de diverse 3 door u omschreven interventiemogelijkheden en wat de begrenzing is van deze mogelijkheden?

Onderstaande interventieladder geeft een indruk van de verschillende instrumenten waarmee kan worden ingegrepen en van de wijze waarop die instrumenten worden ingezet. Een stap kan worden overgeslagen wanneer duidelijk is dat deze niet tot resultaat kan leiden.


1. Overleg met directie

2. Overleg met bestuur / Raad van Toezicht
3. Aanwijzing tot wijziging van reglementen
4. Ontslag bestuur / Raad van Toezicht

5. Ontbinding stichting

66630b.DOC 3/3