Gerechtshof Amsterdam wijst wrakingsverzoek in strafzaak tegen
Holleeder gedeeltelijk toe
Amsterdam, 22 oktober 2008 - De wrakingskamer van het gerechtshof
Amsterdam heeft op 22 oktober 2008 het wrakingsverzoek in de strafzaak
tegen W.F. Holleeder gedeeltelijk toegewezen.
Het wrakingsverzoek had betrekking op de raadsheren die in hoger
beroep zijn belast met de behandeling van de strafzaak tegen W.F.
Holleeder, te weten mr. J.M.J. Chorus, mr. M. Gonggrijp-van Mourik,
mr. L.A.J. Dun en mr. M.M.H.P. Houben (zijnde reserve-raadsheer tot
aan het moment dat zij zal optreden als raadsheer-commissaris in
onderhavige strafzaak).
Naar het oordeel van de wrakingskamer is ten aanzien van mr. Chorus,
mr. Dun en mr. Houben niet gebleken van uitzonderlijke omstandigheden
die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat deze
raadsheren jegens de verdachte vooringenomen zijn, of dat de bij de
verdachte bestaande vrees van vooringenomenheid objectief
gerechtvaardigd is. Hetgeen de verdachte op 28 augustus jl achter
gesloten deuren ter terechtzitting heeft medegedeeld over een mogelijk
ambtsmisdrijf vormt onvoldoende aanleiding voor het doen van aangifte
van een zodanig misdrijf, zodat hieruit geen vooringenomenheid jegens
de verdachte kan blijken.
Het wrakingsverzoek is voor zover het tegen de raadsheren mr. Chorus,
mr. Dun en mr. Houben is gericht, daarom afgewezen.
De wrakingskamer heeft ten aanzien van mr. Gonggrijp-van Mourik voorop
gesteld dat er geen enkele objectieve reden is om te twijfelen aan
haar integriteit en onbevooroordeeldheid. De wrakingskamer heeft
voorts vastgesteld dat verzoeker geen enkel steekhoudend argument
heeft genoemd dat steun zou kunnen geven aan de suggestie dat mr.
Gonggrijp-van Mourik betrokken is geweest bij het `regelen' van een
strafzaak tegen Endstra.
Vaststaat echter dat Prins in verband met de onderhavige strafzaak als
getuige is gehoord en dat diens verklaringen in eerste aanleg tot
bewijs zijn gebruikt. Vaststaat tevens dat Prins levensgezel is van
een nicht van de echtgenoot van mr. Gonggrijp-van Mourik en dat mr.
Gonggrijp-van Mourik met deze nicht van haar echtgenoot met enige
regelmaat contact heeft onderhouden, zo voor het laatst circa vier
jaar geleden bij een familiereunie.
Naar het oordeel van de wrakingskamer valt naar objectieve maatstaven
niet uit te sluiten dat deze vorm van aanverwantschap bij verzoeker de
schijn kan wekken dat de waardering van de verklaringen van getuige
Prins beïnvloed zou kunnen worden, door het bestaan van deze
familieverhouding. Als gevolg daarvan heeft de wrakingskamer het
verzoek ten aanzien van mr. Gonggrijp-van Mourik toegewezen.
Bron: Gerechtshof Amsterdam
Datum actualiteit: 22 oktober 2008 Naar boven
Gerechtelijke organisatie