Brief aan Tweede Kamer over investeringen in de kenniseconomie
Kamerstuk | 22-10-2008
Brief van de minister-president mede namens de ministers van EZ en OCW
over de voortgang van de kennisinvesteringen van het kabinet en de
verhouding daarvan tot de Kennisinvesteringsagenda van het
Innovatieplatform.
Geachte voorzitter,
Tijdens de algemene politieke beschouwingen heeft het kabinet naar
aanleiding van interventies van de geachte afgevaardigde Pechtold met
de Tweede Kamer gedebatteerd over de voortgang die in deze
kabinetsperiode wordt geboekt met investeringen in onderwijs,
onderzoek, innovatie en ondernemerschap. Een motie van D66 waarin het
kabinet wordt verzocht om vóór de begrotingsbehandelingen van EZ en
OCW een "aanvalsplan" op te stellen, is aangehouden na de toezegging
van het kabinet vóór de behandeling van de EZ-begroting in de TK op
22-23 oktober 2008 een brief aan de Kamer sturen waarin wordt ingegaan
op de voortgang van de kennisinvesteringen van dit kabinet en hoe zich
deze zich verhouden tot de Kennisinvesteringsagenda van het
Innovatieplatform (IP): van voorschoolse opvang tot versterking van de
concurrentiekracht midden- en kleinbedrijf.
Met deze brief doe ik deze toezegging, mede namens de minister van
Economische Zaken en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
gestand.
Kennisinvesteringen en het beleidsprogramma
Investeringen in de kenniseconomie zijn van groot belang voor de
economische kracht van Nederland. Op het gebied van een sterke
kennisbasis en -benutting doet Nederland het goed. De output van
wetenschap is wereldtop en samenwerking met innovatieve bedrijven is
goed. Zo is Nederland in de Global Competitiveness Index 2008-2009
gestegen van de 10e naar de 8e plaats. Het World Economic Forum roemt
daarbij vooral de excellente prestaties bij toptechnologie (o.a.
Breedband-infrastructuur). Als alleen naar technologie wordt gekeken,
staat Nederland zelfs op nummer 1 in de wereld. Het aandeel publieke
investeringen in R&D blijft aandacht vragen; we zitten een ¼%-punt af
van de Lissabon-doelstelling maar de extra investeringen van dit
Kabinet beogen een stap vooruit te zetten.
Zoals gezegd doet Nederland het goed op het gebied van een kennisbasis
en -benutting en kan het zich op dat vlak meten met de wereldtop. Het
niveau van de publieke investeringen in R&D blijft een aandachtspunt.
Nederland zit nog ¼%-punt onder de Lissabon-doelstelling. De
investeringen van dit Kabinet beogen hierin een extra stap vooruit te
zetten.
In 2005 constateerden IP en het kabinet dat Nederland in vergelijking
met andere landen minder en zelfs dalende uitgaven aan onderwijs,
kennis en innovatie per hoofd van de bevolking liet zien (de
zogenaamde kennisinvesteringsquote of KIQ). Het IP raamde de
achterstand van Nederland op de Europese top in termen van publieke en
private kennisinvesteringen op EUR 12 miljard per jaar.
Vanzelfsprekend zijn deze uitgaven slechts een deel van het verhaal.
Enerzijds is er meer nodig voor een concurrerende kenniseconomie dan
alleen investeringen. De kwaliteit is van doorslaggevend belang en dat
is lang niet altijd een kwestie van geld. Anderzijds is een analyse
nodig van de oorzaken achter het niveau van de investeringen. De
Kennisinvesteringsagenda van het IP gaat dan ook om meer dan geld en
ook om ruimte voor vernieuwingen en betere verbindingen in het kennis-
en innovatiesysteem. En ook het overheidsbeleid is meer dan alleen
publieke, financiële investeringen.
Dat gezegd hebbend is in deze brief de focus gelegd op de
kennisinvesteringen zelf, omdat dat ook de aanleiding was van de
aangehouden motie van de heer Pechtold. En de investeringen zijn een
essentiële schakel in de beweging naar een volwaardige kenniseconomie.
In november 2006 heeft het eerste IP de Kennisinvesteringsagenda (KIA)
gepresenteerd: een integrale middellange termijn agenda voor
onderwijs, onderzoek en innovatie met ambitieuze doelen en maatregelen
om van Nederland een sterke kenniseconomie en "hét land van talenten"
te maken. De KIA is ondertekend door 20 betrokken maatschappelijke
partijen. De KIA omvat een richtsnoer voor maatregelen op een breed
terrein, waaronder private en publieke investeringen. De private
investeringen en bijdragen in onderwijs, onderzoek, innovatie en
ondernemerschap zouden volgens de KIA met tussen de EUR 3 en EUR 5,9
miljard moeten toenemen. Een vergelijkbaar bedrag werd bepaald voor de
publieke investeringen in onderwijs, onderzoek, innovatie en
ondernemerschap. Deze zouden op een bandbreedte van additioneel EUR
3,5 mld. - EUR 6 mld. in 2016 uit moeten komen. Het IP heeft bij die
gelegenheid zelf een aantal indicatoren ontwikkeld voor de
kennisinvesteringen om behalve de input ook de resultaten van de
kennisinvesteringen te kunnen monitoren.
Een groei dus naar een niveauverhoging van de totale
kennisinvesteringen met ± 12 mrd per jaar in 2016. Dit moet volgens de
KIA de aansluiting met de Europese top conform de Nederlandse
Lissabon-ambitie mogelijk maken. De KIA baseert dit op een analyse van
de factoren die bepalend zijn voor de ontwikkeling naar een
kennissamenleving. De KIA is een inhoudelijke agenda voor overheid,
bedrijven en maatschappelijke organisaties.
De analyse van de KIA legde de nadruk op het beter benutten van de
mogelijkheden van mensen als dé centrale uitdaging voor het realiseren
van een hoogwaardige kennissamenleving. Dat is een zaak voor alle
partijen, zowel publiek en privaat, en vraagt om een ambitieuze aanpak
in de gehele kennisketen - van voor- en vroegschoolse educatie tot en
met innovatie en ondernemerschap. Daarbij gaat het om zowel een
institutionele als een investeringsagenda.
De agenda van de KIA heeft betrekking op een zo goed mogelijk
opgeleide beroepsbevolking, een versterking en betere benutting van de
kennisbasis en versterking van het innovatief vermogen en
ondernemerschap. De KIA heeft daarmee het karakter van een
publiek-private agenda, een gezamenlijk richtsnoer.
De KIA was voor het huidige kabinet een belangrijke inspiratie bij de
formatie. In het Coalitieakkoord en Beleidsprogramma zijn onderdelen
van de analyse en agenda van de KIA terug te vinden, waarbij de
verantwoordelijkheid van het kabinet zich vanzelfsprekend vooral doet
gelden op terrein van de publieke investeringen. In Pijler 2 van het
Beleidsprogramma heeft het kabinet zijn prioriteiten geschetst voor
een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie. In Pijler 4
(Sociale samenhang) wordt het onderwijs als kabinetsprioriteit
gesteld. De kennisinvesteringen van het kabinet worden daarbij
gekoppeld aan de idee dat kennis, innovatie en ondernemerschap de
sleutels tot welvaartsgroei en tot oplossing van veel maatschappelijke
vraagstukken zijn. Behalve investeringen zijn ook vermindering van
administratieve lasten en regeldruk voor ondernemers, actieve
marktordening door de overheid (mededingingstoezicht) en het
aantrekken van buitenlandse ondernemingen en kenniswerkers directe
bijdragen aan de Nederlandse welvaart.
In het Coalitieakkoord werd ook de Langetermijnstrategie Nederland
Ondernemend Innovatieland aangekondigd die inmiddels is opgesteld en
aan de TK is gestuurd . Het kabinet zet in deze strategie het
verbinden van economische en maatschappelijke doelen centraal.
Duurzame productiviteitsgroei is de sleutel: de kunst is om meer te
doen met minder, slimmer en schoner. Drie factoren spelen een grote
rol om duurzame productiviteitsgroei te bereiken: talenten, publiek en
privaat onderzoek en innovatief ondernemerschap. Daarmee bouwt de
Langetermijnstrategie voort op het gedachtegoed van de KIA. Het
kabinet integreert in de LTS zijn beleidsvoornemens met betrekking
tot deze drie factoren. Ook schetst het beleidsperspectieven voor de
langere termijn die van belang zijn om de uitdagingen op
maatschappelijk en economisch terrein aan te pakken.
De financiële impuls van dit kabinet aan onderwijs, kennis en
innovatie, oplopend tot een bedrag van circa EUR 2 miljard additionele
structurele middelen per jaar in 2011, en de impulsen via het Fes,
oplopend tot circa EUR 1 miljard, zijn naar de opvatting van het
kabinet in lijn met de omvang van bedragen die de KIA aangaf.
Tijdens de algemene politieke beschouwingen werd gevraagd om een
inzicht in de totale investeringen van dit kabinet in het licht van de
KIA en met een blik vooruit. Tegen de achtergrond van het
bovenstaande, wordt hierna eerst ingezoomd op de uitgaven van dit
kabinet in relatie tot de KIA. Daarna wordt aandacht besteed aan de
KIA-foto van het Innovatieplatform van februari 2008, waarin een beeld
wordt geschetst van de voortgang ten opzichte van de drie uitdagingen
van de KIA: beroepsbevolking, kennisbasis en -benutting, en innovatie
en ondernemerschap. Tot slot van deze brief werpt het kabinet een blik
vooruit.
De kennisinvesteringen van dit kabinet
Het Coalitieakkoord en het Beleidsprogramma spreken duidelijk van het
belang dat dit kabinet hecht aan onderwijs, kennis en innovatie. Dit
is terug te zien in de begrotingen. Het kabinet heeft als antwoord op
de vragen van g.a. Pechtold een overzicht gemaakt van de additionele
publieke investeringen in deze kabinetsperiode. (Zie bijlage.)
Op basis van de nu beschikbare gegevens trekt het kabinet de conclusie
dat het wat betreft de publieke investeringen en maatregelen goed op
koers ligt met zijn ambities, die in lijn liggen van de KIA. Het
kabinet deelt het gedachtegoed van KIA en vult dit op eigen wijze in.
Zo is er bij de start van dit kabinet onder meer in reactie op het
advies van de Commissie Rinnooy Kan prioriteit gegeven aan de
investeringen in het onderwijs.
Het investeringsschema bij deze brief laat zien dat dit kabinet circa
EUR 2 miljard additionele structurele middelen per jaar in 2011
investeert. Dit valt ruimschoots binnen de KIA-bandbreedte.
Tegelijkertijd echter loopt een aanzienlijke investeringsimpuls van
EUR 1 miljard via het FES. Dit betreft zoals bekend niet structurele
maar tijdelijke middelen, maar beslaat wel een langere periode. Al met
al geeft dit duidelijk blijk van de prioriteit die dit kabinet aan
onderwijs, kennis en innovatie geeft. Als een volgend kabinet een even
grote additionele inzet pleegt voor de periode tot en met 2015, dan is
dat goed vergelijkbaar met de doelen van de KIA. Afgezet tegen de drie
uitdagingen van de KIA, te weten een zo goed mogelijk opgeleide
beroepsbevolking, de versterking en betere benutting van de
kennisbasis en de versterking van het innovatief vermogen en
ondernemerschap levert dat het volgende beeld op:
I. Een zo goed mogelijk opgeleide beroepsbevolking
Dit kabinet investeert in 2011 structureel zo'n 1½ mrd. aan
additionele middelen ten behoeve van een zo goed mogelijk opgeleide
beroepsbevolking. Dit ligt iets onder het middenpad van de KIA.
Het kabinet legt zijn eigen accenten in de prioritering van
investeringen. Een belangrijke verbetering op lange termijn die aan
alle onderwijssectoren ten goede komt, is het structureel en
substantieel te verbeteren van de positie van de leerkracht. Eind
november 2007 is het actieplan 'LeerKracht van Nederland' naar de
Tweede Kamer gestuurd. Dit plan reikt tot 2020 en heeft primair als
doel de kwaliteit van het lerarenkorps in alle sectoren te verhogen en
daarmee de kwaliteit van het onderwijs. De waardering voor het
leraarschap gaat omhoog: niet alleen kunnen leraren rekenen op een
betere beloning (met een sterk accent op opleiding en kwaliteit) en
een beter loopbaanperspectief, maar ook wordt hun positie in de school
versterkt. De kwaliteit van het onderwijs is voorts gebaat bij méér
beschikbare leraren met een hogere kwalificatie.
Het kabinet kiest voor investeringen om achterstanden weg te werken en
proberen deze zo vroeg mogelijk te voorkomen. Met extra gelden via de
gewichtenregeling komen meer scholen en meer leerlingen in aanmerking
voor het bestrijden van onderwijsachterstanden. Ook wordt het
verdeelmechanisme zodanig gewijzigd dat in gebieden met veel lage
inkomens/veel uitkeringen, de scholen voor de achterstandsleerlingen
nog voor een extra impulsbedrag in aanmerking komen. Daarnaast zijn
extra middelen beschikbaar om aan alle kinderen die dat nodig hebben
een aanbod van voorschoolse educatie te kunnen bieden. Gemeenten
moeten dat aanbod doen volgens een aantal
voorgeschreven kwaliteitseisen.
Het voorkomen van voortijdige schooluitval is eveneens een belangrijk
thema voor dit kabinet. In 2008 zijn vierjarige convenanten met
resultaatafspraken afgesloten met onderwijsinstellingen en gemeenten
in alle 39 RMC-regio's om te komen tot 40% minder voortijdig
schoolverlaters (in schooljaar 2010/2011 ten opzichte van 2005/2006).
Hoe dat wordt gedaan, wordt overgelaten aan onderwijsinstellingen en
gemeenten; wel worden middelen toegekend op basis van "no cure, no
pay".
Voorts wil het kabinet wil het studiesucces van studenten en de
kwaliteit van het hoger onderwijs verhogen. In de strategische agenda
voor het hoger onderwijs en het onderzoeks- en wetenschapsbeleid 'Het
Hoogste Goed' staan de ambities van het kabinet op dit gebied
beschreven. Concreet gaat het om het verhogen van het studiesucces
en onderwijskwaliteit en verminderen van uitval van studenten uit de
bachelorfase; hierover zijn met de HBO-raad en de VSNU
meerjarenafspraken gemaakt . In het bijzonder geldt dit voor het
rendement van niet-westerse migranten. Ook is er extra aandacht voor
excellentie in bachelor -en masteropleidingen en het aantrekken van
meer excellente studenten.
II. Versterking en betere benutting kennisbasis
Dit Kabinet kiest ervoor om de verbinding tussen onderwijs- en
kennisinstellingen en bedrijfsleven/maatschappelijke organisaties te
versterken. Door extra te investeren in kenniskringen van lectoren en
via netwerken als RAAK wordt kenniscirculatie gestimuleerd. Dit komt
de innovatie in het beroepenveld ten goede (zie ook de eerdergenoemde
Strategische Agenda Hoger Onderwijs). Ook de valorisatie van kennis
heeft prioriteit voor het kabinet.
Verder wil het kabinet dat Nederland de aansluiting van het
wetenschappelijk onderzoek bij de wereldtop behoudt. Het kabinet wil
het primaat van het ongebonden en zuiver wetenschappelijk onderzoek
herstellen en meer ruimte bieden aan excellente onderzoekers en
grensverleggend onderzoek. Valorisatie van onderzoek is gediend met
een hoge kwaliteit van dat onderzoek. Daarom wordt structureel extra
geïnvesteerd in grootschalige onderzoeksfaciliteiten, in de vormgeving
van het model van graduate schools voor de Nederlandse situatie en in
het verhogen van het aantal vrouwelijke hoogleraren. Daarnaast
investeert het kabinet via het FES in de periode 2008-2012 in grote
onderzoeksprojecten als het Netherlands Genomics Initiative (via OCW),
het Biomedical Materials programma (via EZ) en het programma Kennis
voor Klimaat (via VROM).
In het voorjaar 2009 zal het kabinet bovendien een beslissing nemen
over de inzet van FES middelen voor enkele voorstellen voor
grootschalige researchfaciliteiten. Om te voorkomen dat eerdere
investeringen in de kennisinfrastructuur en innovatiegerichte
programma's op sleutelgebieden niet teloor gaan, heeft het kabinet
daarnaast in het FES voor de periode 2009 - 2014 tot EUR500 miljoen
gereserveerd voor een nieuwe impuls voor selectieve continuering van
in deze periode aflopende FES-projecten in het domein kennis,
innovatie en onderwijs. Hierover zal zomer 2009 een besluit worden
genomen.
III. Versterken van het innovatief vermogen en ondernemerschap
Het versterken en beter benutten van de kennisbasis en het versterken
van het innovatief vermogen en ondernemerschap liggen voor het kabinet
in hoge mate in elkaars verlengde (en in de KIA lopen deze doelen ook
enigszins dooreen). De koppeling van deze doelen in het beleid is dan
ook van groot belang.
De acties van dit kabinet liggen in lijn met de KIA: de uitbreiding
van de WBSO naar diensten, de intensivering van de
innovatieprogramma's op sleutelgebieden, de vraagsturing van TNO en
GTI's, de bevordering van innovatie in het MKB door kennisvouchers en
Innovatieprestatiecontracten en de instelling van de
innovatiekredieten voor het slechten van de drempel naar
daadwerkelijke kennistoepassing moeten de private investeringen in
R&D, de wisselwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen en het
omzetaandeel uit innovatie sterk bevorderen.
Met het Beleidsprogramma 2007-2011 is stevig ingezet op
ondernemerschap door het verder terugbrengen van de administratieve
lasten en strijdige regels, het verbeteren van de toegang tot
financiering, het verbeteren van de onderwijsmarkt en de arbeidsmarkt
en het vergroten van de fiscale prikkels voor ondernemerschap. Zo is
onder andere het kapitaalmarktpakket voor ondernemers versterkt, de
BBMKB en is de MKB-winstvrijstelling voor ondernemers verhoogd.
Daarnaast is met het IP het programma groeiversneller gerealiseerd om
zo 100 bedrijven in 5 jaar te ondersteunen om een groeispurt te maken
naar een omzetgrens van EUR 20 mln. Ook is er aandacht voor de
zelfstandige ondernemer door introductie van een publieke
zwangerschapsregeling en ruimere mogelijkheden om zich te verzekeren
tegen arbeidsongeschiktheid. Verder neemt dit kabinet maatregelen om
de doorgroei van bedrijven te bevorderen. Pakket met generieke
maatregelen, waaronder het afschaffen van de eerstedagsmelding, die
met name goed uitpakken voor kleine bedrijven èn specifieke
maatregelen, gericht op vergemakkelijken van de overstap van
zelfstandige naar werkgever. Tot slot wordt ondernemerschap in het
onderwijs bevorderd door o.a. meer Centres of Entrepreneurship
mogelijk te maken.
Een vergelijking met de KIA
In februari 2008 heeft het nieuwe IP een "foto" van de voortgang van
de KIA uitgebracht, waarin een beeld wordt geschetst van de voortgang
op drie assen (maatregelen, investeringen, doelen/indicatoren) voor de
drie terreinen van de KIA.
Voor een zo goed mogelijk opgeleide beroepsbevolking laat de KIA foto
zien dat we nog niet zijn waar we graag zouden willen zijn. De scores
voor basisonderwijs zijn goed maar moeten beter worden. Vroegschoolse
educatie en voortijdige schooluitval gaan volgens de KIA foto vooruit
maar blijven om aandacht en inzet vragen. Voor het hoger onderwijs
zijn de doelen ambitieus en is er ook vooruitgang te zien maar inzet
en daadkracht zijn nodig om echt verder te komen. De Strategische
Agenda Hoger Onderwijs legt daarvoor de basis. Dat we er nog niet
zijn, is niet verrassend. Dit Kabinet is nog maar net begonnen met de
daadwerkelijke uitvoering van zijn beleid en hecht allereerst aan een
goede uitvoering van haar plannen. Bovendien reiken sommige doelen
veel verder dan 2011.
Zoals gezegd doet Nederland het goed op het gebied van een kennisbasis
en -benutting en kan het zich op dat vlak meten met de wereldtop. Het
niveau van de publieke investeringen in R&D blijft een aandachtspunt.
Nederland zit nog ¼%-punt onder de Lissabon-doelstelling. De
investeringen van dit Kabinet beogen hierin een extra stap vooruit te
zetten.
Op het gebied van innovatie en ondernemerschap vertonen de indicatoren
'Omzetaandeel bedrijven uit innovatie', 'Investeringen in R&D',
'Aantal snelgroeiende bedrijven' en 'Houding ten opzichte van
ondernemerschap' nog geen stijging in vergelijking met de meting van
een jaar eerder. Zoals gezegd richt het beleid zich hier ook
nadrukkelijk op.
De conclusie van de KIA-foto dat na het eerste jaar een aantal
doelstellingen nog niet is gehaald is niet erg verrassend: de effecten
van m.n. kennisinvesteringen worden pas op langere termijn tastbaar en
zichtbaar. Het nut van de KIA-foto is dat we jaarlijks kunnen zien of
er vooruitgang wordt geboekt en of extra inspanningen van de betrokken
publieke en private partijen nodig zijn. Het beeld van de private kant
van de KIA is momenteel, in tegenstelling tot de publieke kant, nog
niet zo scherp. De meest recente CBS-cijfers over de private
R&D-uitgaven zijn bijvoorbeeld van 2006. Daarom ook ontbreken de
private kennisinvesteringen in de tabel in de bijlage. De volgende
KIA-foto van het IP moet ook hier meer inzicht in brengen. Het gaat
hierbij dan om private R&D-investeringen, maar ook om de private
uitgaven van huishoudens aan onderwijs. Niettemin zijn er signalen die
erop wijzen dat er op onderdelen onvoldoende vooruitgang wordt
geboekt, zoals de private investeringen in R&D. Al geruime tijd blijft
de R&D-intensiteit van de bedrijven vrijwel constant op 1% van het
Bruto Binnenlands Product. Een belangrijk deel van deze internationaal
lage score wordt verklaard door de kennisextensieve Nederlandse
sectorstructuur. Een ander deel wordt verklaard uit het feit dat
Nederlandse bedrijven wel veel onderzoek in het buitenland wegzetten,
zoals mag worden verwacht in een open economie als de onze, maar dat
Nederland daarentegen veel minder dan mocht worden verwacht
buitenlandse bestedingen in R&D aantrekt. De Netherlands Foreign
Investment Agency, onderdeel van de EVD, EZ-agentschap voor
internationaal ondernemen en samenwerken, heeft zijn
acquisitiestrategie dan ook specifiek gericht op het aantrekken van
kennisintensieve bedrijven en buitenlandse projecten.
Een blik vooruit
De KIA is een publiek-private agenda, een gezamenlijk richtsnoer, dat
voor het kabinet een belangrijke inspiratie is geweest bij de
formatie. Het kabinet is stevig op weg om maatregelen in de geest van
deze agenda uit te voeren, langs de lijnen van het Coalitieakkoord en
het Beleidsprogramma. Dit kabinet geeft een grote financiële impuls
aan onderwijs, kennis en innovatie. Daarnaast geven we forse impulsen
via het FES over meerdere perioden. De inputindicatoren staan goed. De
resultaten van deze investeringen zijn echter niet op de korte termijn
van een of twee jaar te verwachten. Naast deze financiële impulsen
zijn er ook andere maatregelen van belang, zoals het versoepelen van
mogelijkheden voor kennismigranten en de genoemde verlaging van de
regeldruk. Om dit te benadrukken heeft het IP onlangs een
veranderagenda "Nederland in de Wereld, connecting global
ambitions", voor versterking van de economie gelanceerd. Naast het
realiseren van de KIA en het versterken van de sleutelgebieden wil het
IP dat activiteiten van meer grote bedrijven uit de Fortune 500 worden
aangetrokken, wil het betere internationale scholen, actie om meer
kenniswerkers naar ons land halen, het imago van Nederland in de
wereld versterken met een Paint the World Orange Contest, Nederlandse
bedrijven met ongeveer 2 miljoen omzet sneller laten doorgroeien naar
20 miljoen en de productiviteit van bedrijven verhogen door slimmer te
werken, en enkele grote innovatieve projecten realiseren om onze
economische sterktes internationaal te etaleren.
Dit kabinet zet een reeks duidelijke stappen. De KIA bevatte een
oproep aan alle partijen, publiek en privaat (de overheid zet de
eerste stap, bedrijven, kennisinstellingen, onderwijsinstellingen,
regionale spelers, NWO, MKB-ers, financiële instellingen volgen) om
hun bijdrage te leveren aan deze agenda. Zo werkt het IP aan een
'Roadmap to excellence' om de excellentie in het wetenschappelijk
onderzoek te versterken. Alle genoemde partijen worden scherp gehouden
door de oorspronkelijke opstellers van de agenda, sommigen daarvan
zijn lid van het tweede IP. Dit vindt plaats in vergaderingen van het
IP, maar ook in het openbaar en dat is ook nodig. De voortgang op het
terrein van overheidsinvesteringen en maatregelen is naar de
overtuiging van dit kabinet positief, maar het kabinet nodigt
ondermeer via het IP, expliciet uit tot debat over de door hem
gemaakte keuzes. Op het terrein van private investeringen ziet het
kabinet, op basis van de stand van de indicatoren, maar ook in relatie
tot de economische actualiteit, dat aandacht noodzakelijk is. Ook
hierbij ziet het kabinet een analyserende, activerende en inspirerende
rol voor het IP.
Een volgend kabinet heeft uiteraard alle ruimte een eigen koers uit te
zetten. Dit kabinet benadrukt echter, dat het stappen zet met het oog
op een voortzetting en intensivering ervan in de jaren na 2011. Het is
noodzakelijk de continuïteit in het oog te houden. Door het omarmen
van het gedachtegoed van de KIA is dat ook voorzien van een richting.
Het streven van dit kabinet is bij te dragen aan het op topniveau
brengen van de kenniseconomie, ondermeer door de kennisinvesteringen
in Nederland in de periode tot 2016 op een internationaal topniveau te
brengen.
Zo beoogt het actieplan Leerkracht van Nederland de toekomst van de
docent in het onderwijs structureel en substantieel te verbeteren tot
ver na 2011. Ook voor wat betreft de impulsen via het FES kijkt het
kabinet verder vooruit. Mede om zowel de publieke maar juist ook de
private investeringen in R&D meer in samenhang te bezien, wil dit
kabinet een Meerjaren Investeringsagenda voor Kennis en Innovatie
opstellen, Dit is reeds aangekondigd in de Langetermijnstrategie
Nederland Ondernemend Innovatieland.
De ambitie van dit kabinet is om ver vooruit te kijken en voor het
eerst een perspectief te bieden op een integrale kabinetsbrede
kennisinvesteringsagenda, als solide fundament en richtsnoer voor een
volgend kabinet.
DE MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,
mr.dr. J.P. Balkenende
Bijlagen: 1) Samenvatting KIA, 2) IP KIA foto februari 2008, 3) schema
investeringen kabinet Balkenende-IV
Ministeries van EZ en OCW: Een verkenning naar de
kennisinvesteringsquote (KIQ) en de prestaties van de kenniseconomie
op hoofdlijnen, juli 2005.
Innovatieplatform: Kennisinvesteringsagenda 2006-2016, Nederland,
hét land van talenten!, Den Haag 2006
De KIA wijst o.m. op hoge schooluitval, achterstand in deelname
aan scholing, geringe aanmelding voor lerarenopleidingen, relatief
weinig afgestudeerden in beta-techniek, weinig aandacht voor
ondernemerschap in het onderwijs, onvoldoende aansluiting kennisaanbod
en kennisvraag, weinig omzetaandeel van bedrijven uit nieuwe en
verbeterde producten en verminderde productiviteitsgroei.
Naar een agenda voor duurzame productiviteitsgroei, juni 2008, TK
27406, nr.120
Het hele actieplan Leerkracht van Nederland is veel groter dan de
EUR 475 mln die in de tabel in de bijlage is opgenomen. De tabel
vermeldt alleen de additionele investeringen in 2011. In totaal gaat
het actieplan om bijna EUR 660 mln in 2011 en ruim EUR 1025 mln in
2020. Zie ook Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 27923, nr. 45.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 31288, nr. 1
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 31 288, nr. 31 en 33
Innovatieplatform: Analysis of the Netherlands'private R&D
position, september 2008.
Meer informatie
* Bijlage (hoofdlijnKIA) bij notitie 3070199 en conceptbrief KIA
Kamerstuk | 22-10-2008 | PDF document, 5965 Kb
Ministerie van Algemene Zaken