abcdefgh
Aan
De voorzitter van de Tweede Kamer
Der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
21 oktober 2008 1
Ons kenmerk Uw kenmerk
VENW/DGMo-2008/1971 -
Onderwerp
Veiligheid stadstrams
Geachte voorzitter,
Naar aanleiding van de toezegging van 8 november 2007 aan uw Kamer over de
veiligheid rondom stadstrams heb ik een onderzoek laten uitvoeren. Het rapport zend ik u
hierbij.
De onderzoeksresultaten1 kort samengevat
In de periode 2000-2007 heeft in de vier tramsteden een gestage daling van het absolute
aantal ongevallen met trams plaatsgevonden van 754 naar 413, een daling van 45%. Het
merendeel van de ongevallen gaat alleen met materiële schade gepaard, 546 ongevallen
in 2000 en 274 in 2007. Het aantal gewonden nam af van 113 tot 90, een afname van
20%, terwijl de omvang van het tramverkeer niet afnam. Het jaarlijks aantal ongevallen
met dodelijke afloop waar trams bij betrokken zijn fluctueert in genoemde periode tussen de
4 en 11.
Het onderzoek geeft daarmee op hoofdlijnen het beeld dat de veiligheid van trams door
de jaren heen is verbeterd. Uit het onderzoek blijkt bovendien dat er geen aanleiding is te
1 De externe onderzoeker heeft ongevallencijfers bestudeerd en interviews gehouden met betrokken
organisaties. Daarbij ging het om de stadsregio's (opdrachtgevers OV), gemeenten waarin de stadstrams
rijden (wegbeheerders) en vertegenwoordigers van de 4 trambedrijven van Amsterdam, Rotterdam, Den
Haag en Utrecht.
Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 - 351 6171
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 - 351 7895
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
VENW/DGMo-2008/1971
veronderstellen dat trams onveilig zijn voor het overige verkeer. Dit blijkt uit de volgende
bevindingen:
· Niet alleen is het aantal ongevallen de afgelopen jaren afgenomen, maar ook:
· worden ongevallen niet veroorzaakt door de snelheid van de trams;
· ongevallen worden wel veroorzaakt door:
- onoplettendheid van verkeersdeelnemers (o.a. door toenemend MP3-gebruik);
- negeren van verkeersregels door weggebruikers;
- onbekendheid van weggebruikers met de voorrangsregels van de tram;
- de inrichting van de trambaan en zijn omgeving;
- het verkeersgedrag van de trambestuurder.
Wat nu te doen
De eerste drie oorzaken zijn te beïnvloeden door voorlichting en handhaving. De inrichting
van de trambaan en zijn omgeving is te beïnvloeden door het herontwerpen van de
verkeerssituaties. Het CROW heeft daarvoor in haar rapport `Leidraad inpassing tram in
stedelijk gebied' uit 2007 reeds voorzetten gegeven. Aan dat rapport hebben alle
tramsteden hun medewerking verleend. In elke grote gemeente bestaan overlegstructuren
waar wordt besloten tot concrete aanbevelingen en specifieke maatregelen per locatie op
basis van algemene richtlijnen en te hanteren criteria zoals voor het aanpassen van de
verkeerssituaties, het aanbrengen van Tram Waarschuwing Lichten en Verkeers Regel
Installaties en het opheffen van infrastructurele knelpunten. Dit is de verantwoordelijkheid
en bevoegdheid van de betreffende wegbeheerders. Toepassing van dergelijke
maatregelen, mede op grond van ervaringen uit systeemanalyses, heeft de afgelopen jaren
geleid tot afname van het aantal ongevallen. De laatste oorzaak is een kwestie van
opleiding en begeleiding. Tijdens het onderzoek bleek dat tramsteden en trambedrijven
meer en meer leren van elkaars ervaringen en daar hun voordeel mee doen.
Daarom ga ik, samen met de regionale partners, bezien in hoeverre voorlichting en
scholing ingezet kunnen worden om het verkeersgedrag van
verkeersdeelnemers/weggebruikers te beïnvloeden.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
J.C. Huizinga-Heringa
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat