Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Kopietoezending

21 oktober 2008 - kamerstuk

Kamerbrief waarbij de minister een kopie van de brief aan ICCO, Interkerkelijke Organisatie voor Ontwikkelingssamenwerking over de export van varkensvlees naar Kameroen naar de Kamer stuurt.

Meer informatie

* Kopietoezending
Kamerstuk | 21-10-2008 | PDF-Document, 90 kB
Voor downloaden van PDF-bestanden: Zie het origineel


Geachte Voorzitter,

Hierbij stuur ik u de door u gevraagde kopie van mijn brief aan ICCO, Interkerkelijke Organisatie voor Ontwikkelingssamenwerking.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg

Geachte heer Van Ham,

Met belangstelling heb ik kennis genomen van uw brief van 29 september jl. waarin u een reactie geeft op mijn brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer over de export van varkensvlees naar Kameroen.
Met u ben ik het eens dat economische ontwikkeling cruciaal is om mensen in ontwikkelingslanden een kans te geven aan de armoede te ontsnappen. Hierbij vervult landbouw een belangrijke rol, vooral in Afrika. Immers, in veel ontwikkelingslanden is landbouw de motor voor economische ontwikkeling. Verbetering van de productiviteit, winstgevendheid en duurzaamheid van de (kleinschalige) landbouw draagt aanzienlijk bij aan armoedebestrijding op het platteland. Het verheugt mij dat u in dat kader het plan van collega Koenders en mij om te investeren in een structurele verbetering van de landbouwontwikkeling in ontwikkelingslanden, van harte steunt.
In uw brief gaat u onder andere in op de mogelijke oorzaken voor de verslechterde marktsituatie van de lokale varkensvleesproducenten in Kameroen. Ik betwist niet dat de lage wereldmarktprijzen de concurrentiepositie van lokale producenten in Kameroen kunnen bemoeilijken, maar de verslechtering in de situatie van de varkenssector de afgelopen jaren heeft ook met andere factoren te maken. Naast goedkope importen heeft de landbouw in Kameroen ook te kampen met stijgende prijzen voor veevoer, moeilijkheden bij het verkrijgen van investeringskredieten en slechte infrastructurele voorzieningen. Wat betreft de door u genoemde geringere kwaliteit van de door Nederlandse bedrijven geëxporteerde vlees(delen) zou ik willen opmerken dat aan de voedselveiligheid van te exporteren vlees dezelfde eisen gesteld worden als aan op de EU-markt te brengen vlees. Van geringere kwaliteit is dus geen sprake. Wel kan gesteld worden dat voor de naar Kameroen geëxporteerde deelstukken varkensvlees, zoals oren en poten, binnen de Europese Unie maar een beperkte markt is. De EU en de Nederlandse regering streven binnen het kader van de WTO naar een verdere liberalisering van de handel in landbouwproducten en verbeterde markttoegang voor producten uit ontwikkelingslanden.

In een dergelijke benadering past het niet om de export van vlees dat aan Europese normen voldoet, te verbieden. Verder wil ik erop wijzen dat de export naar Kameroen plaatsvindt tegen wereldmarktprijzen en zonder exportrestituties. Ook ik betreur het natuurlijk voor de Kameroense varkensvleesproducenten dat hun situatie de afgelopen jaren is verslechterd. De mate waarin de lokale varkensvleesproducenten werden beschermd tegen de concurrentie van geïmporteerd varkensvlees was binnen de gegeven internationale kaders, met name de WTO, echter hoofdzakelijk een verantwoordelijkheid van de regering van Kameroen. Het verkrijgen van betrouwbare cijfers ten aanzien van de jaarlijkse consumptie in Kameroen is moeilijk, maar volgens schattingen van de FAO ligt de consumptie sinds een aantal jaren op ongeveer 16 000 ton per jaar. De 1422 ton varkensvlees die volgens cijfers van de Europese Commissie in 2007 vanuit de EU naar Kameroen is geëxporteerd, maakt daar 9% van uit. In uw brief verwijst u naar de afgebroken WTO-onderhandelingen in juli jl. De voorzitter van de landbouwonderhandelingsgroep heeft in zijn rapportage over de onderhandelingen duidelijk gemaakt dat er inderdaad politieke verschillen van inzicht bestonden over ondermeer het Special Safeguard Mechanism (SSM). Dit mechanisme stelt ontwikkelingslanden in staat beschermende maatregelen te nemen tegen importtoename door het invoeren van een tijdelijke tariefsverhoging. India en China wensten een snel inroepbare SSM met een tariefsverhoging boven het huidige niveau, hetgeen voor de VS onacceptabel was. Ik wijs u erop dat niet alle ontwikkelingslanden zich echter achter het door India en China voorgestelde snel inroepbare SSM schaarden: ook offensief ingestelde ontwikkelingslanden hadden daar grote moeite mee. De Europese Commissie die namens de EU onderhandelt, heeft gepoogd te bemiddelen tussen India en de VS, hetgeen mislukte. Ten algemene zij opgemerkt dat reeds in augustus 2004 in het Raamwerkakkoord overeenstemming is bereikt over een speciaal vrijwaringsmechanisme voor ontwikkelingslanden. Alle EU-lidstaten hebben hiermee ingestemd. Een dergelijk mechanisme past binnen de ontwikkelingsdimensie van deze WTO-onderhandelingsronde. In uw brief geeft u aan dat sommige aspecten van de interim-EPA van Kameroen, zoals de 'standstill' clausule, de mogelijkheden beperken om producenten te beschermen. Daar staat echter tegenover dat het interim-akkoord ruime vrijwaringsclausules bevat die wel ruimte bieden voor Kameroen om zich te beschermen tegen importen die schade kunnen toebrengen aan de lokale productie. Ik wijs met name op de mogelijkheden voor bilaterale vrijwaring waarbij invoertarieven verhoogd kunnen worden voor een periode van maximaal 8 jaar wanneer er schade dreigt voor de lokale productie. Dit brengt mij bij uw vraag ten aanzien van de afgelopen mei aangenomen motie van de leden Irrgang (SP) en Vendrik (GroenLinks) over het heronderhandelen van controversiële punten in de interim-EPA's. De Europese Commissie heeft aangegeven dat mogelijk controversiële punten meegenomen kunnen worden in de onderhandelingen voor de regionale EPA's die de interim-EPA's moeten gaan vervangen. De Nederlandse regering dringt daarom bij de Europese Commissie aan op flexibiliteit in de vervolgonderhandelingen voor de regionale EPA's, waarbij regio's van elkaar moeten kunnen leren en gunstige clausules van elkaar overgenomen kunnen worden. Ook moeten de onderhandelingsschema's kunnen worden aangepast als dit de regionale integratie in de regio bevordert. Deze uitgangspunten zijn onderschreven door de Raad, vastgelegd in de Raadsconclusies van mei dit jaar, en zijn ook nu nog onverminderd geldig.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg