4. Antwoorden op kamervragen van Koser Kaya over het toenemen van het
aantal plekken voor dotterbehandelingen
Antwoorden op kamervragen van Koser Kaya over het toenemen van het aantal
plekken voor dotterbehandelingen
Kamerstuk, 20 oktober 2008
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2883216
20 oktober 2008
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Koser
Kaya (D66) over het toenemen van het aantal plekken voor
dotterbehandelingen (2080901630).
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Koser Kaya (D66) over het
toenemen van het aantal plekken voor dotterbehandelingen (2080901630)
1
Heeft u kennisgenomen van het artikel `Binnenkort bij u in de straat:
een dotterraar zonder ervaring'? 1)
1
Ja.
2
Deelt u de stelling dat er een directe relatie is tussen het aantal
interventies dat een cardioloog doet en het complicatiepercentage? Hoe
meer interventies, hoe minder complicaties? Zo neen, waarom niet?
2
Er is inderdaad een relatie tussen volume en uitkomst, zoals de
Gezondheidsraad in haar rapport Bijzondere interventies aan het hart
van 18 januari 2007 constateerde.
De door de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC)
geaccordeerde richtlijnen voor interventiecardiologie hanteert dan ook
een aantal van 600 interventies per centrum (150 per cardioloog) per
jaar als minimum om de expertise op peil te houden. De directe relatie
tussen volume en uitkomst uit zich vooral in negatieve zin als men
onder die grens komt.
3
Is het waar dat er in Nederland geen serieuze wachtlijsten zijn voor
dotteringrepen of hartoperaties? Zo neen, wat is volgens u de status
van wachtlijsten?
3
Uit de BHN-wachttijdenregistratie (BHN staat voor
Begeleidingscommissie Hartinterventies Nederland) blijkt dat er
inderdaad geen sprake is van onaanvaardbaar lange wachttijden voor
openhartoperaties (OHO's) en percutane coronaire interventies (PCI's,
oftewel dotteren).
4
Is het waar dat met het uitbreiden van het aantal interventiecentra
het aantal interventies per cardioloog zal afnemen, en daarmee het
risico op complicaties zal toenemen? Zo neen, waarom niet?
4
Ten algemene kan men stellen dat als er meer aanbieders komen, het
aantal verrichtingen ook over meerdere aanbieders zal worden verspreid
en dus de spoeling dunner wordt. Voor wat betreft PCI's heeft de
Gezondheidsraad echter geraamd dat het aantal interventies zal groeien
van 32 000 in 2005 tot maximaal 45 000 in 2009. Tegen deze achtergrond
zal uitbreiding van het aantal interventies bij nieuwe aanbieders niet
rechtstreeks tot een evenredige afname bij de huidige aanbieders
leiden.
Zoals boven gesteld is er bovendien een minimum aantal ingrepen als
kwaliteitsvereiste gecodificeerd in de richtlijn van de beroepsgroep
(Dutch guidelines for interventional cardiology, institutional and
operator competence and requirements for training uit 2004). Op grond
van de Kwaliteitswet zorginstellingen zijn zorgaanbieders gehouden
zich aan de beroepsrichtlijnen en daarmee aan deze ondergrens te
conformeren om zo de kans op complicaties te minimaliseren alsmede
afbrokkeling van expertise te voorkomen. In de richtlijn staat ook een
vereiste die geldt voor nieuwe aanbieders: zij moeten onder andere
aannemelijk maken dat er regionaal behoefte bestaat aan een nieuw
centrum, alsmede dat het centrum de eerste twee jaar 400 PCI's per
jaar zal halen, en de vereiste 600 PCI's binnen drie tot vijf jaar na
de start. Het opvolgen hiervan wordt gestimuleerd door de
gebruikelijke onderlinge visitaties, terwijl de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ) toeziet op naleving ervan. Ik heb u over de
kwaliteitsrichtlijnen geïnformeerd bij brief van 19 december 2007 (31
200 XVI, nr. 106).
Daarnaast is het van wezenlijk belang dat uitkomsten van zorg
inzichtelijk worden gemaakt. Ik heb dan ook aan de Nederlandse
Vereniging Voor Cardiologie (NVVC) een subsidie verleend voor de
ontwikkeling van een volledig en transparant kwaliteitssysteem. Dit
biedt de mogelijkheid aan zorgverzekeraars en patiënten te letten op
de kwaliteit van zorg, maar ook aan de IGZ om in te grijpen indien uit
de resultaten blijkt dat daartoe aanleiding is.
5
Deelt u de zorg, uitgesproken in het artikel, dat cardiologen
patiënten zullen dotteren die dat nu volgens de huidige norm niet
nodig hebben, om hun productieaantallen te halen? Zo neen, waarom
niet?
5
Nee, dat verwacht ik niet. Ten eerste hanteer ik als uitgangspunt de
goede trouw van beroepsbeoefenaren. Daarnaast heb ik de toenemende
vraag geschetst naar PCI's, zodat er ook daadwerkelijk ruimte is voor
nieuwe aanbieders. Maar ik verwacht vooral geen oprekking van de
indicatiestelling vanwege de heldere, gedetailleerde en daarmee goed
controleerbare indicatiestelling die beroepsbeoefenaren zelf hebben
vastgelegd in de Richtlijnen voor percutane coronaire interventie uit
2005. Indien er onverhoopt toch sprake zal zijn van een opvallende,
niet te verklaren toename van het volume, dan zal dit blijken uit
bovengenoemde registratie. Mocht dit niet al tot vragen bij
verzekeraars en zelfregulering leiden, dan kan de IGZ ingrijpen.
6
Wat was uw belangrijkste overweging om af te wijken van het negatieve
advies van de Gezondheidsraad over het uitbreiden van het aantal
interventiecentra?
6
Mijn beleid is er niet in het bijzonder op gericht om het aantal
interventiecentra uit te breiden, maar juist om deze aanbodsturing
voor PCI's en ICD's op korte termijn los te laten. In mijn brieven van
13 juni 2007 (30 800, XVI/29 214, nr. 150) en 19 juli 2007 (30 800,
XVI, nr. 177), tijdens het Algemeen Overleg interventies aan het hart
van 13 december 2007 (31 200 XVI/29 214, nr. 112) en in mijn brief van
22 april 2008 (31 200 XVI, nr.139) heb ik uitgebreid toegelicht dat
mijn belangrijkste overweging hiertoe wordt gevormd door de
totstandkoming van de kwaliteitsrichtlijnen en de mogelijkheden die de
Kwaliteitswet biedt tot handhaving van deze normen, alsmede de
totstandkoming van een kwaliteitssysteem inclusief registratie van
uitkomsten. Hierdoor is regulering en aanbodsturing via de Wet op
bijzondere medische verrichtingen overbodig geworden.
1) NRC Handelsblad, 29 september 2008
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport