Kamerbrief inzake commissievragen over Sport en Ontwikkeling
20-10-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij, mede namens de staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de reactie aan op het verzoek van
de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 17 september 2008 met
kenmerk 31250-17 inzake Sport en Ontwikkeling.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld .. 2008
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken bestond bij een
fractie de behoefte de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de
staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport enkele vragen
en opmerkingen voor te leggen over hun brief d.d. 30 mei 2008 ten
geleide van de antwoorden op commissievragen inzake de beleidsbrief
Sport en Ontwikkeling (31250, nr. 17).
De minister en de staatssecretaris hebben op de vragen en opmerkingen
geantwoord bij brief van .... 2008. De vragen en opmerkingen van de
fractie en de antwoorden van de bewindspersonen zijn hieronder
afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Ormel
De adjunct-griffier van de commissie,
Van Toor
Inbreng van de fractie van het CDA
De leden van de fractie van het CDA hebben met belangstelling kennis
genomen van de beleidsnotitie over Sport en Ontwikkeling. Het is goed
dat de regering erkent dat sport niet alleen hier in Nederland maar
minstens evenzeer in ontwikkelingslanden goed is voor het welzijn van
de inwoners, zowel kinderen als volwassenen, en van de structuur en de
kwaliteit van de samenleving. Wereldwijd is hiervoor in de afgelopen
jaren ook steeds meer aandacht gekomen. Deze leden zien de rol van de
minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van VWS
dan ook in het faciliteren van (liefst zoveel mogelijk a-politiek en
los van ontwikkelingsstructuren) sportieve structuren waarvan in
bijvoorbeeld Afrika reeds veel goede voorbeelden (zoals MYSA in
Nairobi, Kenia; en SCORE in Kaapstad, Zuid-Afrika) te vinden zijn.
Ontwikkelingsstructuren kunnen zich dan nestelen in wat sport heeft
opgebouwd. Dergelijke organisaties tonen aan dat door sport moeilijk
bespreekbare onderwerpen, zoals hiv/aids, en meer in het algemeen
seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en gender en
macht gerelateerde onderwerpen directer en beter aan de orde gesteld
kunnen worden. Deelt de regering de mening dat het als een door het
buitenland betaald project beschouwen de eigen verantwoordelijkheid
van de mensen zelf kan aantasten? Het is namelijk zeer terecht dat de
notitie erkent dat de landen en organisaties in het Zuiden zelf aan
het roer moeten staan.
Sport bindt mensen die eenzelfde passie delen, wereldwijd met elkaar,
ook dat is een grote verdienste van sport. De leden van de fractie van
het CDA hebben grote waardering voor de inzet en betrokkenheid vanuit
het Nederlandse maatschappelijke middenveld op het gebied van sport en
ontwikkeling. Het grote aantal organisaties dat bij het NCDO netwerk
is aangesloten, getuigt daarvan. Tegelijkertijd mag dit grote aantal
geen beletstel voor voortvarendheid zijn. De notitie erkent namelijk
ook dat er geen sprake moet zijn van een rondreizend projectenaanbod.
Het moet in het geval van sport namelijk gaan om het aansluiten bij
reeds bestaande en goed functionerende initiatieven, zoals ook
aangegeven in het antwoord op vraag 11. Vraag is dan nog wel, op basis
van welke criteria selectie van projecten plaats zal vinden? Is er
overwogen om alleen specifiek op sport gerichte organisaties mee te
nemen in de uitvoering van de notitie? De leden van de fractie van het
CDA hopen dat er specialisatie kan plaatsvinden en dat deze ministers
dit pogen te stimuleren. Dit zou ook de transparantie van de geboekte
resultaten van de inspanningen moeten verbeteren.
Antwoord van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de
staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De regering acht het van groot belang dat de samenwerking op het
gebied van sport en ontwikkeling gebaseerd is op de vraag vanuit
ontwikkelingslanden en ingebed wordt in lokale structuren. Wij zijn
van mening dat de financiering van lokaal geïnitieerde projecten dan
ook niet ten koste hoeft te gaan van de eigen verantwoordelijkheid van
de mensen zelf, integendeel.
Het beleid ten aanzien van sport-en ontwikkelingssamenwerking mondt
uit in resultaten en wordt gefinancierd met drie geldstromen. Met de
eerste stroom ondersteunen ambassades lokale organisaties om
activiteiten die zich richten op sport als middel bij het bereiken van
ontwikkelingsdoelen, uit te voeren. De tweede stroom financiert de
inzet van expertise door Nederlandse sport en/of
ontwikkelingsorganisaties om hun expertise in te zetten in
ontwikkelingslanden. NOC*NSF coördineert deze inzet in opdracht van
VWS. Per land zal maatwerk worden geleverd waarbij zo veel mogelijk
wordt voortgebouwd op vraaggestuurde initiatieven en bestaande
structuren en partnerschappen. Hiermee wordt de eigen
verantwoordelijkheid in die landen niet ondergraven, maar wordt men
juist ondersteund om die verantwoordelijkheid te kunnen nemen.
Naast eerder genoemde geldstromen wordt de bestaande
financieringsrelatie met NCDO voortgezet en worden de MOU's van VWS
met Suriname en Zuid-Afrika gecontinueerd.
De notitie "Een kans voor open doel" richt zich op de inzet van sport
als middel voor het bevorderen van maatschappelijke ontwikkeling. Om
deze reden is de uitvoering van de notitie niet alleen een zaak van
uitsluitend op sport gerichte organisaties. Ook stichtingen en
organisaties die op het snijvlak van sport-en ontwikkelingsamenwerking
opereren of beschikken over specifieke OS-expertise kunnen aanspraak
maken op ondersteuning met middelen die bestemd zijn voor de inzet van
Nederlandse organisaties. Omdat sportorganisaties doorgaans niet
beschikken over deze kennis stimuleren wij coalitievorming tussen
sport- en ontwikkelingsorganisaties. Daarnaast worden
medefinancieringsorganisaties en gemeentelijke organisaties
aangemoedigd sportactiviteiten op te nemen in hun programma's.
Om versnippering te voorkomen hebben wij voor een programmatische
benadering gekozen. De programma's zullen worden samengesteld op basis
van de in de beleidsbrief genoemde criteria zoals doelgroepen en
sectoren en de algemeen geldende criteria voor
ontwikkelingssamenwerking, zoals duurzaamheid, aansluiting bij een
lokale behoefte en vraag, `ownership' en doelmatigheid. Alleen
projecten die passen binnen de doelstellingen van een landelijk sport
en ontwikkelingsprogramma komen in aanmerking voor ondersteuning.
Bovendien is aan NOC*NSF gevraagd te zorgen dat de inzet van diverse
Nederlandse organisaties in een land op elkaar afgestemd wordt en
daarbij aandacht te besteden aan OS-competenties van
sportorganisaties. Via het programma `Sportcoalities aan de slag' van
NOC*NSF menen wij voldoende garanties te hebben ingebouwd om de
transparantie van de behaalde resultaten te verbeteren.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken