Socialistische Partij

Ewout Irrgan spreekt Britse parlement toe

Hoort bij: dagelijkse werkelijkheid door Matt Delahaij om 10:46 uur

Dit is het derde en laatste deel van een drieluik waarin Ewout Irrgang ingaat op de kredietcrisis en de neoliberale oorzaak van dit probleem. Vandaag zijn visie op een nieuwe vorm van kolonialisme. Er is een duidelijke rode draad en daarmee een duidelijke overeenkomst tussen deze drie verhalen. Centraal staat de anarchie van ons economisch systeem. Het gaat over de vrijheid die een kleine elite opeist om economisch gewin te halen uit de arbeid en inzet van miljoenen mensen die volledig ondergeschikt worden gemaakt aan de belangen van deze kleine elite.

SP Tweede Kamerlid Ewout Irrgang sprak het Britse parlement toe over de vrijhandelsverdragen tussen de EU en haar voormalige koloniën in Afrika, de Caraïben en de Pacific, de zogenoemde Economic Partnership Agreements (EPA's).

De EPA's zijn vrijhandelsverdragen die de EU momenteel aan het afsluiten is met 77 van haar voormalige koloniën in Afrika, het Caribische Gebied en de Pacific (ACP). Hierbij wordt aan de meeste ACP-landen gevraagd hun markten voor maar liefst 90% te openen. Dit zou bovendien plaats moeten vinden binnen een periode van 12-15 jaar. Irrgang vindt dit absoluut onwenselijk: "Door landen te verplichten zo snel hun markten te openen worden zij bedolven onder goedkope en vaak gesubsidieerde Westerse producten. Zo kunnen zij nooit een eigen stevige economie, met voldoende werkgelegenheid en voedselzekerheid opbouwen."

Met de EPAâs zouden volgens de EU ook afspraken over de liberalisering van investeringen, overheidsaanbestedingen, en openbare dienstverlening moeten worden gemaakt. Onwenselijk vindt Irrgang: "Het is belachelijk om deze landen te vragen hun overheidsdiensten te liberaliseren. Dat leidt niet tot betere en toegankelijke dienstverlening, enkel tot winst voor Europese bedrijven ten koste van de mensen die het het hardst nodig hebbenâ. Irrgang: "De EPA's staan voor mij symbool voor een tegenstrijdige politiek van met de ene hand ontwikkelingshulp geven en met de andere hand met oneerlijke handel weer van ontwikkelingslanden nemen. De benaming `European Poverty Agreements' is beter op z'n plaats".

In het verleden heeft de SP'er contact gezocht met parlementariërs in de andere Europese lidstaten om samen een vuist te kunnen maken tegen de EPA's. In reactie hierop heeft het Britse parlement hem uitgenodigd.

De speech van Irrgang
Het is een eer voor mij om door u te zijn uitgenodigd en hier vandaag te mogen spreken over de zogenaamde Economic Partnership Agreements (EPAâs). Ik sta in Nederland, in het Nederlandse parlement, bekend als een groot kritiekaster van de EPAâs. De EPAâs staan voor mij namelijk symbool voor een incoherente politiek van met de ene hand geven (ontwikkelingshulp) en met de andere hand nemen (oneerlijke handel). Ik ben van mening dat de benaming âEuropean Poverty Agreementsâ dan ook beter op zân plaats is.

Omdat het mij niet helemaal duidelijk is in hoeverre u bent ingevoerd in de wereld van de EPAâs, wil ik om te beginnen kort de historie schetsen.

Historie
De Europese Unie voert sinds september 2002 onderhandelingen over de EPA's met 77 van haar voormalige koloniën in Afrika, het Caribische Gebied en de Pacific (ACP). Deze onderhandelingen lopen parallel met de multilaterale handelsbesprekingen in de Wereldhandelsorganisatie (WTO), maar vormen onderdeel van de Europese agenda. De âoudeâ handelsafspraken, die de ACP-landen eenzijdige preferentiële toegang gaven tot de Europese markt, liepen op 31 december 2007 af. Volgens het verdrag van Cotonou, waar deze afspraken onderdeel van uitmaken, moesten zij worden vervangen door EPAâs, hetgeen door het verdrag van Cotonou omschreven werd als wederkerige vrijhandelsverdragen- WTO conform, wat betekent dat het niet in strijd moet zijn met de WTO regels en niet dat het ook daadwerkelijk de eisen/voorstellen moeten zijn die binnen WTO verband gedaan worden (momenteel in het kader van de Doha ronde). In WTO verband was namelijk vastgesteld dat de EU door haar speciale regeling de ontwikkelingslanden discrimineert die geen onderdeel uitmaken van de ACP-groep.

In het verdrag van Cotonou staat tevens dat voor landen die stellen niet in een positie te zijn om een EPA te tekenen er alternatieven moeten komen. Geen enkel ACP-land zou slechter af mogen zijn dan voorheen volgens Cotonou en er zou sprake moeten zijn van asymmetrische verdragen die bovendien de regionale integratie zouden moeten bevorderen.

De minst ontwikkelde landen binnen de ACP-groep hebben in dit geheel een bijzondere positie. Vanwege hun status kunnen zij aanspraak maken op het zogenaamde âeverything but armsâ verdrag, waardoor zij, ook zonder het tekenen van een EPA, nog steeds dezelfde toegang tot de Europese markt zouden behouden. Voor de niet minst ontwikkelde landen was de druk om een EPA te tekenen veel groter; indien zij dit immers niet zouden doen, zouden zij terug vallen op het veel minder gunstig geldende algemeen preferentieel stelsel. Voor deze groep landen zouden de Europese muren grotendeels weer opgetrokken worden na 31 december.

In december 2007 werd met 35 ACP-landen een voorlopige EPA ondertekend (een interim EPA), met als doel de onderhandelingen in 2008 definitief af te ronden. Waar asymmetrie het oorspronkelijke uitgangspunt was, werd in de meeste interim EPAâs een marktopening aan de ACP-landen gevraagd van maar liefst 90%, die bovendien plaats zou moeten vinden binnen een periode van 12-15 jaar. Via de EPAâs zouden ook investeringen, concurrentiebeleid, overheidsaanbestedingen, openbare dienstverlening, handelsfacilitatie en informatiebescherming âonderhandelbaarâ gemaakt moeten worden. De interim EPAâs gaan dus veel verder dan wat binnen WTO verband wordt voorgesteld. De overweldigende nadruk op liberalisering in de EPA onderhandelingen bewijst voor mij dat deze onderhandelingen in essentie draaien om het uitbreiden van de Europese toegang tot ACP markten, in plaats van dat de ontwikkeling van de ACP-landen voorop staat. Het feit dat slechts met 35 landen een (bilaterale) interim EPA is ondertekend, in plaats van met gehele regioâs bevestigt dit beeld: van regionale intergratie kan op deze manier immers geen sprake zijn. De laatste paar maanden heeft ook een redelijk onopvallende verschuiving in de retoriek van de EC plaats gevonden: waar voorheen werd gesproken van regionale integratie bevorderend wordt er nu gesproken van handelsakkoorden die de regionale integratie niet mogen belemmerenâ¦.

Men kan zich afvragen waarom de ACP landen hiermee akkoord gaan. Als het ze niet bevalt dan kunnen ze dat toch aangeven? In theorie misschien wel, maar de praktijk laat zien dat er sprake is van een zeer ongelijke onderhandelingsbasis. Het BBP van de grootste ACP-groep, West Afrika is nog altijd 80 keer kleiner dan het BBP van de 25 EU-landen (13.3000 miljard dollar), om over de kleinste ACP groep, de Pacific, nog maar te zwijgen: deze groep heeft een gezamenlijk inkomen van 9 miljard dollar. Onder de ACP-landen bevinden zich 39 van de 50 minst ontwikkelde landen in de wereld. Veel ACP-landen zijn afhankelijk van ontwikkelingshulp van de EU en dreigen zoals eerder al gesteld terug te vallen op het minder gunstige APS-stelsel. Dat maakt het voor hen moeilijk om zich hard op te stellen in de onderhandelingen. In de aanloop naar 31 december is er bovendien diverse malen gedreigd en gechanteerd door de Europese Commissie om de invoertarieven voor goederen uit onder meer Afrika te verhogen wanneer er tegen die tijd geen akkoord zou zijn getekend.

Acties SP
In het Nederlandse parlement heb ik gesteld dat deze vrijhandelsverdragen lijken op een verkapte herkolonisatie van ontwikkelingslanden. Ze zijn verwoestend voor de economieën van deze landen, voor de werkgelegenheid, de voedselzekerheid en de overheidsinkomsten in deze regioâs. Volgens de NGO Christian Aid heeft de liberalisering van de Afrikaanse economieën ten zuiden van de Sahara de afgelopen twintig jaar al zoân 272 miljard dollar gekost. Met dat bedrag kunnen zouden alle schulden met gemak worden afgelost. Volgens de Wereldbank zullen de EPA-verdragen zoân 10 tot 20 procent van hun overheidsinkomsten kosten. Ook onderzoek van het European Center for Development Policy bevestigt dit.

Als de ACP landen er voor kiezen hun agrarische sector onder de tien procent marktbescherming te brengen, is er nauwelijks bescherming mogelijk om een eigen industrie op te bouwen, zoals veel Aziatische landen dat deden. Ook lopen ze forse overheidsinkomsten mis door het schrappen van invoertarieven. Brengen zij hun industriële sector zoveel mogelijk onder de 10% marktbescherming, dan wordt hun agrarische sector overgeleverd aan het wilde westen van de vrije markt. In de praktijk betekent dit dat ze overspoeld zullen worden met gesubsidieerde landbouwproducten uit de EU. De EU creëert hiermee voor zichzelf dus ook een geloofwaardigheidsprobleem. Het kan niet naar eigen zeggen alle steun verlenen aan het behalen van de millenniumdoelstellingen en tegelijkertijd steun verlenen aan oneerlijke handelsverdragen.

Ik heb vanwege dit alles hard gepleit voor alternatieve EPAâs, hetgeen volgens het verdrag van Cotonou ook mogelijk is en zou moeten worden voorgesteld aan landen die stellen niet in een positie te zijn om een EPA te tekenen. Diverse ACP-landen en regioâs hebben hierom ook al diverse malen gevraagd, zoals recentelijk nog op de laatste ACP-summit in Accra in september.

Een alternatief zou een GSP+ kunnen zijn, een uitgebreid general preferred system1. Het GSP+ geeft ontwikkelingslanden preferentiële toegang tot de Europese markt indien is voldaan aan bepaalde economische criteria en criteria op het gebied van goed bestuur en het tekenen en implementeren van 27 internationale conventies (zoals o.a. mensen- en arbeidsrechten, milieubescherming, drugs). De toegang tot de Europese markt onder APS+ is hoger dan onder het âgewoneâ GSP. GSP+ verschaft bijna dezelfde toegang tot de Europese markt als Cotonou (gem. bijna 97%, afhankelijk van wat een land exporteert) Belangrijk is dat de belangrijkste export sectors van de ACP landen zoals horticultuur, visserij en hout, tarief vrije toegang tot de EU markt hebben onder GSP+. Mijn voorkeur gaat hier naar uit omdat dit het beste het âoudeâ syteem benadert, namelijk preferentiële toegang tot Europa, zonder het open te hoeven stellen van de eigen markt. Kortom, wel de lusten en niet de lasten. Er is slechts één raadsverordening voor nodig om GSP+ in werking te laten treden voor ACP landen (gebaseerd op artikel 133 van het verdrag van de oprichting van de EU). Het is aldus geen kwestie van niet kunnen, maar niet willen (vanuit de zijde van de EU).

Het GSP+ is op een aantal punten voor ACP-landen wel minder gunstig dan het oude stelsel. Zo stelt het iets strengere eisen op het gebied van oorsprongregels dan Cotonou. Hier moet een oplossing voor komen. Het vormt ook geen oplossing voor bananen, rijst en suiker, en kan dat ook niet worden2. Een EPA zou op deze punten wel een oplossing kunnen bieden voor de betreffende landen, maar de vraag is hoe lang het voordeel zou duren. Voor suiker en rijst geldt dat de Europese markt langzaam verder opengaat. EBA heeft op het moment nog overgangstermijnen voor suiker en rijst, maar die lopen af in respectievelijk 2013 en 2010. Voor bananen geldt dat de EU met nog een aantal exportlanden onderhandelt over vrijhandelsverdragen: met name Ecuador, Colombia, Costa Rica zullen daarbij graag ook winst boeken op bananen, en natuurlijk bij voorkeur volledige toegang. Dat zou het voordeel voor de EPA landen waarschijnlijk wel weer wegvagen. Zelfs nu al, door de EPA's zelf, treedt preferentie-erosie op doordat nu alle EPA landen volledige toegang hebben voor hun bananen, met als gevolg dat Chiquita al investeringen heeft aangekondigd in een aantal EPA landen ( o.a. Mozambique). Hierdoor kalven de kansen af van de traditionele ACP bananenlanden: de Caribische landen, Kameroen, Ivoorkust en Ghana. Landen die voor GSP+ zouden kiezen zouden dat verlies dus moeten nemen en het afwegen tegen de winst op andere punten. Van belang is nog om op te merken dat ACP-landen zich vóór 31 oktober moeten aanmelden indien zij hier gebruik van willen maken.

Ik heb in het Nederlandse parlement ook voorgesteld om heronderhandelingen van interim EPAâs mogelijk te maken op controversiële punten voor ACP-landen. Dit is een motie van de SP die met algemene stemmen is aangenomen. Mijn partij is van mening dat ACP landen de controversiële punten van de interim EPAâs zoals bijvoorbeeld de stand still clausule, de definitie van âsubstantially all tradeâ en de overgangstermijnen â allen het gevolg van de tijdsdruk waar de landen zich mee geconfronteerd zagen- moeten kunnen heronderhandelen indien zij dat willen. Dit kan ook omdat de interim EPAâs niet juridisch bindend zijn; ze zijn namelijk niet officieel ondertekend, maar slechts geparafeerd. Heronderhandeling is in mijn optiek een minder gunstige optie dan het pleiten voor GSP+, omdat al voor een deel wordt meegegaan in de liberaliseringsagenda. Maar het is beter dan niets, kortom het is een soort second-best optie.

Voorts heb ik in het parlement gepleit voor officiële en effectieve herzieningsclausules in de EPAâs. Indien blijkt dat afspraken slecht uitpakken voor de ontwikkeling van de ACP-landen dan zouden zij de afgesloten EPA moeten kunnen herzien. Het spreekt voor zich dat ook dit een second-best optie is, of misschien wel een third-best optie aangezien het pas in werking treedt if the damage is already partly done. In de huidige (interim) EPAâs staan wel herzieningsclausules, maar deze zijn wel héél erg specifiek en laten weinig ruimte over voor een echt effectieve herzieningsclausule. Als we de Cariforum EPA als voorbeeld gebruiken, dan zien we dat in artikel 246 staat dat herziening slechts mag wanneer het als doel heeft om de reikwijdte van de EPA te verbreden of bijvoorbeeld als Cotonou verloopt. Er staat niets in over herzieningsclausules vanwege het niet behalen van de millennium ontwikkelingsdoelen c.q. vanwege ontwikkelingsredenen. Mijn partij pleit daarom voor ontwikkelingsindicatoren, zoals bijvoorbeeld ook de ESA regio heeft voorgesteld. Wij willen dat er een monitoringsmechanisme komt om eventuele afspraken bij een tegenvallend resultaat terug te draaien.

Samengevat is het standpunt van mijn partij dat de EU-ACP handelssamenwerking gebaseerd moet worden op een benadering die:
* gebaseerd is op een principe van non-reciprociteit, zoals neergelegd in APS (Algemeen Preferentieel Stelsel) en speciale en gedifferentieerde behandeling in de WTO

* de nationale en regionale markten van ACP producenten beschermt
* nieuwe handelsgerelateerde kwesties en WTO-plus bepalingen onvoorwaardelijk uitsluit

* de benodigde beleidsruimte laat en ACP landen ondersteunt in het navolgen van hun eigen ontwikkelingsstrategieën.

Actuele discussie
De onderhandelingen over de EPAâs lopen nog altijd door. Het is ook niet gezegd dat het zal lukken om ze in 2008 af te ronden, hoewel de EC hier natuurlijk wel alles aan zal doen en hier ook de macht en middelen toe in handen heeft. Feit is immers dat het terugvallen op het âsobereâ GSP (dus niet het uitgebreide GSP+) als een donkere wolk boven het hoofd van de niet minst ontwikkelde ACP-landen hangt. Een goed en actueel voorbeeld hiervan vormt Guyana.

In een top in Barbados op 10 september zijn de regeringsleiders van de Cariforum landen het niet eens geworden over de EPA. Guyana en Haiti willen (nog) niet (helemaal) tekenen, de anderen wel. Op 15 oktober, vandaag dus, zou hier een beslissing over genomen moeten worden. Haiti is het enige minst ontwikkelde land en heeft dus niets te verliezen. Guyana heeft daarentegen wel veel te verliezen (vanwege gevaar GSP) en heeft vooral bezwaren tegen de `nieuwe' onderwerpen in de EPA. Om die reden hebben ze voorgesteld alleen een goederen EPA te tekenen. Uit een brief die de president van Guyana, Bharrat Jagdeo aan Barosso heeft geschreven, blijkt dat Mandelson daartoe niet genegen is.

In Brussel worden nu voorbereidingen getroffen om Guyana, als ze vandaag inderdaad niet tekenen, van de lijst landen af te voeren die gebruik maken van de âversoepeldeâ toegang tot de EU . Mijn partij is van mening dat (1) geen land - dus ook Guyana niet- van de lijst afgevoerd wordt zolang onderhandelingen voortduren, en (2) dat de inzet nog steeds zo moet zijn dat geen land wordt gedwongen om onderdelen van een EPA te tekenen die het niet wil tekenen (conform ook de conclusies van de RAZEB van mei). Ik heb hier de Nederlandse regering toe opgeroepen en ik roep u op hetzelfde te doen bij uw regering. Deze chantage moet stoppen!

Tot slot wil ik u wijzen op de reeds eerder genoemde Accra verklaring van afgelopen september waarin is aangekondigd dat een aantal ACP prominenten deze maand contact gaat zoeken met EU lidstaten voor high level consultations over EPAs. Iedere vorm van dialoog tussen de beide partijen moet mijns inziens bevorderd worden en ik hoop dus dat de Britse regering, evenals de Nederlandse regering, bereid is hier op in te gaan.