Smartengeld in Nederland lager dan in buurlanden
In zijn uitgave Smartengeld, tien jaar later, analyseert prof. mr.
S.D. Lindenbergh, hoogleraar privaatrecht aan de Erasmus Universiteit
Rotterdam, onder meer de omvang van de smartengeldbedragen in
Nederland. Het blijkt dat deze niet alleen substantieel achterblijven
bij elders in Europa toegewezen bedragen, maar ook bij de
geldontwaarding. Verder stelt hij dat de wetgever nu echt actie moet
ondernemen met het wetsvoorstel inzake affectieschade, dat in de
Eerste Kamer ligt.
Lindenbergh, die in 1998 promoveerde op zijn proefschrift Smartengeld,
schetst in zijn boek de ontwikkelingen op het gebied van het
smartengeld in Nederland in de afgelopen tien jaar. Hij gaat in op de
vraag in welke gevallen een recht op smartengeld bestaat of zou moeten
bestaan. In dat verband besteedt hij uitvoerig aandacht aan het recht
op smartengeld in gevallen van confrontatie met een schokkende
gebeurtenis, zoals een verkeersongeval of een moord, en aan het
smartengeld voor naasten en nabestaanden van gewonde of overleden
slachtoffers.
Verder hij bespreekt de omvang van de smartengeldbedragen in Nederland
in verhouding tot de bedragen in de ons omringende landen. Uit de
rechtspraak van de afgelopen tien jaar blijkt dat de Nederlandse
rechter zeer gematigd is bij de vaststelling van smartengeldbedragen.
In Nederland is het hoogste bedrag dat ooit is toegwezen 150.000 euro,
terwijl de topbedragen in Engeland en Duitsland liggen op 330.000,
respectievelijk 500.000 euro. Die verschillen zijn moeilijk op
rationele gronden te verklaren. De bedragen in Nederland houden
bovendien geen gelijke tred met de geldontwaarding. In 1992 werd als
hoogste bedrag fl 300.000 (136.000 euro) toegewezen. Nu zou dat
neerkomen op 200.000 euro.
Erasmus Universiteit Rotterdam