20-10-2008
Antwoord op Kamervragen over het Defensiebudget
Vraagsteller: Vaste Commissie voor Defensie
Ministerie van Defensie
Postbus 20701
2500 ES Den Haag
Telefoon (070) 318 81 88
Fax (070) 318 78 88
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag
Datum 17 oktober 2008
Ons kenmerk HDAB 2008027486
Onderwerp Antwoorden op de vragen van de Vaste Kamercommissie
voor Defensie over de defensiebegroting
Hierbij bieden wij u de antwoorden aan op de vragen van de vaste commissie voor Defensie
over de defensiebegroting (ingezonden 1 oktober 2008, kenmerk 08-DEF-B-164).
DE MINISTER VAN DEFENSIE DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
E. van Middelkoop drs. J.G. de Vries
Pagina 1/90
Ministerie van Defensie
Vragen van de Vaste Commissie voor Defensie over de defensiebegroting (ingezonden
1 oktober 2008, kenmerk 08-DEF-B-164)
Vraag 1
Wat betekent de verdere verkleining van het defensiebudget (de omvang van de
Defensiebegroting voor 2009 bedraagt 8 472 367, i n de jaren 2010, 2011 en 2012
bedraagt de Defensiebegroting resp. 8 347,9 , 8
239,1 en 8 049,2) voor de
inrichting van de krijgsmacht in de komende jaren? Zullen opnieuw reducties moeten
worden uitgevoerd bij de krijgsmacht? Zo ja, welke? Zo neen, hoe moet deze
achteruitgang van het budget dan wel worden gerealiseerd? Waarom wordt deze
verdere verkleining van het defensiebudget doorgezet terwijl nog afgewacht moet
worden wat de uitkomst zal zijn van het onderzoek dat wordt ingesteld naar de omvang
van de defensiebegroting en dat door een commissie onder leiding van de heer Zalm
wordt begeleid?
Vraag 119
Hoe beoordeelt de u de reële daling van de defensie-uitgaven in de periode 2008-2011,
in het licht van de ontwikkelingen in de veiligheidssituatie en de
bondgenootschappelijke verplichtingen van Nederland? Hoe ontwikkelen zich
bovendien de defensie-uitgaven in deze periode als percentage van het Bruto
Nationaal Product?
Vraag 39
Hoe kan de defensieorganisatie 'in rustiger vaarwater' worden gebracht wanneer de
meerjarencijfers m.b.t. de defensiebegroting weer een dalende lijn vertonen?
Er is geen sprake van een reële daling van de defensie-uitgaven. Bij het coalitieakkoord zijn
extra middelen onder meer uit verkoopopbrengsten aan de defensiebegroting toegevoegd.
Door de fasering van deze extra middelen ontstaat het beeld dat middelen worden
ingeleverd. Dit is niet juist. De nu geraamde verkleining van het defensiebudget in de jaren
2010, 2011 en 2012 hangt samen met de lagere verkoopopbrengsten en de nu voorziene
lagere uitgaven voor HGIS (crisisbeheersingsoperaties en attachés) voor de jaren 2012 en
2013. Deze daling wordt onder andere veroorzaakt door het aflopen van het mandaat voor de
huidige missie in Uruzgan in 2010. Een voor deze factoren gecorrigeerd defensiebudget
Pagina 2/90
Ministerie van Defensie
(loon- en prijspeil 2008) toont een vrijwel stabiel defensiebudget. Dit blijkt uit het volgende
overzicht:
(Bedragen x 1000)
Omschrijving/Jaren 2009 2010 2011 2012 2013
Stand OB 2009 8.472.367 8.347.938 8.293.102 8.049.208 8.045.573
AF: Crisisbeheersingsoperaties (HGIS) -326.100 -322.500 -278.000 -198.000 -198.000
Attachés (HGIS) -20.688 -20.688 -20.688 -20.688 -20.688
Verkoopopbrengsten -344.308 -332.758 -325.600 -141.258 -91.258
Netto defensiebudget 7.781.271 7.671.992 7.668.814 7.689.262 7.735.627
Er zijn dan ook geen consequenties voor de inrichting van de krijgsmacht. Verdere reducties
zijn niet voorzien. De ambities en doelen zoals gesteld in de begroting, inclusief het ´in
rustiger vaarwater´ brengen van de organisatie, zijn met deze begroting verzekerd.
De defensie-uitgaven als percentage van het Bruto Nationaal Product dalen in deze periode
geleidelijk van 1,4 naar 1,3. De uitkomst van de Verkenningen, waaraan in de vraag wordt
gerefereerd, zal voor de huidige kabinetsperiode geen financiële consequenties hebben.
Vraag 2
Hoe heeft de defensiebegroting zich ontwikkeld (in vergelijkbare bedragen) in de jaren
1990 t/m 2009? Hoe hebben de uitgaven van de Homogene Groep Internationale
Samenwerking (HGIS) t.b.v. buitenlandse missies van Nederlandse militairen zich
ontwikkeld (vanaf het moment dat men begon dergelijke bijdragen vanuit de HGIS in te
zetten - eveneens in vergelijkbare bedragen op jaarbasis)? Welke bedragen zijn in de
jaren voordat vanuit HGIS bijdragen werden geleverd voor buitenlandse missies van
Nederlandse militairen, vanuit de defensiebegroting zelf voor dat doel uitgegeven (dus
bedragen die corresponderen met hetgeen nu vanuit de HGIS wordt betaald maar die
toen kennelijk vanuit de defensiebegroting zelf werden betaald - eveneens in
vergelijkbare bedragen en eventueel gebaseerd op ramingen)?
In onderstaande tabel is zowel de ontwikkeling van het defensiebudget zoals vastgesteld in
de respectievelijke begrotingen, als de gerealiseerde additionele uitgaven voor
crisisbeheersingsoperaties (exclusief VN-contributies) vanaf 1990 weergegeven.
Pagina 3/90
Ministerie van Defensie
Begroting Defensiebudget Crisisbeheersingsoperaties
(bedragen x 1000)
Realisatie
1990 6.472.555 1.610
1991 6.446.327 20.625
1992 6.392.373 78.844
1993 6.395.007 119.312
1994 6.110.377 111.404
1995 6.133.678 91.064
1996 6.169.640 107.667
1997 6.191.434 83.529
1998 6.338.814 87.143
1999 6.416.563 194.473
2000 6.439.344 158.517
2001 6.616.631 144.517
2002 7.017.321 128.025
2003 7.311.688 179.666
2004 7.667.939 177.842
2005 7.673.084 162.141
2006 7.768.659 259.515
2007 7.911.655 303.828
2008 8.144.743 335.400(1
2009 8.472.367 326.100(1
(1 Geraamde bedragen uit de ontwerpbegroting 2009
Tot 1 januari 1997 werden de additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties door
Defensie gedragen. Vanaf die datum worden de uitgaven gefinancierd uit de Homogene
Groep Internationale Samenwerking (HGIS).
Vraag 3
Waarom wordt in de begroting maar één doelstelling van de vijf doelstellingen uit het
beleidsprogramma van het kabinet genoemd?
In het Beleidsprogramma van het kabinet, dat uit zes pijlers en 74 doelstellingen bestaat,
heeft Defensie de primaire verantwoordelijkheid voor doelstelling vier binnen Pijler I, te weten
´Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere
crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we
daarin willen ondersteunen´. Aan deze doelstelling wordt dan ook uitgebreid aandacht
besteed in de beleidsagenda. Daarnaast staat in de beleidsagenda vermeld welke bijdragen
Defensie levert aan de overige Pijlers van het Beleidsprogramma, ter ondersteuning van de
doelstellingen van de overige departementen.
Vraag 4
Pagina 4/90
Ministerie van Defensie
Hoe beoordeelt u de afstoting van vele zware wapensystemen in het licht van de geo-
en veiligheidspolitieke ontwikkelingen met betrekking tot Rusland? Is het waar dat
Rusland zijn defensiebudget in één jaar met 25% verhoogt?
Het Russische optreden in Georgië en de krachtige Russische uitspraken over mogelijke
toetreding van Oekraïne en Georgië tot de Navo wijzen op het streven van Moskou naar
behoud of herstel van macht en invloed in gebieden van de voormalige Sovjet-Unie. De
onlangs aangekondigde verhoging van het defensiebudget, die voor een belangrijk deel
beoogt de verouderde krijgsmacht te moderniseren, bevestigt het beeld van een assertiever
en economisch sterker geworden Rusland. De ontwikkeling van de Russische
defensiebestedingen worden nauwgezet gevolgd en beoordeeld. De verhoging van het
Russische defensiebudget van 23,1 procent bedraagt door de inflatie van 10 procent in
Rusland overigens effectief ongeveer 13 procent. Nederland blijft zich, zoals aangekondigd in
de beleidsbrief Wereldwijd Dienstbaar, onverminderd inzetten voor verdere transformatie van
de eigen krijgsmacht alsmede die van bondgenoten en partners in Navo- en EU-verband. De
Navo- en EU-lidstaten worden gestimuleerd te investeren in expeditionaire capaciteiten.
Expeditionaire strijdkrachten zijn geschikt om het volledige scala van operaties uit te voeren,
inclusief territoriale verdediging. De investeringsquote van 20 procent die Defensie hanteert is
een belangrijke voorwaarde voor het behoud van de slagkracht van onze krijgsmacht.
Vraag 5
Welke gevolgen heeft het afzien van de BTW-verhoging voor de defensiebegroting?
Om welk bedrag gaat het? Is dit reeds in de begroting verwerkt?
De BTW-verhoging, die was voorzien voor 2009, is niet in de begroting verwerkt. De
ontwerpbegroting 2009 is volgens voorschrift van het ministerie van Financiën opgesteld in
het loon- en prijspeil van 2008. Het niet doorgaan van deze verhoging heeft derhalve geen
gevolgen voor de defensiebegroting.
Vraag 6
In hoeverre bestaat de ambitie om de oefening JPOW voor Nederland te behouden?
Het is de onverminderde ambitie de oefening Joint Project Optic Windmill voor Nederland te
behouden.
Pagina 5/90
Ministerie van Defensie
Vraag 7
Wat zijn de kosten die gemoeid zijn met het gelijktrekken van uit- en thuiswonenden
m.b.t. de reiskostenvergoeding?
Vraag 8
Hoeveel militairen zullen naar verwachting de kazerne verlaten indien zij reiskosten
betaald krijgen? Hoe groot is het bedrag dat bespaard wordt als voor deze militairen
niet meer in (uitbreiding van) huisvesting voorzien hoeft te worden?
Iedere militair krijgt in beginsel een tegemoetkoming in de reiskosten. De hoogte van deze
tegemoetkoming is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de vraag of de militair een
eigen huishouding voert. De exacte hoogte van de tegemoetkoming is ook afhankelijk van de
vraag of de militair dagelijks heen en weer reist tussen zijn woning en zijn plaats van
tewerkstelling. Tevens is daarbij relevant de duur van de reistijd. Door deze verschillende
factoren kan niet worden vastgesteld wat het effect van het verhogen van de
tegemoetkoming in de reiskosten is op het aantal militairen dat gebruik maakt van huisvesting
van rijkswege en wat de daaraan gerelateerde baten zijn. Omdat geen inzicht bestaat in het
gedragseffect kan ook niet worden bepaald wat de kosten zijn van het gelijktrekken van uit-
en thuiswonenden.
Vraag 9
Kunt u in een matrix, voor al het bij Defensie werkzame personeel inclusief de
agentschappen, de volgende informatie weergeven voor de jaren 2003, 2004, 2005,
2006, 2007 en 2008:
- de initiële raming voor de bezoldiging voor het personeel, gespecificeerd naar
militair- , burger- en extern ingehuurd personeel;
- de gerealiseerde bezoldiging voor het personeel, gespecificeerd naar militair- ,
burger- en extern ingehuurd personeel;
- de omvang van de vrijval ontstaan door het verschil tussen de initiële raming en
de realisatie;
- de wijze waarop en aan welk begrotingsartikel deze vrijval het daaropvolgende
jaar is aangewend?
Pagina 6/90
Ministerie van Defensie
In onderstaande tabel zijn de initiële salarisgegevens voor burger- en militair personeel
opgenomen (met uitzondering van de baten-lastendiensten, zie daarvoor de tweede tabel).
De gegevens met betrekking tot extern ingehuurd personeel worden zoals eerder aan de
Kamer gemeld niet als zodanig geraamd, maar maken impliciet deel uit van het budget voor
burger- en militair personeel.
Bedragen x 1 miljoen
Burgerpersoneel Militair personeel
+ over/ + over/
Begroting Budget *) Realisatie - tekort Budget *) Realisatie - tekort
2003 748,7 748,4 0,3 2.084,6 2.108,7 -24,1
2004 712,6 683,9 28,7 1.992,9 2.022,6 -29,7
2005 648,4 651,7 -3,3 1.989,7 2.006,5 -16,8
2006 694,4 689,7 4,7 2.134,0 2.065,6 68,4
2007 654,4 679,5 -25,1 2.145,0 2.028,3 116,7
2008 727,9 2.281,1
*) om een goede vergelijking mogelijk te maken zijn de gepresenteerde bedragen opgebouwd uit de ontwerpbegroting van het
betreffende jaar en verhoogd met de loonbijstelling op basis van de vigerende CAO-afspraken. Hiermee is het loonpeil van
budget en realisatie vergelijkbaar. De realisatiecijfers voor 2008 zijn nog niet bekend.
De in dit overzicht gepresenteerde vrijval in het salarisbudget wordt veroorzaakt door
vacatures in het formatiebestand. Die vrijval is grotendeels benut voor de inhuur van
personele capaciteit en is daarnaast - conform de begrotingsregels - gebruikt voor het
oplossen van budgettaire knelpunten door tegenvallers op andere artikelonderdelen.
Voor de baten-lastendiensten is in onderstaande tabel de raming en realisatie weergegeven.
Bij de baten-lastendiensten is geen sprake van vrijval van budget zoals bij de andere
defensieonderdelen. Onder- en overrealisatie van budgetten komt uiteindelijk ten laste of ten
gunste van het resultaat (conform de Regeling Baten-lastendiensten 2007) en moet ook in
relatie worden gezien met de omzet.
Bedragen x 1 miljoen
burgerpersoneel militair personeel inhuur
begroting budget realisatie vrijval budget realisatie vrijval budget realisatie vrijval
2003 98,0 93,4 4,6 6,8 6,5 0,3 25,0 14,0 11,0
2004 114,2 95,3 18,,9 7,4 6,2 1,2 14,5 26,9 -12,4
Pagina 7/90
Ministerie van Defensie
2005 206,0 199,1 6,9 25,6 21,2 4,4 24,4 86,5 -62,1
2006 201,9 214,5 -12,6 24,2 18,7 5,5 41,6 97,4 -55,8
2007 228,1 231,5 -3,4 20,2 18,4 1,8 58,0 65,3 -7,3
2008 250,4 - - 18,8 - - 67,4 - -
De jaren 2003 en 2004 bevatten uitsluitend DTO-gegevens. Paresto is in 2005 opgericht en de gegevens voor de DVD zijn voor de jaren 2003 en 2004
onvolledig. De realisatiegegevens voor het jaar 2008 zijn nog niet bekend..
Vraag 10
Hoeveel vrouwen werken er als militair personeel, onderverdeeld in rang, in elk
krijgsmachtonderdeel van Defensie in de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008?
Vraag 13
Hoeveel mannen werken er als militair personeel, onderverdeeld in rang, in elk
krijgsmachtonderdeel van Defensie in de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008?
In voorgaande jaren zijn identieke vragen gesteld en beantwoord. Daarom wordt hier
volstaan met een overzicht van de afgelopen drie jaar. Het overzicht geeft het aantal
voltijdsequivalenten (VTE) gemeten op 1 januari van het jaar, ongeacht het soort plaatsing.
De leerlingen van bijvoorbeeld het KIM en de KMA zijn verdeeld naar de operationele
commando's. Hierdoor ontstaat een trendbreuk met de rapportagewijze in vorige jaren.
Pagina 8/90
Ministerie van Defensie
2006 2007 2008
MAN VROUW MAN VROUW MAN VROUW
Commando Zeestrijdkrachten Manschappen 2947 455 2742 380 2786 374
Onderofficier 4095 309 3685 304 3657 324
Subalterne officier 780 119 715 109 838 126
Hoofdofficier 615 47 572 53 518 53
Vlag- en opperofficier 14 0 14 0 10 0
Subtotaal 8451 930 7728 846 7809 877
Commmado Landstrijdkrachten Manschappen 9791 1080 9268 1004 9409 1034
Onderofficier 6307 302 6225 302 6251 326
Subalterne officier 1667 140 1531 136 1682 163
Hoofdofficier 1326 34 1281 35 1171 34
Vlag- en opperofficier 20 1 22 1 16 1
Subtotaal 19111 1557 18327 1478 18529 1558
Commando Luchtstrijdkrachten Manschappen 2204 249 2133 222 2140 225
Onderofficier 3895 287 3660 265 3572 260
Subalterne officier 1090 148 1001 121 1077 125
Hoofdofficier 700 50 668 55 557 60
Vlag- en opperofficier 12 0 12 0 8 0
Subtotaal 7901 734 7474 663 7354 670
Koninklijke Marechaussee Manschappen 921 203 1030 281 1052 301
Onderofficier 3871 423 3435 397 3423 404,5
Subalterne officier 356 14 400 19 411 19
Hoofdofficier 131 8 165 9 158 8
Vlag- en opperofficier 5 0 5 0 5 0
Subtotaal 5284 648 5035 706 5049 732,5
Bestuursstaf Manschappen 8 4 9 3 7 4
Onderofficier 159 10 155 8 152 9
Subalterne officier 114 17 107 16 111 15
Hoofdofficier 495 23 496 27 481 30
Vlag- en opperofficier 29 0 25 0 27 0
Subtotaal 805 54 792 54 778 58
Commando Diensten Centra Manschappen 734 120 884 175 440 94
Onderofficier 1131 140 1060 122 990 96
Subalterne officier 690 161 722 170 364 126
Hoofdofficier 375 34 572 62 837 43
Vlag- en opperofficier 8 0 8 0 21 0
Subtotaal 2938 455 3246 529 2652 359
Defensie Materieel Organisatie Manschappen 19 1 18 1 20 1
Onderofficier 410 12 551 11 530 10
Subalterne officier 251 11 316 13 308 10
Hoofdofficier 262 6 374 8 352 9
Vlag- en opperofficier 7 0 8 1 9 1
Subtotaal 949 30 1267 34 1219 31
Defensie Totaal 45439 4408 43869 4310 43390 4286
Vraag 11
Hoeveel vrouwen werken er als burgerpersoneel, onderverdeeld in BBRA-schalen, in
elk krijgsmachtonderdeel van Defensie in de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en
2008?
Vraag 12
Pagina 9/90
Ministerie van Defensie
Hoeveel mannen werken er binnen Defensie als burgerpersoneel, onderverdeeld in
BBRA-schalen in elk krijgsmachtonderdeel van Defensie in de jaren 2003, 2004, 2005,
2006, 2007 en 2008?
In voorgaande jaren zijn identieke vragen gesteld en beantwoord. Daarom wordt hier
volstaan met een overzicht van de afgelopen drie jaar. Het overzicht geeft het aantal
voltijdsequivalenten (VTE) gemeten op 1 januari van het jaar, ongeacht het soort plaatsing.
2006 2007 2008
MAN VROUW MAN VROUW MAN VROUW
Commando Zeestrijdkrachten t/m schaal 5 652 163 396 128 394 104
schaal 6 t/m schaal 8 510 90 248 64 243 54
Schaal 9 t/m schaal 15 345 52 173 41 169 41
Schaal 16+ 0 0 1 0 0 0
Subtotaal 1.507 305 818 233 806 200
Commando Landstrijdkrachten t/m schaal 5 2.554 569 2.226 484 2.183 355
schaal 6 t/m schaal 8 914 271 755 243 731 219
Schaal 9 t/m schaal 15 773 154 550 124 542 114
Schaal 16+ 5 0 4 0 1 0
Subtotaal 4.246 994 3.535 851 3.456 687
Commando Luchtstrijdkrachten t/m schaal 5 284 188 227 191 213 151
schaal 6 t/m schaal 8 157 58 112 42 98 40
Schaal 9 t/m schaal 15 191 42 131 30 114 34
Schaal 16+ 0 0 0 0 0 0
Subtotaal 632 288 470 263 425 226
Koninklijke Marchaussee t/m schaal 5 95 118 105 126 102 106
schaal 6 t/m schaal 8 69 51 73 63 77 62
Schaal 9 t/m schaal 15 115 52 130 57 131 62
Schaal 16+ 2 0 1 0 1 0
Subtotaal 281 221 309 246 311 229
Bestuursstaf t/m schaal 5 64 100 48 74 49 56
schaal 6 t/m schaal 8 139 131 118 135 115 114
Schaal 9 t/m schaal 15 652 179 613 186 601 176
Schaal 16+ 15 1 18 2 19 2
Subtotaal 870 411 797 397 784 348
Commando Diensten Centra t/m schaal 5 1.118 900 1.294 1.000 1.259 734
schaal 6 t/m schaal 8 1.423 701 1.447 735 1.419 637
Schaal 9 t/m schaal 15 2.173 465 2.408 520 2.416 460
Schaal 16+ 16 0 19 2 13 3
Subtotaal 4.730 2.066 5.168 2.257 5.107 1.834
Defensie Materieel Organisatie t/m schaal 5 1.133 180 1.374 242 1.346 191
schaal 6 t/m schaal 8 1.172 139 1.541 206 1.531 182
Schaal 9 t/m schaal 15 972 96 1.343 140 1.338 133
Schaal 16+ 2 0 2 0 2 0
Subtotaal 3.279 415 4.260 588 4.218 507
Defensie Totaal 15.545 4.700 15.357 4.835 15.106 4.030
Vraag 13
Zie het antwoord op vraag 10.
Vraag 14
Pagina 10/90
Ministerie van Defensie
Hoeveel personeelsleden werken op 1 januari 2007 en 2008 in deeltijd? Kunt u dit
specificeren naar aantal uur per week dat wordt gewerkt? Hoeveel vrouwen en hoeveel
mannen zijn dit?
Vraag 15
Welke functies werden in deeltijd vervuld op 1 januari 2007 en 2008?
Aantal deeltijdwerkers naar geslacht in 2007 en 2008 (1 januari):
2007 2008
MAN 689 889
VROUW 2202 2297
TOTAAL 2891 3186
Aantal deeltijdwerkers naar aantal uur per week in 2008:
MAN 00-20 uren 296
20-32 uren 593
Totaal 889
VROUW 00-20 uren 642
20-32 uren 1655
Totaal 2297
TOTAAL 00-20 uren 938
20-32 uren 2248
Totaal 3186
Het aantal medewerkers dat in deeltijd werkt is groter dan het aantal deeltijdfuncties. Om in
de behoefte van medewerkers te kunnen voorzien wordt waar mogelijk toegestaan dat
voltijds functies in deeltijd worden ingevuld door ofwel meerdere deeltijdmedewerkers op één
functie te plaatsen of door de herverdeling van het werk. Een bruikbaar overzicht van
deeltijdfuncties is dan ook niet te geven. Deeltijdwerk komt vooral voor onder
burgerpersoneel met administratieve en ondersteunende functies alsmede op
beleidsfuncties.
Vraag 16
Pagina 11/90
Ministerie van Defensie
In welke functies is het aandeel vrouwen relatief groot? In welke functies is het tekort
aan vrouwen relatief groot, terwijl daar wel vrouwen gewenst zijn?
Het aandeel van vrouwen als burger in dienst bij Defensie is relatief groot in de
administratieve en secretariële functies. Vooral in de technische functies is het aandeel
vrouwen klein, terwijl een groter percentage vrouwen in deze functies zeer gewenst is. Het
aandeel vrouwelijke militairen is relatief groot in de logistieke en medische functies. In de
technische functies en gevechtsfuncties is het aandeel relatief klein.
Vraag 17
Hoeveel vrouwen maakten op 1 januari 2007 en 2008 gebruik van kinderopvang in elk
krijgsmachtonderdeel? En hoeveel vrouwen maakten op die datum gebruik van
voorschoolse- dan wel naschoolse opvang?
Vraag 18
Hoeveel mannen maakten op 1 januari 2007 en 2008 gebruik van kinderopvang in elk
krijgsmachtonderdeel? En hoeveel mannen maakten op die datum gebruik van
voorschoolse- dan wel naschoolse opvang?
De bijdrage voor de kosten van kinderopvang wordt aangevraagd bij en uitgekeerd door de
Belastingdienst. De werkgever heeft daarom geen zicht op het gebruik van kinderopvang
door zijn werknemers. Defensie heeft thans zelf drie kinderdagverblijven bij de werkplek,
namelijk in Oirschot/Eindhoven, Woensdrecht en Gilze-Rijen. In totaal worden in
Oirschot/Eindhoven en Gilze-Rijen ongeveer 70 kinderen van defensiemedewerkers
opgevangen. Woensdrecht registreert niet de werkgever van de ouders. Er is nog een aantal
kinderdagverblijven in ontwikkeling bij Defensie. Het Commando Zeestrijdkrachten is in de
eindfase van de ontwikkeling van een kinderdagverblijf op het Marineterrein in Den Helder en
het Commando Luchtstrijdkrachten verwacht nog in 2008 een kinderdagverblijf te openen in
De Peel.
Vraag 19
Welke instrumenten zullen specifiek worden benut voor een zorgvuldige selectie van
het personeel? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de invoering van de
desbetreffende instrumenten? Welke informatie leveren de desbetreffende
Pagina 12/90
Ministerie van Defensie
instrumenten? Welke instrumenten gaat u specifiek benutten om de uitstroom en
doorstroom te beschrijven?
De instrumenten die worden gebruikt zijn een psychologische keuring, een selectie-interview,
een medische keuring en een veiligheidsonderzoek. Deze instrumenten worden al jaren
gebruikt en onlangs zijn de objectiviteit van het selectie-interview bij kandidaten met een
verschillende culturele achtergrond en de actualiteit van de medische eisen nog eens tegen
het licht gehouden. In de uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud dat u 15 oktober jl.
is gestuurd wordt hier nader op ingegaan.
Vraag 20
Welke concrete maatregelen treft u om vrouwen de gelegenheid te bieden om binnen
schooltijden te werken en zorgtaken te verrichten?
Vraag 21
Welke concrete maatregelen treft u om mannen de gelegenheid te bieden om binnen
schooltijden te werken en zorgtaken te verrichten?
Vraag 22
Hoeveel kost het extra om mannen en vrouwen de gelegenheid te geven om zorgtaken
te verrichten en binnen schooltijden te werken? Welke consequenties heeft dit voor de
herverdeling van taken? Welke consequenties heeft dit voor de missies?
Defensie kent verschillende mogelijkheden voor zowel mannen als vrouwen om de werktijden
zo in te richten dat wordt gewerkt binnen de schooltijden. Allereerst bestaat de mogelijkheid
in deeltijd te werken en in overleg met de leidinggevende de werktijden aan te passen aan de
schooltijden. Overleg met de leidinggevende en maatwerk zijn daarbij sleutelwoorden. Ook
wanneer niet in deeltijd wordt gewerkt is het mogelijk om de werktijden aan te passen aan de
schooltijden. Daarnaast komt het voor dat een functie door meerdere medewerkers wordt
gedeeld. De leidinggevende verdeelt daarbij het werk binnen de toegestane formatieruimte.
Vaak is sprake van herverdeling van taken. In deze constructies is er geen sprake van extra
kosten. Gevolgen voor de missies zijn er niet. De mogelijkheden te werken in deeltijd of met
flexibele werktijden wordt voor militairen opgeschort tijdens een missie.
Pagina 13/90
Ministerie van Defensie
Vraag 23
Hoeveel vrouwen zijn er heringetreden bij het militair personeel binnen de diverse
rangen van Defensie in de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008?
Vraag 24
Hoeveel vrouwen zijn er heringetreden bij het burgerpersoneel binnen de diverse
BBRA-schalen van Defensie in de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008?
Hieronder treft u het aantal vrouwen dat is heringetreden bij het militair personeel naar rang
(2005-2008). Voor 2008 gaat om de realisatie tot en met september.
Militair 2005 2006 2007 2008
Sld/Mat/Mar 64 40 29 13
Kpl 44 22 6 13
Sgt 29 9 5 6
Sm 1 0 0 0
Vdg 1 0 0 0
AOO 0 1 0 0
Elt 3 6 2 0
Kap/LTZ2 9 8 6 3
Maj/LTZ1 2 1 2 4
TOTAAL 153 87 50 39
Hieronder treft u het aantal vrouwen dat is heringetreden bij het burgerpersoneel naar schaal
(2005-2008). Voor 2008 gaat het om de realisatie tot en met september.
Burger 2005 2006 2007 2008
S02 IBBAD 1
S03 IBBAD 5 2 6 3
S04 IBBAD 2 2 3 7
S05 IBBAD 4 5 6 10
S06 IBBAD 2 2 7 1
S07 IBBAD 5 1 2 4
S08 IBBAD 0 0 1 2
S09 IBBAD 1 0 5 2
S10 IBBAD 3 4 0 5
S11 IBBAD 0 2 2 3
S12 IBBAD 0 3 0 1
TOTAAL 22 21 33 38
Pagina 14/90
Ministerie van Defensie
Vraag 25
Wat is op dit moment de stand van zaken voor wat betreft de accreditatie van de
opleidingen die worden aangeboden aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA) en
het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM)?
Defensie streeft al geruime tijd naar de civiele erkenning van haar wetenschappelijke
opleidingen. De grote inspanning die dat vraagt van het ministerie, vooral van de
Nederlandse Defensie Academie (NLDA), moet de komende periode vruchten afwerpen. De
Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) van de NLDA verzorgt het wetenschappelijk
onderwijs voor KIM en KMA. In november 2008 zal de opleiding Militaire
Bedrijfswetenschappen worden gevisiteerd. Het streven is in 2009 de overige
bacheloropleidingen eerst te laten visiteren en daarna te accrediteren.
Vraag 26
Wat is de stand van zaken voor wat betreft de schadeloosstelling voor veteranen?
Hoeveel veteranen hebben hier mogelijk recht op? Om welk totaal bedrag gaat het
hierbij?
Vraag 190
Wat is de stand van zaken voor wat betreft de schadeloosstelling voor veteranen?
Hoeveel veteranen hebben hier mogelijk recht op? Om hoeveel geld zou het daarbij
gaan?
Het overleg met de Centrales van Overheidspersoneel over dit onderwerp is nog niet
voltooid. Er is dan ook niets te zeggen over de aantallen militaire oorlogs- en
dienstslachtoffers die mogelijk een aanspraak krijgen en de daarbij behorende kosten.
Vraag 27
Wat waren de kosten van het `Benchmark'-onderzoek naar de effectiviteit van het
gebruik van een wervingsbonus in het kader van het actieplan Werving en Behoud?
Kunt u bij de beantwoording de verschillende kosten specificeren, waarbij in ieder
Pagina 15/90
Ministerie van Defensie
geval de kosten voor de externe inhuur voor de uitvoer van het onderzoek expliciet
worden vermeld?
Voor de benchmark is gebruik gemaakt van capaciteit in de eigen organisatie, zonder
noemenswaardige additionele kosten of uitgaven.
Vraag 28
Hoeveel vrouwen zijn in de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008 afgestudeerd
aan de KMA? Kunt u per jaar aangeven hoeveel vrouwen van de oorspronkelijke
instroom er in de daaropvolgende jaren, tot en met heden, werkzaam zijn (gebleven) bij
Defensie?
Vraag 29
Hoeveel vrouwen zijn in de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008 afgestudeerd
aan het KIM? Kunt u per jaar aangeven hoeveel vrouwen van de oorspronkelijke
instroom er in de daaropvolgende jaren, tot en met heden, werkzaam zijn (gebleven) bij
Defensie?
In de jaren 2003 tot en met 2008 zijn de volgende aantallen vrouwen afgestudeerd aan de
KMA en het KIM:
Jaar KMA KIM
2003 29 18
2004 54 23
2005 36 25
2006 44 16
2007 16 16
2008 29 5
Het is niet mogelijk de gevraagde uitstroom per jaargang te bepalen. In het kader van het
rapporteren over het gender- en diversiteitsbeleid wordt de uitstroom per rang weergegeven.
Vraag 30
Pagina 16/90
Ministerie van Defensie
Wat zijn de exacte wervingsresultaten tot op heden? Op welke wijze gaat u de tekorten
bij de vliegers, de luchtverkeersleiders, special forces, technisch-, ICT-, EOD- en
medisch personeel oplossen? Hoe groot zijn deze tekorten nu, toegespitst per functie?
Elk half jaar ontvangt u een rapportage in het kader van het Flexibel Personeelssysteem
(FPS) waarin ook de cijfers van de wervingsresultaten (belangstellenden, sollicitanten,
aanstelbaren, instroom) staan. Voor de meest recente gegevens verwijs ik u naar de laatste
rapportage van 29 augustus 2008 (Kamerstuk 31243 nr.9).
In de nadere uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud dat u 15 oktober jl. is gestuurd,
wordt nader ingegaan op de maatregelen om de tekorten op te lossen. Het gaat om de
invoering van een wervingsbonus, het gebruik van bindingspremies, loopbaangesprekken
met alle mensen in een schaarse categorie in 2008, uitbreiding van de IDR-constructie voor
bepaalde medische vakgebieden en het terugdringen van het opleidingsverloop.
Vraag 31
Kunt u aangeven hoeveel vacatures extra de krijgsmacht nog kan dragen met het
huidig ambitieniveau? Wanneer zal de uitstroom naar uw inschatting een weerslag
hebben op de uitvoering van operationeel taken?
Het aantal vacatures dat nog zal ontstaan is mede afhankelijk van de arbeidsmarktpositie van
Defensie. De verwachting is dat het aantal vacatures op termijn zal afnemen door onder
andere de maatregelen in het kader van het Actieplan Werving en Behoud. Voor de komende
periode is de verwachting dat enkele categorieën een bezetting van minder dan 80 procent
zullen hebben. Door zorgvuldig om te gaan met deze schaarse capaciteiten zal de uitvoering
van de operationele taken mogelijk blijven.
Vraag 32
Kunt u aangeven waar we in de begroting de niet betaalde salarissen voor de meer dan
7000 vacatures terug kunnen vinden? Worden deze middelen gereserveerd? Zo neen,
wat gebeurt er met dit geld? Kunt u aangeven welke activiteiten er met de
gereserveerde 50 miljoen euro voor werving in 2009 gedaan zullen worden? Heeft u bij
deze activiteiten een concrete doelstelling, bijvoorbeeld op vlak van het aantal te
werven militairen?
Pagina 17/90
Ministerie van Defensie
In de nadere uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud dat u 15 oktober jl. is gestuurd,
wordt hier nader op ingegaan.
Vraag 33
Welke verbeteringen op het gebied van het voorraadbeheer hebben in 2008
plaatsgevonden en wat staat er voor 2009 op de planning?
Er wordt onderscheid gemaakt tussen maatregelen op het gebied van fysiek en administratief
voorraadbeheer die zijn opgenomen in de verschillende plannen van de defensieonderdelen
en de defensiebrede, randvoorwaardelijke verbeteringen.
De maatregelen van de defensieonderdelen die in 2008 en 2009 worden getroffen hebben
vooral betrekking op de administratieve en fysieke beheersmatige handelingen en
processtappen, te weten de ontvangst, de opslag, het in bruikleen geven, het in onderhoud
geven, de registratie/inventarisatie en de aflevering/overdracht van voorraadartikelen. De
maatregelen zijn gericht op een goede registratie/inventarisatie om daarmee de
administratieve en fysieke voorraadverschillen terug te dringen. Dit gebeurt onder andere
door een intensivering van controlemaatregelen.
Zoals ook de Algemene Rekenkamer in haar bezwaaronderzoek 'sturing en beheersing' heeft
geconstateerd, is het slagen van dergelijke specifieke maatregelen per defensieonderdeel
afhankelijk van een aantal defensiebrede, generieke randvoorwaarden, namelijk de
actualisering van verouderde regelgeving, de vervanging van verouderde c.q. versnipperde
IV-systemen, het wegwerken van de vervuiling van databestanden en het zorgen voor
deskundige personele capaciteit. Hiertoe wordt een meerjaren verbeterplan
Professionaliseren Materieelbeheer Defensie opgesteld, dat in maart 2009 beschikbaar moet
zijn.
Op het gebied van regelgeving is eind 2007 het Voorschrift Materieelbeheer Defensie
uitgebracht. Op basis van dit voorschrift voeren de defensieonderdelen risicoanalyses uit en
worden oude regelingen herschreven. Eind 2008 wordt het Voorschrift
Assortimentsmanagement van kracht, met normenkaders voor het beheer van de centrale
voorraden (depots) van Defensie.
Pagina 18/90
Ministerie van Defensie
De verouderde en versnipperde IV-systemen voor voorraadbeheer worden op termijn
vervangen door SAP-systemen. In dat proces wordt tevens de vervuiling in de databestanden
weggewerkt. De projectorganisatie Speer heeft hierin een regiefunctie. In 2009 zal de eerste
materieellogistieke module worden ingevoerd. Grote delen van de defensieorganisatie zullen
echter tot na 2010 nog gebruik moeten maken van de huidige systemen. Tot die tijd worden
nog noodzakelijke aanpassingen en verbeteringen in deze systemen doorgevoerd om het
voorraadbeheer te optimaliseren. Dit betreft onder meer de IV-ondersteuning voor
cryptobeheer, wapenbeheer en munitiebeheer.
Ten slotte wordt ook ruimschoots aandacht besteed aan de inzet van voldoende en
deskundig personeel, onder andere door het terugplaatsen van beheerders bij de eenheden,
verbetering van de opleiding en vorming en het langer op functie houden van dit personeel.
Vraag 34
Waar wordt in de begroting helder hoeveel geld er is ingeboekt voor de inhuur van
externen? Is er een indicatie te geven van op welke onderdelen meer externen
ingehuurd zullen gaan worden in 2009, en op welke wijze is daarmee rekening
gehouden in de huidige begroting?
Zoals eerder aan de Kamer is gemeld zijn in de begroting de uitgaven voor de inhuur van
externen niet zichtbaar. De inhuur van externen voor projecten wordt in het projectbudget
geraamd. Op basis van de vastgestelde organieke omvang van de organisatie wordt een
financiële raming opgesteld. De in de loop van het begrotingsjaar benodigde inhuur van
personele capaciteit om vacatures te vullen wordt niet apart begroot, maar bekostigd uit de
vrijval. Zie ook het antwoord op vraag 9. De omvang van de inhuur voor 2009 is mede
afhankelijk van het aantal vacatures. Om die reden kunnen nog geen uitspraken worden
gedaan over de inhuur in 2009.
Vraag 35
Waarom kon nog niet bij deze Defensiebegroting voor 2009 een aanzet worden
gemaakt om de toelichting bij de operationele doelstellingen meer `VBTB-proof' te
maken en de prestatie-/sturingsgegevens van de ondersteunende diensten (Defensie
Materieel Organisatie (DMO) en Commando Dienstencentra (CDC) ) te concretiseren?
Pagina 19/90
Ministerie van Defensie
Mede naar aanleiding van de motie-Eijsink/Boekestijn (Kamerstuk 31 444 X, nr 15) is een
eerste aanzet gegeven tot het meer ´VBTB-proof´ maken van de begroting 2009. De uitgaven
van de operationele eenheden van de krijgsmachtdelen zijn conform de `CKMar-methodiek'
toegerekend aan de operationele doelstellingen. Voor de ondersteunende diensten (DMO en
CDC) vergt het, gezien de aard van deze organisaties en de uiteenlopende activiteiten en
diensten, meer tijd om tot een bruikbare opzet van prestatie-/ sturingsgegevens te komen.
Vraag 36
Kunt u per Krijgsmachtdeel nader toelichten en specificeren wat wordt bedoeld met:
"De grote reorganisaties hebben hun vruchten afgeworpen, maar ook hun tol geëist"?
Welke vruchten zijn afgeworpen, welke tol is geëist?
De ingrijpende reorganisaties die na de val van de muur bij Defensie zijn uitgevoerd vloeiden
onder andere voort uit de Defensienota 1991, de Prioriteitennota 1993, het Strategisch
Akkoord 2002 en de Prinsjesdagbrief 2003. De opschorting van de dienstplicht, een reductie
met 11.700 functies, de drastische reductie van de aantallen hoofdwapensystemen zoals
tanks, schepen, maritieme patrouillevliegtuigen en jachtvliegtuigen, de afstoting van de
kazerne in Seedorf, de Vliegbases Twenthe en Soesterberg, de oprichting van het
Commando Diensten Centra en de Defensie Materieel Organisatie, de versterking van de
functie van Commandant der Strijdkrachten onder gelijktijdige afschaffing van de functie van
bevelhebber van de krijgsmachtdelen en het omvormen naar een expeditionaire krijgsmacht
zijn enkele van de vele maatregelen die sinds de val van de muur zijn genomen. Het strekt te
ver alle maatregelen sinds 1991 op te noemen en omdat Defensie niet met afzonderlijke
projecten maar met migratieplannen werkt is een overzicht per krijgsmachtdeel niet te geven.
De migratieplannen van de defensieonderdelen zijn op 11 februari 2005 aan de Kamer
aangeboden. Getuige de huidige wereldwijde inzet van de krijgsmacht in grotere en kleinere
missies en het feit dat de Nederlandse krijgsmacht tot de modernste ter wereld behoort, kan
worden gesteld dat de achtereenvolgende reorganisaties zeker hun vruchten hebben
afgeworpen. De tol waarover in de begroting wordt gesproken betreft de onrust die in de
organisatie is ontstaan door jarenlange ingrijpende reorganisaties en de onzekerheid over het
behoud van werk. De omvorming van de organisatie, waarbij onderdelen zijn afgestoten,
staven zijn opgeheven, hoofdkwartieren zijn verhuisd, nieuwe organisaties zijn opgericht en
een nieuw personeelssysteem is ingevoerd, heeft veel gevraagd van het personeel. Defensie
Pagina 20/90
Ministerie van Defensie
heeft alle zeilen moeten bijzetten om het nieuwe evenwicht tussen de taken van de
krijgsmacht en de beschikbare middelen te bereiken. Vrijwel geen onderdeel van Defensie is
de afgelopen jaren gevrijwaard gebleven van ingrijpende veranderingen en veel
personeelsleden zijn van werkplek veranderd, hebben moeten wennen aan veranderde
werkomstandigheden of hebben Defensie verlaten. Om die reden, met investeren in
personeel als prioriteit, is het streven naar rust en stabiliteit in de organisatie als belangrijk
aandachtspunt in de beleidbrief Wereldwijd Dienstbaar uit 2007 genoemd.
Vraag 37
In hoeverre is stabiliteit in de organisatie een haalbare doelstelling, gezien de huidige
personele onderbezetting en de ambitieuze doelen uit de brief `Wereldwijd Dienstbaar'
van 18 september 2007?
De uitvoering van de doelen uit Wereldwijd Dienstbaar verloopt volgens plan en leidt niet tot
overmatige onrust in de organisatie. Wereldwijd Dienstbaar heeft onder andere tot doel deze
stabiliteit te bevorderen. De huidige ondervulling legt extra beslag op het personeel, vooral in
schaarse categorieën en in verband met de uitzenddruk. In het Actieplan Werving en
Behoud, waarvan de nadere uitwerking u op 15 oktober jl. is toegestuurd, wordt daarom
specifieke aandacht besteed aan de invloed van de onderbezetting en de vertrekredenen van
het personeel, en de maatregelen om personeel te behouden.
Vraag 38
Wat betekent: "De huidige (inter-)nationale verplichtingen vergen bovendien veel van
de krijgsmacht, zowel in uitvoering en de voorbereiding als in de ondersteuning en
opleidingen en training" concreet? Kunt u duidelijk maken:
- wat de kortste opleidingsduur, en training is na in dienst treden van militairen
die de afgelopen twee jaar zijn uitgezonden;
- waaruit de uitvoering, voorbereiding en ondersteuning, personeel zowel als
materieel, bestaat in verhouding tot de daadwerkelijke inzet in missie gebieden?
- Wat `kost' een militair op missie in Uruzgan aan personele inzet ter
voorbereiding, ondersteuning, opleidingen en training?
De opleidingsduur per militair is afhankelijk van de functionele eisen die aan het personeel
worden gesteld. Het hieronder beschreven opleidingstraject kan echter als indicatie dienen.
Pagina 21/90
Ministerie van Defensie
Voor manschappen geldt dat zij de initiële opleiding doorlopen alvorens zij met de eigen
eenheid mogen worden uitgezonden. Na deze initiële opleiding volgt bij uitzending altijd nog
een missiegerichte opleiding/voorbereiding. De duur daarvan is afhankelijk van de
complexiteit van de missie. In het algemeen kan worden gesteld dat 60 procent van de tijd
wordt besteed aan de voorbereiding op een missie en 40 procent aan de daadwerkelijke
uitvoering van een missie. Voor mariniers beslaat de initiële opleiding 30 weken, voor
matrozen en soldaten 20 tot 60 weken, afhankelijk van de gekozen specialisatie. Voor
individuele uitzendingen moet ook de opvolgende functionele opleiding zijn voltooid. De totale
opleidingsduur bedraagt dan één tot twee jaar. Bij officieren wordt een onderscheid gemaakt
in drie categorieën. Bij specialisten, zoals artsen, fysiotherapeuten, journalisten en IT-
personeel, beslaat de initiële opleiding zes of tien weken. De reguliere officiersopleiding
bedraagt vier tot vijf jaar. Indien ten slotte wordt gekozen voor een verkorte opleiding,
bedraagt de initiële officiersopleiding anderhalf jaar.
De totale kosten per militair in de voorbereiding op de missie in Uruzgan zijn niet zonder meer
te herleiden. De huidige bedrijfsvoering van de krijgsmacht maakt geen duidelijke scheiding
tussen activiteiten in het kader van de voorbereiding, ondersteuning, opleiding en training
voor de missie in Uruzgan en overige activiteiten.
Al het materieel van Defensie wordt volgens reguliere onderhoudsconcepten in stand
gehouden, voor zowel gebruik onder vredesomstandigheden als bij inzet in
crisisbeheersingsoperaties. Bij inzet wordt de toewijzing van materieel afgestemd op de
complexiteit van de logistieke aanvoerlijnen en de voorziene slijtage. Daarnaast kunnen de
risico´s in het missiegebied aanleiding geven ondersteuning zoals hoger onderhoud niet ter
plaatse te verlenen. De logistieke keten wordt daaraan aangepast.
Vraag 39
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 40
Welke consequenties zullen, voor de inrichting van onze krijgsmacht, worden
verbonden aan de weer sterk toegenomen assertiviteit van Rusland op
veiligheidspolitiek gebied? Hoe wordt deze toegenomen assertiviteit beoordeeld door
de Midden-Europese NAVO-landen zoals Polen, Tsjechië, Slowakije en Hongarije?
Pagina 22/90
Ministerie van Defensie
Welke middelen heeft Nederland om een adequate bijdrage te leveren aan het geven
van tegenweer aan een eventueel hernieuwde dreiging vanuit Oost Europa? Hoe wordt
de hernieuwde assertiviteit van Rusland op veiligheidspolitiek gebied beoordeeld door
de NAVO?
Voor de gevolgen van de toegenomen assertiviteit van Rusland op veiligheidspolitiek gebied
voor de inrichting van de Nederlandse krijgsmacht, verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
De Navo heeft de Russische erkenning van de onafhankelijkheid van Zuid-Ossetië en
Abchazië veroordeeld en heeft besloten dat er geen sprake kan zijn van business as usual
met Rusland. Dit betekent onder meer dat de Navo-Rusland Raad (NRR) voorlopig niet meer
bijeenkomt. Hoewel enkele Navo-lidstaten de behoefte hebben concrete maatregelen te
nemen om de in hun ogen toegenomen Russische dreiging het hoofd te bieden, is de
algemene mening dat er geen twijfel bestaat aan de toereikendheid van het artikel 5-principe
van wederzijdse bijstand binnen het Navo-verdrag. Niettemin zal een nieuwe
dreigingsanalyse worden gemaakt en wordt de Navo contingency planning kritisch bezien.
Nederland steunt deze benadering. Tegelijkertijd onderstreept Nederland het belang van een
voortgaande dialoog met Rusland. Rusland blijft immers een strategische partner waarmee
samenwerking noodzakelijk is om oplossingen te zoeken voor tal van belangrijke
internationale (veiligheids-) kwesties (non-proliferatie, MOVP, energiezekerheid, Afghanistan,
klimaatbeheersing etc.).
Vraag 41
Zullen bij de verkenningen ook de toegenomen assertiviteit van Rusland op
veiligheidspolitiek gebied, het sterk vergrote veiligheidspolitieke profiel van de
Volksrepubliek China, de instabiliteit in belangrijke delen van Azië (zoals in
Afghanistan en Pakistan) en in belangrijke delen van Afrika (zoals in Tsjaad, Soedan,
Somalië enz.), de toename van de piraterij, de groeiende vraag naar grondstoffen enz.
worden verdisconteerd?
De verkenningen dienen, op grond van de op langere termijn te verwachten ontwikkelingen
en mogelijke scenario's, zonder beperkingen beleidsopties te formuleren met betrekking tot
de toekomstige ambities voor de Nederlandse defensie-inspanning, de daaruit voortvloeiende
samenstelling en toerusting van de krijgsmacht en het daarbij behorende niveau van de
Pagina 23/90
Ministerie van Defensie
defensiebestedingen. Daarbij wordt vanzelfsprekend een scala van factoren en
ontwikkelingen, zoals in de vraag genoemd, in beschouwing genomen.
Vraag 42
Beschouwt u de verkenningen als een "black box" waarvan de resultaten eerst "eind
2009" beschikbaar komen? Zo ja, op welke wijze wordt de Kamer tussentijds
geïnformeerd?
Met de verkenningen beoogt het kabinet een inhoudsvolle bijdrage te leveren aan de politieke
oordeelsvorming over de toekomst van de krijgsmacht en het daarmee samenhangende
niveau van defensiebestedingen. In het plan van aanpak (Kamerstuk 2008 31243 nr.6) heeft
het kabinet daarbij gekozen voor een interdepartementale en zo analytisch mogelijke aanpak
met een duidelijke externe betrokkenheid. Van een black box is dan ook geen sprake. Voor
eind 2009 worden geen resultaten of rapporten gepubliceerd.
Vraag 43
Voor welke operationele knelpunten zullen deze middelen worden ingezet gezien uw
melding dat voor het "opheffen operationele knelpunten" een extra bedrag van 50
miljoen voor 2009 is gereserveerd? Hoe krijgen kennis, innovatie en
ondernemerschap hierin vorm?
Vraag 88
Op welke maatregelen wordt gedoeld wanneer u aangeeft dat er ook sprake is van
acute maatregelen om het voortzettingsvermogen te kunnen garanderen?
Het extra bedrag van 50 miljoen wordt aangewend v oor de in de beleidsbrief Wereldwijd
Dienstbaar genoemde maatregelen ter verbetering van de operationele inzetbaarheid. Het
betreft onder andere extra investeringen op het gebied van Network Enabled Capabilities
(NEC), de versterking van de inlichtingenketen, de verbetering van de informatievoorziening,
de verbetering van de veiligheid en bescherming van uitgezonden personeel, CIMIC,
strategisch transport (deelneming aan het Navo C-17 initiatief) en de verbetering van het
voorzettingsvermogen van de Apache-helikopters door de vergroting van het functiebestand
van zowel vliegend als onderhoudspersoneel. Daarnaast wordt afgezien van het eerdere
Pagina 24/90
Ministerie van Defensie
voornemen vijf Apache-helikopters te verkopen. Bij de intensiveringen op het gebied van
NEC, inlichtingen en informatievoorziening zal gebruik worden gemaakt van de bij de
kennisinstituten aanwezige kennis en het innovatieve vermogen van de industrie. Innovatie is
nodig om producten te ontwikkelen die voldoen aan de door Defensie gestelde eisen.
Vraag 44
Voor welk wetenschappelijk onderzoek zal de 1 miljoen ( begroting ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ) worden ingezet?
De eerste tranche gelden voor het programma Nederland Ondernemend Innovatieland (NOI)
voor 2008, net een bedrag van 1 miljoen, wordt vi a de Maatschappelijke Innovatieagenda
Veiligheid besteed aan het interdepartementale project voor de bescherming van
brandweerpersoneel en de ontwikkeling van compacte brandblusmiddelen.
Vraag 45
Zal vóór het debat over de defensiebegroting in de Tweede Kamer duidelijkheid
worden geboden over de actuele spanningen die zich voordoen bij de Task Force
Uruzgan en die hebben geleid tot het op non-actief stellen van een peloton?
In de stand van zakenbrief over de Nederlandse bijdrage aan ISAF wordt u nader
geïnformeerd over het tijdelijk op non-actief stellen van een peloton in Uruzgan. Zoals u is
gemeld in de brief van 3 oktober 2008 ontvangt u de stand van zakenbrief uiterlijk 20 oktober
2008.
Vraag 46
Welke interdepartementale projecten zijn inmiddels in het kader van het
Innovatieprogramma Veiligheid geïnitieerd gezien het extra bedrag van 54 miljoen euro
ten behoeve van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Justitie en Defensie?
De uitwerking van de Maatschappelijke Innovatieagenda Veiligheid heeft plaats langs twee
sporen. Het eerste spoor betreft de uitwerking van projecten die mogelijk in 2008 nog geheel
of gedeeltelijk kunnen worden aanbesteed. Het gaat om projecten die kunnen worden
Pagina 25/90
Ministerie van Defensie
ondergebracht bij de hieronder genoemde thema's "Optreden in netwerken" en "Fysieke
bescherming". Tot dusver gaat het om de volgende drie interdepartementale projecten:
· I-bridge (verbetering van informatievoorziening) met een omvang van 1 miljoen;
· EDISON TD (vaststellen authenticiteit van identiteitsdocumenten met behulp van
diverse methodes);
· Bescherming brandweerpersoneel en ontwikkeling compacte brandblusmiddelen met
een omvang van 1 miljoen, zie ook vraag 44.
Bij het tweede spoor wordt de komende maanden aandacht besteed aan de verdere
uitwerking van de thema's in drie programmalijnen voor de komende vier jaar. Deze
programmalijnen zijn: opereren in netwerken, simulatie, training en opleiding, en fysieke
bescherming.
Vraag 47
Kan worden aangegeven hoeveel geld u in 2009 uittrekt als bijdrage op het gebied van
kennis en innovatie?
Het totale bedrag op de begroting van Defensie voor onderzoek en ontwikkeling is 68
miljoen. Dit bedrag is bestemd voor kennisopbouw bij TNO, NLR en MARIN en voor
technologieontwikkeling. Overigens kunnen materieelprojecten van Defensie in algemene zin
leiden tot innovatie bij de defensiegerelateerde industrie.
Vraag 48
Uit welke begroting(en) is het geld afkomstig dat wordt uitgegeven voor het
innovatieprogramma Veiligheid (ten behoeve van de ministeries van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en Defensie)?
De financiële middelen voor het innovatieprogramma Veiligheid zijn afkomstig uit "Pijler 2
gelden" die het kabinet in zijn beleidsprogramma heeft vrijgemaakt voor kennis en innovatie.
Deze middelen stonden gereserveerd op de aanvullende post Algemeen. Met de
goedkeuring van de Maatschappelijke Innovatieagenda Veiligheid is de eerste tranche van
het budget overgeheveld naar de departementale begrotingen.
Vraag 49
Pagina 26/90
Ministerie van Defensie
Hoe bent u precies van plan om reservisten en post-actieven meer in te zetten op het
gebied van 'Security Sector Reform' in fragiele staten als Burundi en de Democratische
Republiek Congo?
Bij de inrichting van de SSR-pool wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het
vraaggestuurde karakter van SSR-missies. Daarom beschikt Defensie over een bestand van
zestig deskundigen met uiteenlopende bestuurlijke en beleidsmatige kennis en ervaring naast
de overige uitzendbare defensiemedewerkers en reservisten (waaronder postactieve
militairen).
Defensie heeft al ervaring met de inzet van reservisten bij SSR-missies. Daartoe is bij het
Commando Landstrijdkrachten een pool van functioneel specialisten ondergebracht. Deze
pool bevat gekwalificeerde officieren voor SSR-missies. Zij worden op basis van vrijwilligheid
ingezet voor een kortdurende uitzending (gemiddeld twee maanden). De mogelijkheden om
hen langer uit te zenden worden nog onderzocht.
Vraag 50
Welke acties en concrete plannen zullen in 2009 en 2010 uitgewerkt worden, gezien uw
opmerking dat `vooral met de defensie industrie strategie Defensie en Economische
Zaken oog voor het belang van defensiegerelateerde bedrijven in ons land steunen'?
Zullen er financiële prikkels met name richting het Midden en KleinBedrijf (MKB)
worden opgezet?
Defensie zal de instrumenten die in de DIS zijn beschreven verder uitwerken. Het gaat hierbij
onder meer om de volgende punten:
· Het proces dat moet leiden tot Launching Customership zal worden verbeterd;
· Het overleg tussen de overheid en de industrie over mogelijkheden voor de
Nederlandse industrie bij verwervingstrajecten zal worden geïntensiveerd;
· De overheid zal, in overleg met de industrie, de mogelijkheid van het creëren van een
Navo-expertfunctie onderzoeken;
· Defensie zal samen met de ministeries van Binnenlandse Zaken, Justitie en
Economische Zaken de thema's van het innovatieprogramma Veiligheid verder
uitwerken in drie programmalijnen voor de komende vier jaar. Deze programmalijnen
Pagina 27/90
Ministerie van Defensie
zijn: opereren in netwerken, simulatie, training en opleiding, en fysieke bescherming.
Zie ook het antwoord op vraag 46.
Zowel in het kader van het innovatieprogramma Veiligheid als van het SBIR-instrument zal er
aandacht zijn voor het MKB.
Vraag 51
Hoeveel geld wordt in 2009 vanuit de Defensiebegroting uitgegeven voor de Defensie
Industrie Strategie (DIS) en (in het bijzonder) voor het 'launching customership'?
Voor de uitvoering van de DIS is geen apart budget gereserveerd. De kosten worden
ondergebracht bij de reguliere budgetten voor materieelprojecten en onderzoek en
ontwikkeling (R&D).
Vraag 52
Bestaat er een spanning tussen wenselijk milieubeleid en operationele eisen bij
Defensie? Hoe zal in 2009 met dat spanningsveld worden omgegaan?
Ja. Het omgaan met dit spanningsveld vereist maatwerk. Defensie volgt onder
vredesomstandigheden de vigerende wet- en regelgeving en het nationale milieubeleid.
Onder operationele omstandigheden is dit niet altijd mogelijk. Maatgevend zijn dan de
operationele eisen en de regelgeving van het desbetreffende land. Dit geldt bijvoorbeeld voor
militair materieel, dat in de eerste plaats aan operationele eisen moet voldoen. Het materieel
moet wereldwijd onder sterk wisselende omstandigheden op een voor het personeel veilige
wijze inzetbaar zijn. Binnen enkele maanden zal de nieuwe Defensie Duurzaamheidsnota
2009 worden vastgesteld waarin de verhouding tussen milieu en Defensie concreet is
uitgewerkt. Defensie zal in 2009 versterkt inzetten op energie- en waterbesparing, gebruik
van duurzame energie en de waarborging van de kwaliteit van milieuzorgsystemen.
Vraag 53
Zijn er voldoende oefen- en laagvlieggebieden in Nederland?
Nederland beschikt niet over voldoende oefen-, schiet- en laagvlieggebieden om alle
noodzakelijke opleidingen en trainingen in eigen land te kunnen uitvoeren. Doordat de
Pagina 28/90
Ministerie van Defensie
krijgsmacht de meeste laagvliegtrainingen, oefeningen boven compagniesniveau en
schietoefeningen voor grotere kalibers in het buitenland uitvoert, kan wel worden voorzien in
de volledige oefenbehoefte. De beperkte hoeveelheid oefen- en schietterreinen in Nederland
vormt daardoor op dit moment geen probleem, maar betekent voor het personeel wel veel
extra nachten van huis. De ligging en de omvang van de laagvliegmogelijkheden in
Nederland worden op dit moment geëvalueerd. Over de voortgang van deze evaluatie wordt
de Kamer naar verwachting eind 2008 nader geïnformeerd.
Vraag 54
Kunt u nader toelichten wat u bedoelt met "soms financiële winst"? Wanneer is dit wel
het geval, en wanneer niet en om welke bedragen gaat het hier?
Het milieubeleid van Defensie kent twee typen maatregelen. Er zijn maatregelen waarbij de
gedane investering zich niet in geld terugverdient, maar wel bijdraagt tot een verbetering van
de milieukwaliteit. Hierbij valt te denken aan het opruimen van oude bodemverontreiniging,
het inkopen van "groene" energie en het verbeteren van natuurwaarden op oefenterreinen.
Daarnaast zijn er maatregelen waarbij de investering zich tijdens de exploitatie binnen een
bepaalde tijd terug verdient, zoals de toepassing van energie- en waterbesparende
maatregelen.
Vraag 55
Hoe definieert u 'milieuwinst' en hoe bent u van plan dit te gaan meten dan wel
inzichtelijk te maken welke 'milieuwinst' er behaald is?
"Milieuwinst" is een verlaging van de belasting van het milieu en een verbetering van de
milieukwaliteit. Defensie meet haar milieubelasting al vanaf 1999 met behulp van een
computerondersteund systeem. Daarin is vastgelegd welke milieubelasting hoe, door wie en
wanneer moet worden gemeten en gerapporteerd. Ieder jaar wordt deze informatie
gepubliceerd in het Milieujaarverslag Defensie, dat sinds twee jaar is opgenomen in het
departementale jaarverslag. Deze verslagen zijn aan het parlement aangeboden.
Vraag 56
In hoeverre levert diversiteit een bijdrage aan integratie en op welke integratie en van
wat doelt u?
Pagina 29/90
Ministerie van Defensie
Bevordering van de instroom van allochtonen is een belangrijke doelstelling van het
diversiteitbeleid van Defensie. Als werkgever en overheidsinstelling heeft Defensie ook een
maatschappelijke verantwoordelijkheid om etnisch culturele minderheden een gelijke kans op
werk te bieden en te zorgen voor een veilige werkomgeving. Werken stimuleert de integratie
van deze groep in de samenleving. Defensie biedt vooral allochtone jongeren in de vorm
van werk en opleiding een perspectief dat eveneens actieve integratie in de samenleving
bevordert.
Vraag 57
Kan duidelijk gemaakt worden hoeveel militairen de dienst verlaten vanwege hun
`waardevolle en relevante werkervaring en dankzij goede, op de civiele markt
afgestemde opleidingen'? Wat is de gemiddelde verblijfsduur in de krijgsmacht na
afronding van genoemde relevante opleidingen en werkervaring?
Met de door u aangehaalde tekst wordt uiteengezet dat Defensie als moderne werkgever in
staat wil zijn militairen naar werk buiten de defensieorganisatie te begeleiden, ook als
onverhoopt geen vervolg kan worden gegeven aan een militaire loopbaan. Dit wordt onder
andere gefaciliteerd door de verworven competenties bij het functioneren als militair te
benoemen door opleidingen die binnen Defensie worden gevolgd (civiel) te certificeren. In
eerste instantie dienen ervaring en opleidingen om het functioneren als militair te
ondersteunen, maar beide elementen zijn ook van belang als een overgang naar werk buiten
Defensie moet worden gefaciliteerd.
Aangezien een militair gedurende zijn gehele carrière bij Defensie werkervaring opdoet en
opleidingen volgt, kan niet worden bepaald wat de gemiddelde verblijfsduur na de voltooiing
daarvan is.
Vraag 58
Moet, om van Defensie weer een meer aantrekkelijke werkgever te maken, niet vooral
de uitzenddruk worden verminderd? Betekent dit niet dat, bij voortgaande
betrokkenheid van Nederland bij gevaarvolle crisisbeheersingsoperaties, vooral het
personeelsbestand moet worden vergroot? Hoe zal Defensie de spiraal doorbreken dat
personeel vertrekt waardoor de uitzenddruk toeneemt waardoor nog meer personeel
Pagina 30/90
Ministerie van Defensie
vertrekt? Zijn hiervoor structurele oplossingen voorhanden en zijn die oplossingen
betaalbaar binnen het huidige budget?
De organisatie van Defensie is een resultante van de ambitie van de Nederlandse regering
op het gebied van veiligheid en de overige taken die aan Defensie zijn opgedragen. De
organisatie die daarvoor nodig is, is op dit moment niet volledig gevuld. Een volledig gevulde
organisatie is op langere termijn noodzakelijk om enerzijds de ambities structureel te kunnen
waarmaken en anderzijds de druk voor het personeel niet te hoog te laten oplopen. Als met
vergroting van het personeelsbestand wordt bedoeld het beter vullen van de organisatie klopt
de stelling. Nu al wordt de uitzendlast zo goed mogelijk over het beschikbare
personeelsbestand verdeeld, waarbij het individuele uitzendritme onverminderd het
uitgangspunt is. In de nadere uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud dat u 15
oktober jl. is gestuurd, worden diverse maatregelen genoemd die de spiraal van de
teruglopende vulling moeten doorbeken.
Vraag 59
Hoe beoordeelt de regering de kritiek van de vakbond VBM/NOV op het schrappen van
1500 personeelsfunctionarissen? Hoe verhoudt zich dat tot de inspanningen om
personeel te behouden voor Defensie?
Vraag 69
Hoe verhoudt zich het streven van een verhoging van het aantal loopbaanbegeleiders
tot het wegbezuinigen van personeelsfunctionarissen (inmiddels zouden er aldus
reeds 1200 zijn vertrokken en dat aantal zou nog moeten oplopen tot 1500)?
De door VBM/NOV veronderstelde relatie tussen de reductie van de desbetreffende 1.500
arbeidsplaatsen en de behoudproblematiek bestaat niet. De reductie van de arbeidsplaatsen
betreft een efficiencymaatregel door in hoofdzaak administratieve en specialistische taken in
het kader van het nieuwe P&O-dienstverleningsmodel te concentreren bij P&O-
dienstencentra en specifieke P&O-taken digitaal of door middel van selfservice af te
handelen. Doordat de werklast hiermee afneemt, kan ook de daarmee corresponderende
formatie navenant worden gereduceerd. Het betrokken personeel wordt opgenomen in het
herplaatsingstraject en komt in aanmerking voor de plaatsing op vacatures. De uitbreiding
Pagina 31/90
Ministerie van Defensie
van het aantal loopbaanbegeleiders staat los van de efficiencymaatregel in het personele
functiegebied.
Vraag 60
Waarvoor wordt de 50 miljoen euro t.b.v. het personeelsbeleid exact ingezet?
Vraag 63
Kunt u specificeren hoe de investering van 50 milj oen voor het personeel zal worden
aangewend? Welke concrete meetbare doelen beoogt deze extra investering?
Vraag 70
Hoe wordt de 50 miljoen extra aan werving precies besteed?
In de begroting is 50 miljoen vrijgemaakt om te i nvesteren in personeel. In 2009 is van dit
bedrag 30 miljoen gereserveerd voor maatregelen i n het kader van de uitvoering van
aanbevelingen van de commissie-Staal en 20 miljoe n voor diverse andere maatregelen op
personeelsgebied. Over de maatregelen in het kader van de commissie-Staal rapporteert
Defensie halfjaarlijks. In het algemeen overleg van 30 september 2008 is toegezegd dat in
oktober een kostenoverzicht naar de Kamer zal worden gestuurd.
De andere maatregelen op het personeelsgebied, die samen 20 miljoen kosten in 2009, zijn
zeer divers en komen voort uit reeds eerder gemelde initiatieven. Ongeveer 6 miljoen wordt
besteed aan het uitbreiden en verder professionaliseren van de
loopbaanbegeleidingorganisatie en het werken met persoonlijke ontwikkelingsplannen in het
kader van het Flexibel Personeelssysteem (FPS). Ongeveer 5 miljoen gaat naar vier
structurele maatregelen in het kader van het Actieplan Werving en behoud. Ongeveer 3
miljoen wordt besteed aan zorgvoorzieningen bij uitzendingen. Ongeveer 2 miljoen is nodig
om een voorgenomen reductie bij het Dienstencentrum Personeelsvoorziening teniet te doen.
Ook ongeveer 2 miljoen wordt geïnvesteerd in de u itbreiding van opleidingscapaciteit om
diverse facetten zoals gender, diversiteit, gedragsregels, medezeggenschap en
arbeidsomstandigheden in opleidingsprogramma's te verwerken. Daarnaast resteren relatief
kleine uitgaven op diverse terreinen in het personele veld.
Vraag 61
Pagina 32/90
Ministerie van Defensie
Waar ligt de ondergrens van het uitvoeren van de huidige missie in Afghanistan
aangezien er op dit moment meer dan 7000 vacatures zijn? Kan de krijgsmacht deze
taken uitvoeren tot augustus 2010?
De krijgsmacht is in staat de opgedragen taken in Afghanistan tot augustus 2010 uit te
voeren. De hiervoor benodigde eenheden zijn al aangewezen.
Vraag 62
Is het reëel om nog vóór 2012 een volledige vulling te verwachten? Zo ja, op welke
wijze? Zo neen, hoe denkt u de gestelde operationele doelen ( niet de ambities ) uit te
blijven voeren?
Het streven blijft gericht op een volledige vulling. Zoals gesteld in het Actieplan Werving en
Behoud en de nadere uitwerking die u 15 oktober jl. heeft ontvangen stelt Defensie alles in
het werk om de vulling te verbeteren. Daarbij blijven echter ook externe factoren een rol
spelen, waaronder de krapte op de arbeidsmarkt. Ook zullen enkele maatregelen in het kader
van behoud vermoedelijk pas op langere termijn effect sorteren. De ondervulling in het
algemeen en de schaarste in bepaalde categorieën stellen Defensie met enige regelmaat
voor forse uitdagingen. Met maatwerk kan in veel gevallen de haalbaarheid van de
operationele doelen worden gegarandeerd. Als het niet anders kan moeten tijdelijke
beperkingen van capaciteiten worden geaccepteerd.
Vraag 63
Zie het antwoord op vraag 60.
Vraag 64
Wanneer kan de Kamer een update van het actieplan Gender en het actieplan Gender
Force verwachten? Wat is dat stand van zaken met betrekking tot de naleving van
Resolutie 1325 van de Veiligheidsraad Verenigde Naties ? Op welke wijze zal zowel het
actieplan Gender, Gender Force als ook de naleving van Resolutie 1325 van de
Veiligheidsraad Verenigde Naties worden meegenomen in het actieplan Werving en
Behoud?
Pagina 33/90
Ministerie van Defensie
Het Project Genderforce, een tijdelijk ESF gesubsidieerd project, is per 31 december 2007
voltooid. Het actieplan gender is onderdeel geworden van het gender- en diversiteitsbeleid,
waarbij de doelstellingen zijn gehandhaafd. De initiatieven in het kader van het
diversiteitsbeleid, waaronder die voor gender, worden op dit moment integraal voorbereid,
geïnventariseerd en bezien. Nog dit jaar ontvangt de Kamer het actieplan diversiteit. Ook het
nationaal actieplan 1325 dat is opgesteld om VN-resolutie 1325 uit te voeren, maakt deel uit
van het actieplan Diversiteit.
Vraag 65
Kan duidelijker aangegeven worden hoe in de praktijk de toenemende werkdruk als
gevolg van meer uit- dan instroom zich manifesteert, en welke aantallen militairen in
relatie tot de toenemende werkdruk, aangeven de dienst te willen verlaten?
Onderkend wordt dat de personeelstekorten leiden tot een grotere werkdruk voor het
personeel. Werkdruk komt naar voren als relevante factor in werkbelevingsonderzoeken en
de rapporten van de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht (IGK). Een direct verband tussen
werkdruk en dienstverlaten is echter niet te leggen. Uit onderzoeken naar vertrekredenen van
personeel komt de werkdruk niet als relevante factor naar voren.
Vraag 66
Hoe wordt invulling gegeven aan het loopbaanperspectief en een stabiele
werkomgeving met de huidige hoge uitzenddruk?
Vraag 67
Kan verondersteld worden dat door de uitbreiding van het aantal
`loopbaanbegeleiders, om rekening te houden met de wensen van het personeel, (...)
en het personeel in staat te stellen zelf de loopbaan te beïnvloeden', het behoud van
personeel word bevorderd in aantal jaren dat militairen na hun opleidingen door de
inzet van deze loopbaanbegeleiders langer in dienst blijven?
Ik verwijs u hiervoor verder naar diverse kamerbrieven over het Flexibel Personeelssysteem
(FPS) en de nadere uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud dat u 15 oktober jl. is
gestuurd.
Pagina 34/90
Ministerie van Defensie
Vraag 68
Kan worden aangegeven hoe de omvang van het personeelsbestand bij Defensie
(totaal) zich in de afgelopen tien jaar (incl. 2008) heeft verhouden tot een volledige
vulling? Wat is een reële schatting van de kosten die moeten worden gemaakt om bij
de voortgaande inzet van Nederlandse militairen in Afghanistan en/of elders en bij de
huidige situatie op de arbeidsmarkt toch weer een volledige vulling te krijgen?
Met het Defensie migratieplan is in februari 2005 gestart met het plannen en begroten van de
formatieve omvang van de defensieorganisatie. Daarvoor werd er alleen gepland en begroot
op basis van de personele omvang, de zogenaamde begrotingssterkte. Deze
begrotingssterkte hield geen verband met de omvang van de formatie en bovendien werd de
formatieve omvang niet op één manier geregistreerd. Dit maakt het onmogelijk de vulling voor
de periode tot en met 2005 te geven. In onderstaande tabel is de vulling voor de periode
2006-2008 opgenomen (meetmoment januari).
2006 2007 2008
Vullingspercentage 93,3% 97,3% 93,2%
Omdat in 2006 de migratie naar een defensieorganisatie die betaalbaar en volledig gevuld
zou moeten worden (O=P=F) nog in volle gang was, valt het vullingspercentage laag uit. In
2007 is de migratie grotendeels voltooid en daarmee was ook het vullingspercentage sterk
toegenomen. Sindsdien is de organisatie slechts in geringe mate aangepast terwijl de
personele sterkte door het negatieve saldo van in- en uitstroom is afgenomen. Dit resulteert
in een lager vullingspercentage. Tot op heden is er nog steeds sprake van een afnemende
sterke. Het vullingspercentage in september 2008 bedroeg 92,3 procent.
De brief over de voortgang van het Actieplan Werving en Behoud van 15 oktober jl. gaat
nader in op belangrijke factoren voor de werving en het behoud van personeel en de extra
financiële inspanningen voor de uitvoering van het actieplan. In het actieplan van 4 april 2008
is gesteld dat de vulling van de defensieorganisatie nauw samenhangt met externe factoren,
zoals de situatie op de arbeidsmarkt en de toestand van de economie. Daarnaast zijn niet
altijd kosten verbonden aan de instrumenten om tot een betere vulling te komen.
Pagina 35/90
Ministerie van Defensie
Vraag 69
Zie het antwoord op vraag 59.
Vraag 70
Zie het antwoord op vraag 60.
Vraag 71
Waarom wordt pas in 2009 "een versterkt reservistenbeleid meegenomen" en niet al in
de komende nota Werving en Behoud?
In de nadere uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud dat u 15 oktober jl. is gestuurd,
wordt geschetst welke richting Defensie op wil gaan met het reservistenbeleid. Deze richting
zal nog in 2008 verder worden uitgewerkt in een nieuwe Reservistennota.
Vraag 72
Hoeveel leerlingen volgen op dit moment het oriëntatiejaar " Vrede en Veiligheid"?
Hoeveel leerlingen in MBO-3 volgen de nieuwe opleiding? Hoeveel aspirant-militairen
zijn er op dit moment?
Het totale aantal leerlingen dat momenteel de diverse voorschakeltrajecten volgt, bedraagt
ongeveer 2.200. Hiervan volgen ongeveer 1.500 leerlingen de opleiding Vrede & Veiligheid
op niveau 1 en 2, en ongeveer 150 leerlingen Vrede & Veiligheid op niveau 3 (MBO-3).
Daarnaast volgen ongeveer 300 leerlingen het Oriëntatiejaar en ongeveer 250 leerlingen
overige, veelal technische voorschakeltrajecten.
Vraag 73
Kan aangegeven worden waaruit de genoemde `bindingsinstrumenten' precies bestaan
en hoe hoog de `bindingspremies' zijn en hoeveel militairen vanwege een
`bindingspremie' besloten hebben de dienst niet te verlaten? Wat is er van af het
invoeren van `bindingspremies' aan premies uitbetaald en in welke vorm?
Behalve de bindingspremies bestaat er een aantal andere instrumenten met een bindend
karakter. Voorbeelden zijn de toekenning van een toelage aan excellent functionerende
defensiemedewerkers die de hoogste trede in hun salarisschaal hebben bereikt en specifieke
Pagina 36/90
Ministerie van Defensie
toelages voor medewerkers met een specifieke competentie. Tevens wordt met behulp van
niet-financiële maatregelen, zoals loopbaanplanning, getracht het personeel voor Defensie te
behouden.
Het besluit van een medewerker om Defensie te verlaten is, zo blijkt uit de exitinterviews,
gebaseerd op een combinatie van factoren. Een financiële afweging is één van die factoren.
De bindingspremie wordt ingezet waar tekorten aan personeel bestaan en waar tevens wordt
geconstateerd dat er op de arbeidsmarkt een hoger salaris wordt betaald. De stellige
overtuiging bestaat dat de bindingspremie bijdraagt tot het behoud van personeel. Dit is
echter lastig te kwantificeren.
Het bedrag aan uitgaven voor bindingspremies bedroeg 3,9 miljoen in 2005, 3,2 miljoen
in 2006 en 2,6 miljoen in 2007. Tot en met 2007 b estond de mogelijkheid van uitwisseling
van de budgetten voor binding en voor differentiatie in beloning (onder andere
functioneringsgratificaties en functioneringstoelagen). Het totaal aan uitgaven voor deze
beide categorieën bedroeg 36,0 miljoen in 2005,
34,4 miljoen in 2006 en 33,5 miljoen in
2007. Dit komt overeen met ongeveer 1 procent van de loonsom voor al het actief dienende
militaire en burgerpersoneel.
Doordat bindingspremies veelal aan het einde van de afgesproken bindingsperiode worden
uitbetaald, is er sprake van een tijdverschil tussen het moment van toekenning en het
financiële beslag. De hierboven geschetste daling van de uitgaven is geen gevolg van de
recente vullingsproblemen, maar van de periode dat Defensie midden in een traject van
reducties zat. De huidige vullingsproblemen leiden nu tot nieuwe toekenningen die in latere
jaren tot meer uitgaven zullen leiden.
In het kader van het de arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2007-2009 zijn de mogelijkheden
voor de toekenning van bindingspremies door de defensieonderdelen verruimd en is het
budget voor differentiatie in beloning verlaagd naar 0,4 procent van de loonsom. In dat kader
is de mogelijkheid de budgetten voor binding en voor differentiatie in beloning uit te wisselen
per 1 januari 2008 beëindigd.
Vraag 74
Pagina 37/90
Ministerie van Defensie
Zijn er al ervaringen met het verbeteren van het wervings- en selectieproces om de
uitval van de huidige 45% naar 40% in 2010 terug te brengen? Kan aangegeven worden
op grond van de huidige ervaring waarom, zonder concessies te doen aan de
aanname-eisen, met de geformuleerde maatregelen resultaten geboekt worden?
In de nadere uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud dat u 15 oktober jl. is gestuurd,
valt te lezen dat diverse verbetermaatregelen in gang zijn gezet. Op dit moment is het nog te
vroeg om al over concrete resultaten te spreken.
Vraag 75
Kunt u garanderen dat binnen de ambitie om het opleidingsverloop terug te dringen
van gemiddeld 35 procent in 2007 naar 30 en 25 procent in respectievelijk 2010 en 2013
de kwaliteit van de opleiding op hetzelfde niveau blijft als in 2007?
Ja. De kwaliteit van de opleiding is gerelateerd aan de eisen voor operationele inzet. Aan de
beoogde kwaliteit wordt niet getornd. De voorgestelde maatregelen om het opleidingsverloop
terug te dringen zijn onder andere in lijn met het rapport Take it or leave, dat ingaat op
redenen van uitval tijdens de opleiding en u onlangs is aangeboden. Daarnaast staan in de
nadere uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud dat u 15 oktober jl. is gestuurd ook
andere initiatieven die zijn genomen.
Vraag 76
Is het reëel te streven naar 30 % instroom van vrouwelijk burgerpersoneel? Zo ja, op
welke wijze werkt u hieraan?
Ja. In 2008 is de instroom van vrouwelijk burgerpersoneel 38 procent. De instroom is licht
toegenomen sinds december en daarmee terug op het niveau van geheel 2007. Hoewel het
streefcijfer al enige jaren wordt bereikt, blijven maatregelen noodzakelijk om de instroom op
peil te houden. Zo is er bewust voor gekozen om de Defensie trainee pool voornamelijk met
vrouwen te vullen.
Vraag 77
Pagina 38/90
Ministerie van Defensie
Is het reëel bij militair personeel streefcijfers te hanteren die uiteenlopen van 15 % voor
het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) tot 30 % bij het Commando Koninklijke
Marechaussee (CKMar)? Zo ja, hoe gaat dit de komende jaren vorm krijgen?
De aantallen vrouwen verschillen per defensieonderdeel en de streefcijfers komen tegemoet
aan de reële mogelijkheden. Zo werken bij het Commando Dienstencentra en de
Bestuursstaf relatief hoge aantallen vrouwen. Het Commando Landstrijdkrachten en het
Commando Zeestrijdkrachten hebben de minste vrouwen in dienst. Juist deze onderdelen
besteden extra aandacht aan de werving van vrouwen. Zo zijn er speciale vrouwenvaardagen
en survivalweekenden. De aandacht voor het behalen van de streefcijfers blijft ook komende
jaren onverminderd hoog. Initiatieven speciaal gericht op voor vrouwen worden onafgebroken
verder ontwikkeld.
Vraag 78
Hoeveel vrouwen volgen momenteel de opleiding aan het KIM, aan te geven per
leerjaar?
Vraag 79
Hoeveel vrouwen volgen momenteel de opleiding aan de KMA, aan te geven per
leerjaar ( zowel tweejarige als vierjarige opleiding )?
De inrichting van de opleiding aan het KIM en de KMA maakt het niet goed mogelijk van
leerjaren te spreken. Wel kan worden weergegeven hoeveel vrouwen per
opkomstjaar momenteel in opleiding zijn:
Jaar KIM KMA (tweejarig) KMA (vierjarig)
2003 3 0 1
2004 5 0 4
2005 8 4 8
2006 11 3 6
2007 12 13 14
2008 22 24 25
Totaal 61 44 58
Pagina 39/90
Ministerie van Defensie
Vraag 80
Hoeveel vrouwen volgen momenteel de opleiding aan de Koninklijke Militaire School
(KMS), aan te geven per leerjaar?
Hieronder treft u een overzicht van het aantal vrouwen dat de opleiding aan de KMS volgt
vanaf 2005:
2005: 1
2006: 14 (verdeeld over vier lichtingen)
2007: 32 (verdeeld over vier lichtingen)
2008: 47 (Actuele stand na drie lichtingen)
Vraag 81
Hoeveel vrouwen volgen momenteel de Hogere Defensie Vorming (HDV)?
In tegenstelling tot voorgaande jaren volgen momenteel geen vrouwen de Hogere Defensie
Vorming (HDV).
Vraag 82
Wat doet u om de instroom van etnisch culturele minderheden te stimuleren?
In de brief gender- en diversiteitsbeleid van 14 december 2007 (Kamerstuk 31200 X nr.78)
heb ik u hierover geïnformeerd. Zoals toegezegd kunt u nog dit jaar het actieplan diversiteit
tegemoet zien dat ook op dit onderwerp zal ingaan.
Vraag 83
Hoeveel militairen vanuit etnisch culturele minderheden zijn momenteel werkzaam in
de Krijgsmacht? Hoeveel waren dat er in de jaren 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en
2008?
Vraag 84
Hoeveel burgers van etnisch culturele minderheden zijn momenteel werkzaam bij
Defensie? Hoeveel waren dat er in de jaren 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007, 2008?
Pagina 40/90
Ministerie van Defensie
Na de beëindiging van de verplichte rapportage in het kader van de Wet Stimulering
Arbeidsdeelname Minderheden (SAMEN) na 2003 is de betrouwbare registratie van etnisch
culturele herkomst - vanwege het vrijwillige karakter - niet meer gegarandeerd. Daardoor zijn
vanaf 2004 tot op heden geen actuele gegevens beschikbaar.
Hieronder treft u het aandeel etnisch culturele minderheden bij militair en burgerpersoneel in
2002 en 2003.
2002 2003
Militair personeel 7,3% 7,6%
Burgerpersoneel 6,6% 6,7%
Gezien de doelstellingen van het diversiteitbeleid acht Defensie het van belang inzicht te
hebben in getalsmatige sterkte van etnisch culturele minderheden. Dit zal op een andere
manier gebeuren dan volgens de registratiemethode van de Wet SAMEN. Defensie zal op
grond van verschillende bronnen periodiek de samenstelling van het personeelbestand en de
effecten van het diversiteitbeleid bepalen.
Vraag 85
In welke salarisschalen worden vrouwen, nu en in de toekomst, het meest geworven
om te voldoen aan de 30 procent van instroom van vrouwelijk burgerpersoneel?
Vraag 86
In welke salarisschalen worden allochtonen, nu en in de toekomst, het meest
geworven om te voldoen aan het "allochtonen-percentage" van de beroepsbevolking
van instroom van allochtoon personeel?
Defensie streeft naar een representatieve vertegenwoordiging van vrouwen en etnisch
culturele minderheden op alle niveaus in de organisatie. Het diversiteitbeleid Defensie omvat
daarom diverse maatregelen gericht op de instroom en doorstroom van vrouwen en etnisch
culturele minderheden op verschillende niveaus.
Vraag 87
Pagina 41/90
Ministerie van Defensie
Naar welke middelen verwijst u wanneer u aangeeft dat "er ook meer verschillende
middelen nodig zijn om een missie uit te voeren?"
Voor de uitvoering van missies zijn meer middelen nodig van de verschillende operationele
commando's. Een voorbeeld hiervan is het aanhoudende grote beroep dat tijdens de
operaties in Irak en Afghanistan is gedaan op de transport- en gevechtshelikopters van de
krijgsmacht. Door deze ontwikkelingen worden hogere eisen gesteld aan de interoperabiliteit
van middelen en is de gegarandeerde inzetbaarheid van personeel en materieel essentieel.
Vraag 88
Zie het antwoord op vraag 43.
Vraag 89
Op welke "verwachte toekomstige operaties" wordt hier gedoeld?
Met "verwachte toekomstige operaties" worden geen specifieke operaties bedoeld.
Vraag 90
Kan met het bedrag van 80 miljoen tegemoet gekomen worden aan alle
gereedstellingsproblemen bij het Commando Landstrijdkrachten (CLAS)? Kan er door
de eenheden die niet aangewezen zijn voor uitzending naar Uruzgan geoefend worden
op een hoger niveau dan dat van peloton? Zullen er geen bezuinigingen meer
plaatsvinden op grote oefeningen?
Met het bedrag van 80 miljoen kunnen de financiël e knelpunten op dit moment worden
opgelost. Echter, de oplossingen voor enkele knelpunten zijn niet alleen afhankelijk van
voldoende financiële middelen, maar hangen ook samen met de personele tekorten, de
snelle rotatie van eenheden voor inzet en de verwerving van materieel. Wel kunnen alle
eenheden weer worden opgeleid tot boven het pelotonsniveau en zijn er niet langer financiële
beperkingen voor grote oefeningen.
Vraag 91
Op welke wijze wordt de 15,1 miljoen euro ten behoeve van het versterken van de
inlichtingenketen besteed?
Pagina 42/90
Ministerie van Defensie
Vraag 92
Op welke wijze worden extra middelen ten behoeve van de inlichtingenketen ingezet
komend jaar voor de missie in Afghanistan, uit de 15,1 miljoen voor 2009?
Vraag 93
Hoeveel van de 15,1 miljoen voor de inlichtingenke ten is extra geld (ten opzichte van
voorgaande jaren) ter versterking ervan?
Mede op basis van de bevindingen van de commissie-Dessens is besloten tot een
versterking van de inlichtingenketen van Defensie. Deze versterking bestaat uit het
versterken van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), de oprichting en
versterking van de Defensiebrede Operationele Inlichtingencapaciteit (DOIC) en de oprichting
en uitbreiding van een eigen inlichtingenfunctionaliteit bij de Directie Operaties van
Defensiestaf. In 2008 is voor de versterking van de inlichtingenketen 9,9 miljoen
gereserveerd, in 2009 15,1 miljoen. Deze uitbreid ingen zijn generiek en structureel van
aard en komen mede ten goede van de missie in Afghanistan.
Vraag 94
Kan de Kamer over het traject tot oprichting van een permanent hoofdkwartier nader
geïnformeerd worden?
Vraag 95
Waarom is de oprichting van het permanent hoofdkwartier vertraagd? Welke gevolgen
heeft dit voor de lopende missie? Is het niet van belang meer urgentie in te zetten voor
het opzetten van het permanent hoofdkwartier in plaats van 2011 pas tot uitvoering te
komen? Welke belemmeringen liggen hier?
In de brief Wereldwijd Dienstbaar van september 2007 is gesteld dat een permanent
gezamenlijk hoofdkwartier naar verwachting vanaf 2010 operationeel zal zijn. Om dit te
verwezenlijken is een projectgroep ingesteld die bezig is met een studie naar de taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen het kader van de integrale planning van
operaties en de aansturing van de voorbereiding en uitvoering daarvan. Deze studie moet
uitmonden in een model dat via een reorganisatietraject gestalte krijgt in het permanente
Pagina 43/90
Ministerie van Defensie
gezamenlijke hoofdkwartier. Ook tijdens de uitvoeringsfase zullen de doeltreffende aansturing
en beheersing van lopende operaties gewaarborgd blijven. Er is geen sprake van vertraging.
De oprichting van een gezamenlijk hoofdkwartier vergt grondige studie, weloverwogen
besluitvorming en gedegen uitvoering en oprichting vanaf 2010 is daarom een realistische
doelstelling.
Vraag 96
Hoeveel geld wordt er geïnvesteerd om Bushmasters aan te schaffen en hoe worden
de huidige Bushmasters ingezet in Afghanistan (hoeveel per peloton)?
Met de brief van 10 juni 2008 (Kamerstuk 27925, nr. 313) is de Kamer over de recente
verwerving van dertien extra Bushmasters geïnformeerd. In deze brief is tevens het
totaaloverzicht van verworven Bushmasters gegeven. Met de dertien extra Bushmasters is
een bedrag van 14,5 miljoen gemoeid. Met de eerde re aanschaf van in totaal 35
Bushmasters was in totaal een bedrag van 33,5 miljoen gemoei d.
De Bushmaster biedt verhoudingsgewijs de beste personele bescherming tegen Improvised
Explosive Devices (IED). Vanwege de typische kenmerken van de Bushmaster worden
echter ook andere voertuigtypen bij operaties ingezet. Afhankelijk van de opdracht en de
omstandigheden waarin deze wordt uitgevoerd, bepaalt de commandant ter plaatse welke
voertuigen noodzakelijk zijn. Er wordt vrijwel altijd opgetreden met een combinatie van
voertuigen.
Vraag 97
Hoeveel VTE zijn op dit moment werkzaam op de CIMIC-eenheid? Met hoeveel VTE zal
deze capaciteit in 2009 worden uitgebreid? Welke opvang heeft de "gewenst sterkte"?
De CIMIC-eenheid zal eind 2008 uit negentien VTE bestaan. In 2009 wordt de eenheid met
acht functies uitgebreid. De gewenste sterkte van 45 VTE zal naar verwachting in 2011
worden bereikt. Naast deze 45 permanente functieplaatsen zijn er 480 niet-permanent
gevulde functieplaatsen voor reservisten met een specifieke deskundigheid. Hiervoor zijn op
dit moment al 170 reservisten geïdentificeerd.
Vraag 98
Pagina 44/90
Ministerie van Defensie
Hoeveel van het bedrag van 20 miljoen euro dat is gereserveerd voor de verbetering
van de informatievoorziening in 2009 is extra geld, bovenop de uitgaven in 2008?
De reservering van 20 miljoen voor de verbetering van de informatievoorziening in 2009
maakt deel uit van de 120 miljoen die wordt genoe md in de brief 'Toelichting SPEER-
briefing' van 7 november 2007 (Kamerstuk 31 200 X nr. 40).
Vraag 99
Kunt u aangeven hoe omgegaan wordt met de schade die veroorzaakt is bij het
ongeval in de Bommelerwaard met een Apache? Betaalt Defensie de kosten? Zo ja,
waarom doet het ministerie van Financiën dit niet? Kan de beschadigde Apache
gerepareerd worden?
De afhandeling van de schade in verband met het ongeval in de Bommelerwaard is vanwege
het grote aantal schademeldingen belegd bij de Dienst Regelingen van het ministerie van
Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), conform het besluit van de ministerraad van 21
december 2007. Hiertoe is bij het ministerie van LNV een loket ingericht waar gedupeerden
hun schade kunnen melden. De schades worden afgehandeld volgens een vast stramien.
Een projectgroep Stroomstoring, onder voorzitterschap van Defensie en met de Dienst
Regelingen, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de
Landsadvocaat, houdt toezicht daarop. De Tweede Kamer zal bij Najaarsnota 2008 worden
geïnformeerd over de budgettaire afhandeling voor 2008. Bij Voorjaarsnota 2009 wordt
besloten over de budgettaire afhandeling voor dat jaar en verder. De beschadigde Apache
kan worden gerepareerd met assistentie door de industrie in het kader van de bestaande
ondersteuningscontracten met Boeing en de Amerikaanse landmacht.
Vraag 100
Hoe kunt u garanderen dat de aanschaf van de F-35 Joint Strike Fighter een groter
financieel volume aan orders voor Nederlandse bedrijven zal opleveren?
Het JSF-programma is een Amerikaans participatieprogramma waarbij andere landen,
waaronder Nederland, deelnemen aan de ontwikkeling van het toestel. Anders dan bij
compensatie worden in dit participatieprogramma geen garanties gegeven over de te behalen
orders voor de industrie. Wel zijn er ten aanzien van het JSF-programma schattingen
Pagina 45/90
Ministerie van Defensie
gemaakt die inmiddels in Industrial Participation Plans (IP-plannen) zijn onderbouwd. De IP-
plannen maken deel uit van met de betrokken Amerikaanse hoofdaannemers
overeengekomen Letters of Intent. De Letter of Intent met Lockheed Martin is de Kamer op
10 oktober 2006 vertrouwelijk ter inzage gegeven (Kamerstuk 26 488, nr. 48). Of de
prognoses uitkomen, hangt mede af van de Nederlandse industrie die op basis van `best
value' moet blijven leveren. De verwachtingen ten aanzien van de productieomzet zijn
onverminderd positief en komen overeen met de verwachtingen uit 2002.
Vraag 101
Was de eenmalige investering van 130 miljoen voor het C-17 initiatief van de NAVO
eerder lager ingeschat, omdat meer landen deel zouden nemen? Wat is de reden dat
andere landen zijn afgehaakt? Waarom neemt Nederland nog wel deel aan dit project?
Wat zijn de criteria om deel te nemen? Waar komt de 130 miljoen eenmalige
investering vandaan?
In de eerste fase van het C-17-initiatief werd uitgegaan van een leaseconstructie zonder
investeringen vooraf. Omdat deze constructie uiteindelijk niet haalbaar bleek, is de optie
uitgewerkt waarin de deelnemende landen eigenaar worden van de toestellen. Het
investeringsbedrag kwam voor Nederland uit op ongeveer 130 miljoen. Door het uitstappen
van Letland, het uitstel van het besluit in Italië en de vermoedelijke terugtreding van Tsjechië,
zijn er bezuinigingen gezocht en gevonden op de investeringen en op de exploitatie. Hierdoor
blijft het initiële investeringsbedrag 130 miljoe n en de jaarlijkse exploitatie 15 miljoen. Het
terugtreden van landen of de vertraging bij de toetreding, houdt verband met financiële en
politieke afwegingen. De missies waaraan Nederland - al dan niet in Navo-verband
deelneemt, zijn veelal expeditionaire operaties op grote afstand van Nederland. Hiervoor
heeft de krijgsmacht behoefte aan gegarandeerde beschikbaarheid van strategisch,
buitenprofiel luchttransport. Het Navo C-17-initiatief dekt enerzijds voor Nederland een groot
deel van deze behoefte af. Anderzijds betekent deelneming een relevante bijdrage aan een
bondgenootschappelijk initiatief. De benodigde investering komt voor 60 miljoen ten laste
van Buitenlandse Zaken en voor 70 miljoen ten las te van Defensie.
Vraag 102
Hoe is de bekostiging van het strategisch luchttransport over de jaarschijven
opgebouwd?
Pagina 46/90
Ministerie van Defensie
De bekostiging van het strategische luchttransport in het kader van het C-17-project is
conform het Memorandum of Understanding als volgt verdeeld over de jaarschijven
(bedragen x miljoen exclusief exploitatiekosten) :
Begroting Bedrag
2008 84
2009 22
2010 18
2011 6
De volledige strategische transportbehoefte van de krijgsmacht wordt zo veel mogelijk
centraal gecoördineerd. DVVO voorziet zo doelmatig mogelijk in de behoefte met eigen
defensiecapaciteit, civiele inhuur, capaciteit van internationale partners via het Movement
Coordination Centre Europe (MCCE), of capaciteit via een afroepcontract van de Strategic
Airlift Interim Solution (SALIS). Beschikbaarheid is hierbij het sleutelwoord. Vanwege de
diversiteit van de gebruikte luchttransportmiddelen en omdat de gebruikmaking van
luchttransport van internationale partners niet in geld is uit te drukken, kost het enige tijd om
deze kosten inzichtelijk te maken. Voor de behandeling van de defensiebegroting 2009 zullen
wij hierop terugkomen, mede in het licht van de toezegging tijdens het algemeen overleg over
de Navo van 6 oktober jl.
Vraag 103
Zullen de exploitatiekosten van de deelname aan het C-17 initiatief vanuit HGIS
gefinancierd worden?
Ja, althans voor de uren die voor crisisbeheersingsoperaties worden gevlogen.
Vraag 104
Wanneer wordt het besluit genomen voor de locatie van het Europees luchttransport
commando EATC en kan de Kamer over de uitkomsten hiervan nader geïnformeerd
worden?
Pagina 47/90
Ministerie van Defensie
Er is nog geen overeenstemming tussen de deelnemende landen over de locatie van het
Europese luchttransportcommando EATC. Zodra een besluit is genomen, zal de Kamer
worden geïnformeerd.
Vraag 105
Welke effecten hadden bereikt moeten worden met het kwaliteitsprogramma
bedrijfsvoering en welke effecten waren ten doel gesteld? Welke personele en
financiële gevolgen heeft dit? Welke concrete maatregelen met welk tijdpad worden nu
genomen?
De doelstelling van het kwaliteitsprogramma is de bedrijfsvoering, in het bijzonder het
financiële en materieelbeheer, weer op orde te brengen. Hiertoe zijn meerjarige
verbeteringsplannen opgesteld die doorlopen tot 2013. Het kwaliteitsprogramma moet binnen
de bestaande organisatie worden uitgevoerd. Naar aanleiding van het bezwaaronderzoek
van de Algemene Rekenkamer `Sturing en Beheersing' zijn de doelstellingen van het
kwaliteitsprogramma ondergebracht in het plan van aanpak "Beter Verbeteren". In dit plan
van aanpak zijn vier onderwerpen benoemd en in aparte plannen van aanpak verder
uitgewerkt. Het betreft de ontwikkeling en de invoering van een gedegen
verbeteringssystematiek (gereed in maart 2009), het op orde brengen van het financiële
beheer (waarvan de eerste resultaten zichtbaar zijn in maart 2009), het op orde brengen van
het materieelbeheer (met in maart 2009 een overkoepelend plan van aanpak gereed en de
eerste verbeteringen zichtbaar in maart 2010) en het wegnemen van tekortkomingen in de
administratieve discipline en in opleidingen en regelgeving.
Vraag 106
Hoe staat het met de uitrol van het verbeterplan om bij het jaarverslag 2008 weer
goedkeuring van de Algemene Rekenkamer (ARK) te krijgen?
De uitrol van het verbeterplan verloopt volgens planning. Deze planning voorziet in voldoende
zichtbare verbeteringen in het beheer in 2008, zodat de Algemene Rekenkamer over 2008
geen bezwaar zal maken. Ook voorziet de planning erin de komende jaren te werken aan het
structureel op orde brengen van het beheer.
Vraag 107
Pagina 48/90
Ministerie van Defensie
Op welke wijze zullen medewerkers, maar ook medezeggenschapsraden worden
betrokken wanneer u aangeeft dat "de oplossingen zullen worden gevonden in
structuur, procedures, en regelgeving, cultuur, communicatie en educatie"?
Deze oplossingen zullen worden gevonden door de medewerkers te betrekken bij de
analysesessies en door de resultaten te delen. In de analysesessies worden de oorzaken van
de problemen in het beheer geanalyseerd en worden gepaste maatregelen bepaald. De
medezeggenschapsraden worden, in overeenstemming met de geldende regels, betrokken
wanneer de structuren worden aangepast.
Vraag 108
Zijn er concreet meetbare doelen geformuleerd in de verbeteringsplannen voor het
financieel beheer binnen de diverse defensieonderdelen voor 2009? Zo ja, welke? Zo
neen, waarom niet? Welke bevoegdheden krijgt de `projectgeneraal`?
Ja, er zijn concreet meetbare doelen per defensieonderdeel geformuleerd. In overleg met de
Algemene Rekenkamer is een toetsingskader ontwikkeld om de effecten van de uitgewerkte
verbetermaatregelen te kunnen meten.
De doelen zijn onder meer het verbeteren van:
· De kwaliteit van de directe doorbelastingen van de dienstverlening door de baten-
lastendiensten;
· De kwaliteit van het betalingsproces;
· De kwaliteit van de beperkte verificatie van facturen kleiner dan 1.250;
· De kwaliteit van de Europese aanbesteding;
· De kwalitatieve vulling van de organisatie;
De projectgeneraal heeft de dagelijkse leiding over het project. De stuurgroep adviseert de
ambtelijke en de politieke leiding van het departement bij de besluitvorming.
Vraag 109
Hoeveel `project generaals' telt Defensie op dit moment?
Voor diverse projecten bij Defensie zijn generaals als verantwoordelijke aangewezen.
Doorgaans gaat het om projecten naast hun reguliere functie. Voorbeelden zijn de
Pagina 49/90
Ministerie van Defensie
projectgeneraal Bezwaaronderzoek (Verbetering Bedrijfsvoering Defensie) en de
projectgeneraal Werving en Behoud. Voor enkele projecten volstaat parttime betrokkenheid
niet. Op dit moment bekleden vier generaals een dergelijke functie. Het betreft de
projectleider en de programmamanager SPEER, de projectleider
Veiligheidsmanagementsysteem (VMS) en de projectleider Herstructurering CLAS.
Vraag 110
Bestond in 2008 niet al een plan van aanpak om het materieelbeheer in de ketens te
verbeteren? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat is dan het nut van een opnieuw op te
stellen plan van aanpak dat hetzelfde doel beoogt?
In 2008 bestond er al een plan ter verbetering van het materieelbeheer, maar nu is er een
nieuw plan waarbij de aanbevelingen van Algemene Rekenkamer zijn meegenomen.
Vraag 111
Kunt u ingaan op de mogelijkheid om de bedrijfsvoering te verbeteren door middel van
uitbesteding van niet-essentiële diensten?
In januari 2008 is het defensiebeleid vastgesteld over de keuze tussen zelfdoen,
samenwerken en uitbesteden. Dit beleid bestaat onder andere uit de defensiebrede sourcing
strategie, waarin is vastgesteld dat Defensie bij ondersteunende dienstverlening andere
partijen betrekt als daarmee de prestaties verbeteren of de kosten dalen. Tevens is een
aantal vormen van sourcing beschreven. Ten slotte behelst het beleid een voorgeschreven
sourcing toets. Deze toets maakt de afweging tussen alle vormen van zelfdoen,
samenwerken of uitbesteden inzichtelijk en hanteerbaar.
Vraag 112
Blijven er naast het aantal van 24 parate houwitsers, nog houwitsers over als reserve?
Zijn de aantallen voldoende om tevens voldoende opleidings- en trainingscapaciteit te
onderhouden?
Het Commando Landstrijdkrachten beschikt over in totaal 31 Pantserhouwitsers. Daarvan zijn
24 Pantserhouwitsers paraat, verdeeld over de twee vuursteunafdelingen. De overige zeven
zijn beschikbaar voor opleiding en training. Vier hiervan worden gebruikt voor de initiële
Pagina 50/90
Ministerie van Defensie
opleidingen en vormen tevens een logistieke reserve. De overige drie zijn omgebouwd tot
simulator en instructievoertuig. De trainingscapaciteit voldoet aan de behoefte.
Vraag 113
Welke `staartnummers' hebben de 18 F-16's die in 2009 zullen worden afgestoten?
Hoeveel vlieguren hebben zij gemaakt vanaf de datum van aanschaf? Hebben deze F-
16's een bijdrage geleverd aan de missie in Afghanistan?
Vraag 115
Kunt een overzicht naar de Kamer sturen van alle F-16's met daarin opgenomen, vanaf
de datum van aanschaf, het aantal vlieguren per jaar van alle 90 F-16 die in het bezit
zijn van de Nederlandse krijgsmacht?
Vraag 116
Hoe beoordeelt u de reductie van het aantal F-16's van 90 naar 72 in het licht van het
regeringsvoornemen om bij de vervanging van de F-16 in totaal 85 nieuwe toestellen
aan te schaffen?
Vraag 117
Hoeveel F-16 trainingstoestellen blijft u behouden?
Vraag 120
Welke F-16's hebben een bijdrage geleverd aan de missie in Afghanistan?
Zoals vermeld in de beleidsbrief `Wereldwijd dienstbaar' is besloten het aantal F-16's met
achttien te verminderen. Daarmee neemt het aantal parate F-16's af van 90 tot 72. Daarnaast
behoudt Defensie vijftien toestellen voor opleiding en training. In totaal zal Defensie over 87
toestellen beschikken. De achttien af te stoten toestellen zijn echter nog niet verkocht.
Onderhandelingen met potentiële kopers zijn gaande. De voorlopige planning is dat de
achttien toestellen zullen worden afgestoten in de periode 2010-2013. Het overzicht van de
gevraagde gegevens per toestel is vanaf blz. 87 als bijlage opgenomen.
Met betrekking tot de mogelijke aanschaf van de JSF als vervanger van de F-16 wordt sinds
2002 het planningsaantal van 85 gehanteerd. Bij het aanschafbesluit is een fasegewijze
Pagina 51/90
Ministerie van Defensie
aanpak voorzien, de batch benadering. Het kabinet zal de Kamer nog in deze regeerperiode
een besluit voorleggen over het toestel dat de F-16 zal vervangen en over het aantal
toestellen in de eerste batch. Daarmee schept Defensie voor zichzelf de mogelijkheid de
internationale veiligheidssituatie en de technologische ontwikkelingen van het luchtwapen
gedurende een reeks van jaren te volgen, en pas op termijn de vraag te beantwoorden of er
meer jachtvliegtuigen nodig zijn en, zo ja, hoeveel. Een besluit over een mogelijke volgende
batch is voorzien voor het midden van het komende decennium. De Kamer is met de brief
van 22 mei 2008 (Kamerstuk 26 488 nr. 74) geïnformeerd over het voorziene tijdschema van
de invoering van de JSF, indien wordt besloten dat dit toestel de F-16 zal vervangen. In de
bijlage treft u een overzicht aan van alle ´staartnummers´ en de aantallen vlieguren.
Vraag 114
Welke afspraken zijn er met betrekking tot de af te stoten F-16's voor wat betreft het
leveren van personeel, training en onderhoud? Welke kosten zijn daaraan verbonden
vanaf de verkoop? Onder welk beleidsartikel vallen deze bijkomende kosten?
Afspraken over personeel, training en onderhoud bij de verkoop van F-16's maken deel uit
van de onderhandelingen over de verkoopovereenkomst. Defensie streeft ernaar bij
dergelijke afspraken een zo klein mogelijk beslag te leggen op de eigen organisatie.
Niettemin kunnen opleidingen en ander vormen van ondersteuning deel uitmaken van de
verkooptransactie. Aangezien de achttien F-16's nog niet zijn verkocht, is er nog geen
duidelijkheid over de gewenste ondersteuning en de kosten daarvan.
De opleidingen en andere vormen van ondersteuning worden meestal op basis van kostprijs
bij de koper in rekening gebracht. De kosten van de afstoting van de F-16's vallen gedeeltelijk
onder het beleidsartikel 23 (Commando Luchtstrijdkrachten) en gedeeltelijk onder
beleidsartikel 25 (Defensie Materieel Organisatie).
Vraag 115
Zie het antwoord op vraag 113.
Vraag 116
Zie het antwoord op vraag 113.
Pagina 52/90
Ministerie van Defensie
Vraag 117
Zie het antwoord op vraag 113.
Vraag 118
Is de Kamer al eerder geïnformeerd over uw opmerking dat "materieel dat overtollig
wordt, zal worden verkocht"? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer en in welke
kamerstukken?
Welk materieel wordt naar verwachting overtollig? Door wie en op basis van welke
criteria zal dit worden beoordeeld? Hoe groot zal naar verwachting de opbrengst zijn
van de verkoop van dit overtollig materieel?
Ja, onder meer in de Prinsjesdagbrief van 16 september 2003 (Kamerstuk 29 200 X nr. 4), de
beleidsbrief `Wereldwijd Dienstbaar' van 18 september 2007 (Kamerstuk 31 243 nr.1) en in
de diverse begrotingen is de Kamer geïnformeerd over af te stoten materieel. In het op
Prinsjesdag 2008 aangeboden Materieelprojectenoverzicht (MPO) is, naar aanleiding van het
op 13 februari 2008 gevoerde overleg met de Kamer over het Defensie Materieel Proces
(DMP) en het MPO (Kamerstuk 27 830 nr. 50), ook een overzicht opgenomen van projecten
van materieel in afstoting. Daarnaast heeft de staatssecretaris van Defensie de Kamer
regelmatig in kennis gesteld van de verkoop van overtollige wapensystemen naar aanleiding
van de motie-Van den Doel c.s. van 17 december 1996 (Kamerstuk 22 054 nr. 24).
De Commandant der Strijdkrachten bepaalt in overleg met de Directeur van de Defensie
Materieel Organisatie (DMO) welk materieel kan worden afgestoten. Er wordt daarbij
rekening gehouden met het ambitieniveau van Defensie en de mate van technische of
economische veroudering van het materieel.
De opbrengsten worden onder meer gebruikt voor nieuwe investeringen zoals ook in
Wereldwijd Dienstbaar is gemeld. Het overzicht van de verwachte inkomsten uit de verkoop
van overtollige roerende goederen ziet er als volgt uit (bedragen x 1000):
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
397.552 324.308 217.758 275.600 121.258 89.258 60.258 40.658
Vraag 119
Zie het antwoord op vraag 1.
Pagina 53/90
Ministerie van Defensie
Vraag 120
Zie het antwoord op vraag 113.
Vraag 121
Wat is de reden om de Bos-gelden (voor de missie in Afghanistan) pas in 2010 en 2011
op de begroting te zetten, als de troepen eind 2010 uit Afghanistan vertrokken zijn?
In 2008 en 2009 is met de motie-Van Geel - verhoging van het defensiebudget voor de
vroegtijdige vervanging van materieel dat is ingezet bij de operatie ISAF Stage III - tweemaal
50 miljoen aan de defensiebegroting toegevoegd. I n 2010 is de redeployment aan de orde.
Onderhoud en herstel van materieel evenals vervangingsinvesteringen naar aanleiding van
de missie in Afghanistan zijn ook voorzien voor 2010 en 2011. Om die reden zijn de Bos-
gelden in 2010 en 2011 aan de defensiebegroting toegevoegd.
Vraag 122
Hoe is de 80,6 miljoen uit het HGIS budget verdeel d over de missies EUFOR Althea,
ISAF stage III en EUFOR TCHAD? Hoeveel geld gaat er naar welke andere missies of
projecten van Defensie?
Ten tijde van de Voorjaarsnota 2008 is vastgesteld dat op basis van de toen beschikbare
gegevens in 2009 een budget nodig zou zijn van in totaal 326,1 miljoen. Bij een
beschikbaar budget van 245,5 miljoen betekent dit een meerbehoefte van 80,6 miljoen uit
de HGIS.
De bij Voorjaarsnota toegevoegde 80,6 miljoen is als volgt verdeeld over de missies:
EUFOR Althea: 3,4 miljoen
EUFOR Tsjaad: 7,0 miljoen
Overige operaties: 0,1 miljoen
PSO/EU contributies: 7,2 miljoen
ISAF: 47,4 miljoen
Nader te verdelen: 15,5 miljoen
Vraag 123
Pagina 54/90
Ministerie van Defensie
Kunt u aangeven in hoeverre u een taak ziet voor het Nederlandse leger om op te
treden bij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde evenals de handhaving van
de openbare orde en veiligheid in probleemwijken waar Marokkaanse straatterroristen
de bevolking terroriseren?
De politie is ook in de probleemwijken belast met de handhaving van de openbare orde en de
strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.
Vraag 124
Waarom is een eerste beleidsdoorlichting van een aspect uit het ambitieniveau die in
de vorm van een pilot in 2008 wordt uitgevoerd zoals afgesproken al niet eerder in
werking gezet? Welke pilot betreft het hier? Op welke wijze zal de Kamer worden
geïnformeerd?
Door een verschuiving van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van
beleidsdoorlichtingen van de Hoofddirectie Financiën en Control naar de Audit Dienst
Defensie is vertraging ontstaan in de uitvoering van de pilot. De pilot betreft een
beleidsdoorlichting van de beschikbaarstelling van militaire deskundigen ten behoeve van de
training en advisering van veiligheidsorganisaties in andere landen. Over de uitkomsten van
deze pilot en de eventuele gevolgen voor de meerjarige programmering van
beleidsdoorlichtingen zal de Kamer eind 2008 met een afzonderlijke brief worden
geïnformeerd.
Vraag 125
Kunt u specificeren van welke Verenigde Naties (VN) en/of NAVO-partners geld
ontvangen is? Om welke specifieke bedragen gaat het daarbij?
De 1,407 miljoen is een ramingsbedrag voor mogeli jke ontvangsten van de Verenigde
naties of van Navo-partners. In het Jaarverslag van het ministerie van Defensie worden deze
ontvangsten steeds verantwoord.
Vraag 126
Waarom zijn de NAVO CRO/EU contributie in twee jaar met 4 miljoen gestegen?
Pagina 55/90
Ministerie van Defensie
Nederland draagt bij aan de gemeenschappelijke uitgaven van de Navo (NATO Peace
Support Operaties) en de Europese Unie (Althea). De stijging is het gevolg van het
toegenomen aantal operaties dat de Navo en de EU uitvoeren.
Vraag 127
Hoe worden de police mentoring teams gefinancierd? Betaalt de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking hieraan mee? Kunnen deze activiteiten gezien worden als
ontwikkelingsrelevant in de zin van Official Development Aid (ODA)?
Additionele uitgaven voor de inzet van militairen ten behoeve van voor de police mentoring
teams van ISAF worden betaald uit de structurele voorziening ´Uitvoeren
crisisbeheersingsoperaties´ HGIS op de defensiebegroting. Deze additionele uitgaven
kunnen in overeenstemming met de OESO-DAC richtlijnen aan ODA worden toegerekend en
komen dan ten laste van het budget van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
Vraag 128
Op welke manier zal de Nederlandse bijdrage aan ISAF worden gereduceerd naar
aanleiding van de komst van nieuwe partners in Uruzgan?
Met de nieuwe partners wordt de Task Force Uruzgan (TFU) nog nadrukkelijker
multinationaal. De inbedding van de bijdragen van de partners verloopt voorspoedig.
Slowakije en Tsjechië leveren inmiddels de kampbewaking in respectievelijk Tarin Kowt en
Deh Rawod en Frankrijk levert een Operational Mentoring and Liaison Team (OMLT) voor
een Afghaans infanteriebataljon. Australië zal zijn bijdrage vanaf november fors uitbreiden.
Singapore en Hongarije zullen op korte termijn eveneens starten met hun bijdragen. Als
gevolg van de komst van de partners zijn de eerste Nederlandse militairen al naar huis
teruggekeerd.
De besprekingen over een bijdrage van Georgië zijn vanwege de ontwikkelingen in dat land
voor onbepaalde tijd geschorst. Dit heeft geen gevolgen voor de operationele planning van
de missie, aangezien ten tijde van de artikel 100-brief over de verlenging, de inzet van
Georgische eenheden nog niet definitief was.
Pagina 56/90
Ministerie van Defensie
Als onderdeel van de nieuwe missie heeft de regering besloten twee F-16's terug te trekken.
Deze zijn op 19 september 2008 in Nederland teruggekeerd. Met de terugtrekking is gewacht
totdat vier Belgische F-16's (met 100 man ondersteunend personeel) in Kandahar waren
gearriveerd, zodat de Nederlandse terugtrekking geen negatieve gevolgen zou hebben voor
de totale beschikbare ISAF-luchtsteun in Afghanistan.
Als gevolg van de komst van partners zijn tot dusver 100 Nederlandse militairen
teruggetrokken. In de nieuwe missie is een aantal aanvullende behoeften ontstaan waaraan
Nederland een bijdrage wil leveren. Het vullen van deze bijdragen voor onder andere
politietraining en counter-IED draagt ertoe bij dat de Nederlandse bijdrage op korte termijn
niet fors kan worden gereduceerd. Wanneer alle partners in 2009 zijn gearriveerd zal de
Kamer worden geïnformeerd.
Vraag 129
Wat wordt onder 'redeployment' verstaan? Om hoeveel manschappen en materiaal
gaat dit?
Zoals gesteld in de artikel 100-brief van 30 november 2007 over de verlenging van de
Nederlandse bijdrage in Uruzgan (Kamerstuk 27925, nr. 279) zal Nederland hoe dan ook zijn
leidende militaire verantwoordelijkheid in Uruzgan per 1 augustus 2010 beëindigen. Vanaf 1
augustus 2010 zal de terugtrekking van de TFU zo spoedig mogelijk geschieden, zodat deze
per 1 december 2010 is voltooid. Mede afhankelijk van de uiteindelijke partnerbijdragen in
Uruzgan en de ontwikkelingen in de Nederlandse bijdrage in de periode tot 1 augustus 2010,
zal worden onderzocht hoe mensen en materieel in de periode van 1 augustus 2010 tot 1
december 2010 moeten worden teruggetrokken. Voor een redeployment bestaat geen
blauwdruk gezien de vele factoren van invloed, zoals de grootte van de eenheid, de
beschikbaarheid van (al dan niet civiele) transportcapaciteit en eventuele verzoeken van
lokale autoriteiten in het inzetgebied om materieel over te nemen. De Kamer zal te zijner tijd
over de exacte vorm van de redeployment worden geïnformeerd.
Vraag 130
Hoe wordt de EUPOL missie gefinancierd? Betaalt de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking hieraan mee? Kunnen deze activiteiten gezien worden als
ontwikkelingsrelevant in de zin van ODA?
Pagina 57/90
Ministerie van Defensie
Additionele uitgaven voor deelneming aan de EUPOL-missie, zowel van de Koninklijke
marechaussee als van de civiele politie, worden betaald uit de structurele HGIS-voorziening
`Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties' op de begroting van Defensie. Deze additionele
uitgaven kunnen volgens de OESO-DAC-richtlijnen aan ODA worden toegerekend en komen
dan ten laste van het budget van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
Vraag 131
Hoe beoordeelt u recente Russische pogingen tot wapenleveranties aan Zuid-Soedan
in het licht van de aanwezigheid van Nederlandse troepen in dat gebied?
Het kabinet weet niet van Russische pogingen tot wapenleveranties aan Zuid-Sudan. Wel zijn
er in de media berichten verschenen over veronderstelde Oekraïense wapenleveranties aan
Zuid-Sudan. Naar aanleiding hiervan heeft lid Boekestijn op 2 oktober 2008 vragen
ingezonden over mogelijke Oekraïense wapenleverantie aan Sudan of Kenia.
Vraag 132
Is United Nations Mission in Sudan (UMIS) inmiddels op volledig beoogde sterkte?
Hoeveel van welke manschappen en materiaal missen nog?
UNMIS is wat personeel betreft voor 98 procent op sterkte. Er is nu een verschuiving van het
zwaartepunt in de geografische inzet gaande in de richting van het grensgebied van noord en
zuid Sudan. De Westerse inbreng is ontzien bij de recente, beperkte inkrimping van het totale
aantal UNMIS-medewerkers.
De status van het materieel is van veel factoren afhankelijk. Reparaties van materieel, de
levering van onderdelen en bestellingen zijn complicerende factoren. Er is regelmatig sprake
van tekorten aan wielvoertuigen en luchttransport.
Vraag 133
Hoe groot is de VN bijdrage aan de United Nations Integrated Office in Burundi
(BINUB) in totaal (mensen, geld, materiaal)? Levert de Nederlandse officier een
specifieke bijdrage aan BINUB?
Pagina 58/90
Ministerie van Defensie
De financiële VN-bijdrage aan de United Nations Integrated Office in Burundi (BINUB) is 34
miljoen dollar per jaar. De internationale staf bestaat momenteel uit ongeveer 130
medewerkers. BINUB heeft nu de beschikking over ongeveer 100 wielvoertuigen en een
helikopter. De Nederlandse officier bij BINUB levert een bijdrage aan de coördinatie van de
diverse projecten. Tevens is hij zelf verantwoordelijk voor een aantal BINUB-projecten, zoals
de renovatie van kazernes en het belangrijke "moralisation project" bij de Burundese
krijgsmacht en politie.
Vraag 134
In hoeverre beschouwt u de beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en
gemotiveerd personeel als een externe factor?
Vraag 139
Is onderzoek gedaan naar de oorzaken van het gebrek aan voldoende opgeleid,
geoefend en gemotiveerd personeel per krijgsmachtonderdeel? Zo ja, is daaruit
gebleken dat exact dezelfde externe factoren ten grondslag liggen aan dit gebrek? Zo
neen, acht u het wenselijk om, specifiek per krijgsmachtonderdeel, rekening houdend
met bijbehorende specifieke geografische aspecten voor wat betreft het
personeelsbestand, deze oorzaken te onderzoeken?
De beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel is geen
externe factor, maar is wel mede afhankelijk van externe factoren. Naast interne hebben ook
externe factoren, waaronder de demografische ontwikkelingen en economische toestand,
invloed op de werving en het behoud van personeel, wat vervolgens weer van invloed is op
de beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel. In het
kader van het Actieplan Werving en Behoud, waarvan de uitwerking u 15 oktober jl. is
gestuurd, is onderzoek gedaan naar de vertrekredenen van personeel. Daaruit blijkt dat
onvrede met de mate van invloed op loopbaanperspectieven en de balans tussen werk en
privé-leven belangrijke interne factoren voor vertrek zijn. De vraag naar goed opgeleide
defensiemedewerkers en de huidige krapte op de arbeidsmarkt zijn belangrijke externe
factoren die het vertrek verder opstuwen, ongeacht het krijgsmachtdeel. In de uitwerking van
het Actieplan Werving en Behoud wordt het belang van het behoud van personeel
beklemtoond en worden diverse maatregelen aangekondigd die zowel het behoud als de
Pagina 59/90
Ministerie van Defensie
werving een impuls zullen geven. Nader onderzoek, met inachtneming van geografische
aspecten per krijgsmachtdeel, wordt niet nodig geacht.
Vraag 135
Wat zijn de verwachte kosten voor het te plegen groot onderhoud aan de Hr.Ms.
Rotterdam? Komt dit in zijn geheel ten laste aan het budget van DMO?
Het eerstvolgende groot onderhoud aan de Hr.Ms. Rotterdam zal worden uitgevoerd in de
tweede helft van 2009 na afloop van de inzet in NRF-12. Op basis van informatie in de
voorbereidingsfase worden de uitgaven voor dit onderhoud geraamd op ongeveer 4
miljoen. Dit bedrag komt ten laste van begrotingsartikel 25 (DMO). Deze uitgaven houden
verband met het dokken van het schip bij een civiele werf ten behoeve van dokgebonden
werkzaamheden, zoals het schilderen van het onderwaterschip. Hr.Ms. Rotterdam is te groot
voor het dok van het Marinebedrijf in Den Helder.
Vraag 136
Kunt u in een matrix betrekking hebbende op het CZSK per organieke eenheid voor de
jaren 2007, 2008 en 2009 aangeven
-hoeveel VTE militair-, burger- en extern personeel gewenst is om de eenheid optimaal
te doen functioneren;
-hoeveel VTE militair-, burger- en extern personeel in de genoemde jaren daadwerkelijk
beschikbaar was/naar verwachting voor 2009 zal zijn?
Vraag 138
Kunt u in een matrix betrekking hebbende op het CLAS per organieke eenheid voor de
jaren 2007, 2008 en 2009 aangeven
-hoeveel VTE militair-, burger- en extern personeel gewenst is om de eenheid optimaal
te doen functioneren;
-hoeveel vte militair-, burger- en extern personeel in de genoemde jaren daadwerkelijk
beschikbaar was/naar verwachting voor 2009 zal zijn?
Vraag 140
Kunt u in een matrix betrekking hebbende op het Commando Luchtstrijdkrachten
(CLSK) per organieke eenheid voor de jaren 2007, 2008 en 2009 aangeven
Pagina 60/90
Ministerie van Defensie
-hoeveel VTE militair-, burger- en extern personeel gewenst is om de eenheid optimaal
te doen functioneren;
-hoeveel VTE militair-, burger- en extern personeel in de genoemde jaren daadwerkelijk
beschikbaar was/naar verwachting voor 2009 zal zijn?
De vragen om per organieke eenheid van de operationele commando's voor de jaren 2007,
2008 en 2009 weer te geven hoeveel personeel gewenst is om de eenheid optimaal te doen
functioneren en hoeveel personeel werkelijk beschikbaar was en zal zijn, kunnen niet worden
beantwoord. Met de rapportage over het Actieplan Werving en Behoud van 15 oktober jl. is
wel een overzicht van de schaarse categorieën meegezonden.
De commandanten van de operationele commando's stellen, afhankelijk van de opdrachten
en de werkelijke inzet, voortdurend prioriteiten voor de vulling van organieke eenheden. De
beschikbaarheid van personeel per eenheid fluctueert dan ook in de loop van een jaar.
Daarom wordt hieronder volstaan met een overzicht op het niveau van de operationele
commando's in augustus van het desbetreffende jaar. Externen zijn bij het burgerpersoneel
opgeteld. De beschikbaarheid van personeel voor 2009 is afhankelijk van de
wervingsresultaten en het effect van het versterkte beleid tot behoud van personeel.
Daarover kunnen nu nog geen uitspraken worden gedaan.
2007 2008
Gewenst Beschikbaar Gewenst Beschikbaar
CZSK 8.450 6.987 7.952 6.528
Militair CLAS 19.843 16.943 19.481 16.417
CLSK 8.105 7.161 8.042 6.969
CZSK 1.076 948 974 884
Burger CLAS 3.725 3.411 3.279 3.453
CLSK 452 594 454 654
Vraag 137
In hoeverre zijn de fregatten van de Koninklijke Marine volledig inzetbaar het komende
jaar?
Pagina 61/90
Ministerie van Defensie
Volgens de operationele doelstelling 2009 dient het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) te
beschikken over drie operationeel gerede fregatten, waarvan één in het Caribisch gebied is
gestationeerd. CZSK heeft de perioden van onderhoud en opwerken tot operationele
gereedheid zodanig gepland, dat minimaal drie operationeel gerede fregatten beschikbaar
zijn. Alleen in het eerste kwartaal van 2009 wordt in verband met de instandhoudings-
programma's uitgegaan van twee operationele fregatten, maar de rest van het jaar kan de
doelstelling worden gehaald.
Vraag 138
Zie het antwoord op vraag 136
Vraag 139
Zie het antwoord op vraag 134.
Vraag 140
Zie het antwoord op vraag 136.
Vraag 141
Hoeveel medewerkers werken er momenteel bij de DMO (burgerpersoneel, militair
personeel en externe inhuur )? Hoeveel medewerkers (burgerpersoneel, militair
personeel en externe inhuur ) werkten in de jaren 2004, 2005, 2006 en 2007 bij de DMO?
Vraag 148
Hoeveel medewerkers werken en momenteel bij de Bestuursstaf (BS) (
burgerpersoneel, militair personeel en externe inhuur )? Hoeveel medewerkers (
burgerpersoneel, militair personeel en externe inhuur ) werkten in de jaren 2004, 2005,
2006 en 2007 bij de BS?
Vraag 150
Hoeveel medewerkers werken er momenteel bij het CDC ( burgerpersoneel, militair
personeel en externe inhuur )? Hoeveel medewerkers ( burgerpersoneel, militair
personeel en externe inhuur ) werkten in de jaren 2004, 2005, 2006 en 2007 bij het
CDC?
Pagina 62/90
Ministerie van Defensie
Hieronder treft u het aantal VTE van de Bestuursstaf, het Commando Dienstencentra
(inclusief baten-lastendiensten) en de Defensie Materieel Organisatie (2005-2008, stand 1
oktober):
2005 2006 2007 2008
Bestuursstaf MP 781 890 863 833
BP 1130 1256 1145 1095
Inhuur 19 40 75 7
Commando Diensten Centra MP 1549 2185 2237 3254
BP 5873 6547 7034 7128
Inhuur 749 742 489 626
Defensie Materieel Organisatie MP 0 1305 1301 1262
BP 0 4783 4708 4783
Inhuur 0 34 49 58
De inhuur betreft de inhuur op formatie. Inhuur die boven de formatie uitgaat, is niet in VTE
uit te drukken, maar heeft een financieel beslag.
Vraag 142
Op welke wijze zal er méér dan nu nadruk worden gelegd op internationale
materieelsamenwerking? Op welke wijze zal dit in European Defence Agency (EDA)
verband méér dan het afgelopen jaar tot uiting komen? Welke concrete acties staan op
stapel?
Nederland legt bij internationale materieelsamenwerking de nadruk op het wegwerken van
tekorten die in de Navo en de EU zijn vastgesteld, bijvoorbeeld met behulp van de C-17-pool
van de Navo en het recente initiatief voor de verbetering van de Europese
helikoptercapaciteit. De samenwerkingsmogelijkheden zijn het grootst als een initiatief in het
verlengde ligt van voornemens waarvoor landen al middelen hebben gereserveerd. Dit geldt
ook voor Nederland. Op 8 juli 2008 is het capaciteitenontwikkelingsplan (Capability
Development Plan van het Europees Defensie Agentschap (EDA) vastgesteld. Dit plan heeft
als doel de Europese militaire capaciteiten te versterken door de bevordering van
internationale samenwerking. Het Agentschap vervult een coördinerende rol bij de uitwerking
van gedetailleerde projectvoorstellen op een aantal prioriteitsgebieden. De vaststelling van de
eerste voorstellen is voorzien voor het einde van dit jaar en volgend jaar.
Vraag 143
Pagina 63/90
Ministerie van Defensie
Wat zijn de duurzaamheidscriteria?
Defensie neemt deel aan het programma Duurzame Bedrijfsvoering Overheden (DBO). Dit
programma ondersteunt overheden bij de invoering van duurzaamheidaspecten in de
bedrijfsvoering, waarbij de nadruk ligt op duurzaam inkopen. Ter ondersteuning daarvan
ontwikkelt SenterNovem in opdracht van het ministerie van VROM duurzaamheidscriteria
voor 80 productgroepen, zoals kantoormeubelen, dienstauto's, energie en gebouwen. Per
productgroep worden eisen opgesteld voor milieu- en sociale aspecten. Bij milieuaspecten
gaat het om het effect van het product of productieproces op het milieu, bijvoorbeeld door
energie of materiaalgebruik. Bij sociale aspecten kan worden gedacht aan thema's zoals
kinderarbeid of mensenrechten.
Vraag 144
Kunt u aangeven wat de doelstelling is van het Maritime Tactical Ballistic Missile
Defence project is? Welke landen zijn verder nog voornemens over te gaan tot een
behoeftestellingsfase? Waarom is er zo'n grote bandbreedte aangegeven bij het
projectvolume, te weten 100-250 miljoen euro? Is dit systeem bedoeld voor offensieve
operaties? Kunt u een scenario schets geven waarin een dergelijk systeem nodig is?
De doelstelling van een Maritime Tactical Ballistic Missile Defence (MTBMD)-capaciteit is het
versterken van de maritieme component van de krijgsmachtbrede verdedigingscapaciteit
tegen ballistische raketten. Het gaat om de detectie van ballistische raketten en het systeem
is uitsluitend bedoeld voor defensieve doeleinden. De capaciteit is voorzien voor de
luchtverdediging- en commandofregatten (LC-fregatten). Momenteel worden diverse studies
uitgevoerd naar de haalbaarheid van een MTBMD-capaciteit. Na voltooiing van deze studies
en nadere besluitvorming, waarbij de Kamer zal zijn betrokken, kan er pas sprake zijn van
een project in de zin van materieelverwerving. De financiële bandbreedte houdt verband met
de indeling van projecten in categorieën volgens het Defensie Materieel Proces. Een van
deze categorieën betreft projecten met een volume tussen de 100 en 250 miljoen.
Het is nog niet bekend welke landen zullen overgaan tot een behoeftestelling. Nederland
heeft de LC-fregatten met de verbeterde SMART-L radar als Early Warning sensorplatforms
voorlopig aan het Active Layered Theatre Ballistic Missile Defense (ALTBMD)-programma
van de Navo aangeboden. Dit programma heeft tot doel de Navo te voorzien van een
Pagina 64/90
Ministerie van Defensie
expeditionaire capaciteit ter verdediging van ontplooide troepen tegen ballistische raketten
met een bereik van maximaal 3.000 km. Een realistisch scenario voor de inzet van MTBMD-
capaciteit is een expeditionaire Navo- of coalitieoperatie nabij een of meer landen die
beschikken over ballistische raketten met conventionele, dan wel biologische, chemische of
nucleaire ladingen.
Vraag 145
Kan uitgebreid ingegaan worden op de redenen van de herfasering van zoveel
materieelprojecten? Komen deze herfaseringen bovenop de vertragingen in
materieelprojecten die al aangekondigd waren in de notitie 'Wereldwijd Dienstbaar'?
Liggen financiële problemen hieraan ten grondslag?
Wanneer materieelprojecten om welke reden dan ook vertraging oplopen, kan dat gevolgen
hebben voor andere projecten. Vooral als een project naar een volgend begrotingsjaar
verschuift, treedt in het nieuwe jaar een verdringingseffect op. Het totale investeringsbudget
in dat nieuwe jaar blijft immers gelijk. Voor dat nieuwe jaar moeten vervolgens nieuwe
prioriteiten worden gesteld binnen het totale projectenvolume, waarbij de voortzetting van
projecten die in uitvoering zijn voorrang krijgt.
De herfasering van materieelprojecten kan verband houden met zowel interne als externe
factoren. Zo kunnen politieke, economische of marktontwikkelingen tot aanpassingen van het
project leiden in geld, bijvoorbeeld door valuta ontwikkelingen, of tijd, bijvoorbeeld door
langere productie- en levertijden bij leveranciers.
Voorts worden materieelprojecten beïnvloed door beleidsmatige keuzes, zoals de
Prinsjesdagbrief 2003 en de brief Wereldwijd Dienstbaar van september 2007, die resulteren
in de aanpassing van behoeftes en planningen.
Vraag 146
Kan nader ingegaan worden op de ontstane vertraging van een extra zes jaar bij de
instroom van de Panzer Schnell Brücke 2? Wanneer wordt de Kamer op de hoogte
gesteld van de herijking van de behoefte?
Het project vervanging brugleggende tank bestaat sinds 2006 uit twee deelprojecten, te
weten de Leguaan (vier stuks) en de Panzer Schnell Brücke 2 (PSB2, tien stuks). De
Pagina 65/90
Ministerie van Defensie
Leguaan is een brugsysteem op een wielvoertuig en de PSB2 is een brugsysteem op een
rupsvoertuig. In 1999 is een Memorandum of Understanding (MoU) met Duitsland gesloten
over de ontwikkeling van de PSB2 door Krauss Maffei Wegmann (KMW). Het project wordt in
twee fasen uitgevoerd. In de eerste fase is een contract met KMW gesloten voor de
ontwikkeling van de PSB2. In de tweede fase wordt een contract met de leverancier gesloten
voor de levering van de serie. Dit seriecontract is nog niet gesloten.
Het ontwikkelingscontract PSB2 behelst de levering van twee prototypes. Deze prototypes
zouden aanvankelijk al worden geleverd in 2004. Na een eerdere vertraging heeft KMW
inmiddels gemeld dat men naar verwachting pas in 2013 een prototype kan leveren dat aan
de eisen voldoet. Het gevolg is dat de PSB2 pas vanaf 2019 of 2020 kan worden ingevoerd.
Deze verdere vertraging is voor Nederland niet aanvaardbaar. Bovendien leidt een financiële
raming van KMW tot een ruime overschrijding van het Nederlandse projectbudget. Thans
wordt daarom overwogen parallel aan het huidige ontwikkeltraject van de PSB2 alternatieven
te onderzoeken. Een daarvan is het brugleggende systeem Leguaan op een Leopard 2-
onderstel.
Met de voortzetting van het project met een alternatief zoals de Leguaan op een Leopard 2-
onderstel kan de verwervingsvoorbereiding naar verwachting in 2010 worden voltooid, en kan
de Kamer hierover aansluitend met een D-brief worden geïnformeerd.
Vraag 147
Hoeveel is het totaal aan investeringen? Welke investeringen worden gedaan en
waarin?
In 2009 wordt in totaal voor 1.744,8 miljoen geïn vesteerd in groot materieel, infrastructuur,
informatievoorziening, wetenschappelijk onderzoek en Navo-projecten. Een uitgebreide
specificatie van de grote materieelprojecten is opgenomen in het Materieelprojectenoverzicht
dat de Kamer tegelijk met de ontwerpbegroting 2009 op 16 september jl. is aangeboden.
Vraag 148
Zie het antwoord op vraag 141.
Vraag 149
Pagina 66/90
Ministerie van Defensie
Kan uitgebreid worden ingegaan op de problematiek van reservedelen bij de
krijgsmacht ? Klopt het dat zelfs bij de instroom van nieuw materieel, zoals de Fennek
en de CV90, niet voorzien is in de hoeveelheid reservedelen die nodig is voor het
vereiste voortzettingsvermogen voor een operatie zoals in Uruzgan ?
Bij de verwerving van materieel wordt op basis van een gebruiksprofiel en een
onderhoudsconcept die vooraf worden vastgesteld en op advies van de fabrikant een pakket
aan reservedelen verworven. Dit pakket moet voldoende zijn voor de eerste twee jaar na
ingebruikname van het materieel. Na de ingebruikname worden op basis van de
praktijkervaringen zo nodig aanvullende reservedelen aangeschaft. Soms blijkt dat
aanvullende reservedelen een levertijd hebben die kan oplopen tot meer dan anderhalf jaar.
Verder blijkt in een aantal gevallen de werkelijke inzet van een systeem onder uiteenlopende
klimatologische en terreinomstandigheden zwaarder te zijn dan in de behoeftestellingsfase
was voorzien. Afghanistan is daarvan een goed voorbeeld. Dit kan een toename van de
behoefte aan bepaalde reservedelen tot gevolg hebben. Met de toekenning van gelden voor
het herstel van de operationele gereedheid zijn middelen beschikbaar gekomen om de
tekorten in de bevoorrading, waaronder reservedelen, op te heffen. Daarmee wordt echter
niet het probleem van de lange levertijden opgelost waarvan in een aantal gevallen sprake is.
Bij de verdeling van reservedelen over Nederland en het uitzendgebied krijgt het materieel in
het uitzendgebied prioriteit. Dit kan in sommige gevallen ten koste gaan van de
beschikbaarheid van systemen voor het trainen en opwerken in Nederland.
Voor de Fennek en de CV-90 is in overeenstemming met het hiervoor beschreven
uitgangspunt een voorraad reservedelen voor twee jaar aangeschaft. Het contract voor de
Fennek is gesloten in 2002 en dat voor de CV-90 in 2005. Op basis van de ervaringen
gedurende de inzet wordt de voorraad zo nodig aangevuld.
Vraag 150
Zie het antwoord op vraag 141.
Vraag 151
Wat heeft de stijging van investeringen in infrastructuur in 2009 veroorzaakt? Hoe zal
de 276.610 worden uitgegeven?
Pagina 67/90
Ministerie van Defensie
De omvang van het totaal aan geplande investeringsuitgaven voor infrastructuur in 2009
houdt verband met de gefaseerde uitvoering van bouwprojecten. Hierdoor worden de
uitgaven voor een groot aantal projecten tegelijkertijd gedaan. Het totaalbedrag wordt
besteed aan ruim 1.000 projecten. Het totaal van te betalen bedragen voor de verschillende
projecten ligt daardoor hoger dan in voorgaande jaren.
De voornaamste investeringen in het Bouwprogramma voor 2009 zijn:
Commando Koninklijke Marechaussee bedragen x 1000
Nieuwbouw Schiphol (bouwkosten totaal) 22.600
Infrastructuur Opleidingscentrum KMar 20.400
Strategisch Vastgoed Plan overige 10.900
Commando Landstrijdkrachten
Soesterberg onderbrengen EODD 12.900
diverse nieuwbouw overkappingen op 7.800
diverse locaties
Amersfoort Nieuwbouw les- en 15.190
bureelcomplex
Bernhardkazerne
Schaarsbergen Nieuwbouw twee 4.955
legeringsgebouwen
Vught Nieuwbouw SCZ 6.500
Lunettenkazerne
Commando Luchtstrijdkrachten
Gilze Rijen Herbelegging Vliegbasis 39.200
Soesterberg - Gilze-Rijen
(bouwkosten totaal)
Gilze Rijen Herbelegging Vliegbasis 29.100
Soesterberg - Gilze-Rijen (overige
kosten (buiten leencontructie))
Leeuwarden Nieuwbouw 322 squadron- 3.200
voorzieningen
Pagina 68/90
Ministerie van Defensie
Den Helder Stallings- / Onderhoudshangaar 2.700
Maritiem Vliegkamp de Kooij
Defensie Materieel Organisatie
Soesterberg Nieuwbouw tbv KPU 7.500
Woensdrecht Hoger Onderhoud WDT 26.500
(bouwkosten totaal)
Leusden Onderhoudsvoorziening IBL 4.000
Commando Diensten Centra
Soesterberg Huisvesting DTO 12.300
Breda Infravoorzieningen KMA 6.300
Diversen Oever fase 2 5.900
Den Helder Gebouw Zuid (Aula) - aanpassen 2.800
tbv Ship Handling Simulator
Bestuursstaf
Den Haag Herhuisvesting Plein Kalvermarkt 19.100
Complex (PKC) (bijdrage Defensie)
Den Haag Project Gebouw 34 MIVD) 7.600
Diversen
Diversen Honorarium DVD 35.200
Vraag 152
Wat is er mis gegaan met het aanbestedingsproces bij de nieuwbouw Schiphol
waardoor het project noodzakelijkerwijs is verhoogd tot 136,2 miljoen en wat was het
eerdere bedrag?
De aanbesteding van het hoofdgebouw, het derde en grootste van in totaal negen percelen
van het project Schiphol, heeft een laagste inschrijving opgeleverd die meer dan 60 procent
boven de directiebegroting lag ( 38,7 miljoen tege nover 23,8 miljoen). Dit heeft ertoe
Pagina 69/90
Ministerie van Defensie
geleid dat het gehele project werd stilgelegd en een analyse is gemaakt van de
mogelijkheden van de voortzetting. Eind 2007 is besloten dat het oorspronkelijke
taakstellende budget van 110,7 miljoen onverkort leidend blijft, maar dat het wordt
gecorrigeerd als gevolg van prijspeilontwikkelingen en de excessieve marktwerking als
gevolg van de krapte op de bouwmarkt. Op basis hiervan is het projectbudget verhoogd tot
136,2 miljoen.
Vraag 153
Hoeveel functies heeft SPEER met verwijzing naar de brief Wereldwijd Dienstbaar
van 2007 op dít moment in financiële zin opgeleverd? Hoe verhoudt zich deze
`opbrengst' met eerder gemaakte ramingen?
Op dit moment zijn er geen financiële besparingen.
Vraag 154
Hoeveel medewerkers kent het project SPEER op dit moment onderverdeeld naar
burgerpersoneel, militair en externe inhuur?
Er zijn 28 militairen en 50 burgermedewerkers werkzaam bij het programma SPEER. Ook zijn
medewerkers vanuit de defensieonderdelen erbij betrokken. Het programma komt thans in de
fase waarin de combinatie van het financiële domein en de materieellogistiek centraal staat.
Dit vergt wijzigingen in de projectorganisatie en bovendien komen 21 militairen en veertien
burgers het team versterken. Er zijn, uitgedrukt in VTE, 124.4 externen ingezet door het
consortium en (zich inwerkende) migratiepartijen. Dit is inclusief de consultants op basis van
een resultaatverplichting. Het aantal externen wordt bepaald door de leverancier. Ook zet
SPEER op tijdelijke basis medewerkers in. Voor SAP betreft het gemiddeld zeven VTE.
Vraag 155
Wat is de personele bezetting momenteel op het Human Resource Center in
Enschede? Welke personele bezetting is nodig voor het uitvoeren van de gestelde
taken? Hoe gaat de Self Service werken? Wanneer vinden de inboekingen plaats? Is
de gestelde tweede fase haalbaar?
Pagina 70/90
Ministerie van Defensie
De personele bezetting van het Diensten Centrum HR (DC HR) in Enschede is ongeveer 300
medewerkers. Deze bezetting is nodig om de taken van het dienstencentrum te kunnen
uitvoeren. Piekbelasting wordt opgevangen door inhuur.
Selfservice bestaat al sinds de invoering van het personeelsinformatiesysteem PeopleSoft bij
Defensie in 2004. Sindsdien is selfservice stapsgewijs uitgebreid. Ook de komende tijd zullen
nog meer toepassingen voor medewerkers en lijnmanagers bij Defensie beschikbaar komen.
Tot en met 2008 is een reductie van ongeveer 1.200 VTE verwezenlijkt. In 2009 en 2010 is
een resterende reductie voorzien van in totaal 300 VTE. Een en ander is verwerkt in de
begroting.
De invoering van nieuwe selfservice gaat gepaard met uitgebreide begeleiding van en
communicatie met de diverse doelgroepen. De haalbaarheid wordt doorlopend en in nauw
contact met het werkniveau in het oog gehouden.
Vraag 156
Waarom stijgen in 2009 de geheime uitgaven terwijl deze vorig jaar lager waren dan
daarvoor?
Vraag 157
Bent u bereid de geheime uitgaven te openbaren en zo neen, waarom niet?
De vraag naar producten en diensten van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten wordt in het
jaarplan van de MIVD vastgesteld. De regering geeft geen nadere informatie over de aard
van de geheime uitgaven. Deze kunnen dan ook niet worden geopenbaard.
Relevante aspecten van de activiteiten en budgetten ten behoeve van de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten worden voorgelegd aan de vaste commissie voor de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten. Zoals in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten uit 2002 is
vastgelegd, worden de geheime uitgaven gecontroleerd door de President van de Algemene
Rekenkamer.
Vraag 158
Pagina 71/90
Ministerie van Defensie
Wat is de herfasering in het Joint Support Ship project?
De brief van 18 mei 2006 (Kamerstuk 30 300 X nr. 85) over de behoeftestelling (A-brief) voor
het joint logistiek ondersteuningsschip als vervanger van de Hr.Ms. Zuiderkruis berustte op
het voornemen de resultaten van de voorstudiefase, de studiefase en de
verwervingsvoorbereidingsfase (B/C/D-brief) begin 2007 aan de Kamer aan te bieden. In de
brief Wereldwijd Dienstbaar van september 2007 is onder meer gemeld dat vanwege de
krappe budgettaire kaders de invoering van het logistieke ondersteuningsschip met twee tot
drie jaar werd vertraagd. Het streven nog in 2008 het contract voor de bouw van het schip te
tekenen is niet gehaald omdat meer tijd nodig is voor het ontwerp van het schip en voor de
offerte door de beoogde leverancier Schelde Marinebouw. De offerte wordt nog dit jaar
verwacht waarna de onderhandelingen zullen aanvangen.
Vraag 159
Wat is de herfasering in het MK48 en MK46 torpedo project?
De projectplanning van het project Verbetering MK48 torpedo is in overeenstemming
gebracht met het project Instandhoudingsprogramma Walrusklasse onderzeeboten. Het
MK48-project is om budgettaire redenen een jaar verschoven. De planning van dit project
loopt daarmee overigens nog steeds in de pas met het gerelateerde project Instandhoudings-
programma M-fregatten.
Vraag 160
Hoeveel vaste medewerkers zijn er vanuit de drie Betaalkantoren meeverhuisd naar
Kerkrade? Hoeveel medewerkers zitten in het Sociaal Beleidskader? Hoeveel
medewerkers hebben elders een baan gevonden? Hoeveel medewerkers worden
momenteel extern ingehuurd om de werkzaamheden op het centraal betaalkantoor uit
te voeren?
Het nieuwe Centraal Betaalkantoor Defensie (CBD) te Kerkrade is per 1 juli 2008 grotendeels
bezet door personeel dat voorheen al in Kerkrade werkzaam was. Vanuit de oude staf van
het CBD in Den Haag zijn vijf vaste medewerkers verhuisd naar Kerkrade. Ook drie vaste
medewerkers van de overige betaalkantoren hebben een functie in Kerkrade geaccepteerd.
Na de reorganisatie maken in totaal 33 medewerkers, veelal woonachtig in de regio's Den
Pagina 72/90
Ministerie van Defensie
Haag en Emmen, gebruik van het Sociaal Beleidskader. Hiervan hebben er drie intussen een
andere functie gevonden. In verband met vacatures en met betaalachterstanden zijn er thans
33 uitzendkrachten bij het CBD werkzaam, waarvan 26 op de locatie Kerkrade.
Vraag 161
Hoeveel medewerkers werken momenteel bij de Defensie Telematica Organisatie (DTO)
uitgesplitst naar burgerpersoneel, militair personeel en externe inhuur? Op welk
beleidsartikel is de bezoldiging van het personeel te vinden? Hoeveel medewerkers (
burgerpersoneel, militairpersoneel en externe inhuur was werkzaam bij DTO in de jaren
2004, 2005, 2006 en 2007?
Hieronder volgt een overzicht van de medewerkers (in VTE) van de Defensie Telematica
Organisatie (2005-2008, stand 1 oktober):
2005 2006 2007 2008
DTO MP 174 165 141 132
BP 1967 2145 2126 2056
Inhuur 568 529 300 339
De bezoldiging van DTO-personeel wordt in tarieven voor de diverse diensten verwerkt en bij
de afnemende defensieonderdelen in rekening gebracht.
Vraag 162
Hoe wordt Paresto als cateringorganisatie gewaardeerd door werknemers van
Defensie?
Vraag 165
Hoe wordt de gasttevredenheid van Parestoklanten gemeten en waarop baseert u de
stijging in tevredenheid?
Paresto laat eenmaal per kalenderjaar een tevredenheidonderzoek uitvoeren onder de
gasten van de bedrijfsrestaurants en de kantines en bars die Paresto exploiteert. De meeste
gasten in deze bedrijfsrestaurants en kantines en bars zijn werknemers van Defensie.
Paresto verspreidt ongeveer 30.000 vragenlijsten over de locaties die door individuele gasten
Pagina 73/90
Ministerie van Defensie
(de eindgebruikers dus) worden ingevuld. Het tevredenheidonderzoek 2007 laat zien dat de
gasten de bedrijfsrestaurants van Paresto waarderen met het rapportcijfer 6,9 en de kantines
bars met het rapportcijfer 7,5. De rapportcijfers van de jaren 2005 tot en met 2007 laten een
stijgende lijn zien, zoals in de begroting al was gemeld en hieronder herhaald. Het
tevredenheidonderzoek 2008 wordt nog uitgevoerd.
Bedrijfsrestaurant Kantines/Bars Gemiddeld
2005 6,5 7,1 6,8
2006 6,6 7,3 6,9
2007 6,9 7,5 7,2
Vraag 163
Wat is de reden van de terugloop van de operationele kasstroom van Paresto?
Het bedrijfsresultaat over 2007 was ruim 5 miljoe n. Vanaf 2008 is in de begroting rekening
gehouden met een bedrijfsresultaat van ongeveer 1 miljoen. Daarnaast is in 2007 een forse
voorziening opgenomen ter dekking van verplichtingen die voortvloeien uit
wachtgeldaanspraken van voormalige medewerkers. Deze opbouw gaat in de jaren erna
aanzienlijk afnemen. Beide onderwerpen hebben een terugloop van de operationele
kasstroom tot gevolg.
Vraag 164
Wat zijn de gerealiseerde en verwachte omzetcijfers van Paresto voor de jaren 2007 t/m
2013?
Onderstaande cijfers betreffen de gerealiseerde (2007), begrote (2008) en verwachte
omzetcijfers uit bedrijfsvoering (kassaomzet) voor 2009 en de jaren erna:
2007 : 53.4 miljoen
2008 : 59.9 miljoen (inclusief prijsverhoging p er 14 april 2008)
2009 e.v. : 61.1 miljoen
Vraag 165
Zie het antwoord op vraag 162.
Pagina 74/90
Ministerie van Defensie
Vraag 166
Hoeveel procent zijn de consumptieprijzen gestegen voor veteranenverenigingen die
bijeenkomsten houden in Parestokantines?
Vraag 167
Betalen veteranen buiten de consumpties nog andere kosten, bijvoorbeeld een
bijdrage in personeelskosten?
Voor de veteranen en post-actieven heeft Paresto op verzoek en in overleg met
vertegenwoordigers van veteranenverenigingen (Stichting Veteranen Platform) een speciaal
arrangement samengesteld. Uitgangspunt hierbij is de organisatie van een reünie zo
eenvoudig mogelijk te maken en verder zoveel tegemoet te komen aan de wensen van
veteranenorganisaties. Hierbij is gekozen voor een basisarrangement. De integrale
cateringkosten (ingrediëntkosten en personele kosten) die aan dit arrangement zijn
verbonden komen voor rekening van Defensie. Slechts indien veteranenverenigingen van dit
basisarrangement willen afwijken, moeten zij de meerkosten (eveneens integrale
cateringkosten) die daaraan verbonden zijn zelf betalen. In de meeste gevallen betalen de
veteranen echter niets, omdat het arrangement aan hun wensen voldoet.
Vraag 168
In hoeverre biedt de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ) hulp aan
veteranen? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de landelijke uitwerking van
de MGGZ?
De MGGZ biedt hulp aan de veteranen met psychische klachten na uitzendingen die zich tot
deze organisatie wenden. Zoals eerder gemeld in de notitie Veteranenbeleid van 2007
(Kamerstuk 30139 nr.29) is de MGGZ sinds januari 2007 werkzaam vanuit vier regionale
centra. Vanuit deze regionale centra wordt op het gebied van de veteranenzorg
samengewerkt met andere civiele instellingen voor de geestelijke gezondheidszorg in het
Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (LZV). Dit LZV is een civiel-militair netwerk voor de
veteranenzorg met een landelijke dekking. Over de samenwerking in het LZV tussen in totaal
achttien instellingen, waarvan drie van Defensie, bent u nader geïnformeerd in de notitie
Veteranenbeleid van 2008 (Kamerstuk 30139 nr.45). De samenwerking is geformaliseerd met
Pagina 75/90
Ministerie van Defensie
de ondertekening van een convenant en zal in de komende jaren verder worden uitgebreid
tot een hecht zorgsysteem met een gegarandeerde kwaliteit.
Vraag 169
Wat is de stand van zaken bij de MGGZ voor wat betreft de onderverdeling in actieven
en post-actieven in het cliëntenbestand?
Van het aantal nieuwe aanmeldingen in het cliëntenbestand bij de MGGZ in 2007 was 6
procent veteraan. Zie ook antwoord op vraag 182.
Vraag 170
Wat is de stand van zaken op het punt van meer regie en onafhankelijke
klachtenbehandeling waar op een conferentie in maart 2008 in Harderwijk (Centrum '45
en de Basis) voor is gepleit?
De convenanten die de basis vormen voor het LZV worden in de komende periode verder
ontwikkeld tot volwaardige samenwerkingsovereenkomsten waarin de verantwoordelijkheid
voor het LZV, het bestuur van het LZV en het toezicht op het LZV worden geconcretiseerd. In
de Kaderwet veteranen zal de basis worden gelegd voor een algemene klachtenregeling over
erkenning, waardering en zorg.
Vraag 171
Hoe geeft u uw verantwoordelijkheid voor veteranenzorg in het kader van de zorgplicht
vorm in relatie tot civiele partijen? Wat is het standpunt van de Raad voor het
Zelfstandig Ondernemerschap (RZO) daarover?
Defensie draagt de volledige verantwoordelijkheid voor de Militaire Geestelijke
Gezondheidszorg (MGGZ). De MGGZ is een van de defensiepartners van het Landelijk
Zorgsysteem Veteranen (LZV). Het standpunt van de Raad voor civiel-militaire Zorg en
Onderzoek (RZO) is dat Defensie met het convenant LZV haar verantwoordelijkheid voor het
LZV nog niet voldoende tot uitdrukking kan brengen. De convenanten worden de komende
periode verder ontwikkeld tot volwaardige samenwerkingsovereenkomsten waarin de
verantwoordelijkheid voor het LZV, het bestuur van het LZV en het toezicht op het LZV
worden geconcretiseerd.
Pagina 76/90
Ministerie van Defensie
Vraag 172
Zorgverzekeraars zijn vooralsnog afwachtend. Wat is uw mening over het betoog van
de RZO dat het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport een duidelijker rol
moet krijgen in het geheel, o.a. vanwege de inbreng van de civiele Geestelijke
Gezondheidszorg?
Het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) wordt bij de verdere ontwikkeling
van het LZV betrokken.
Vraag 173
Hoe, en op welke termijn gaat u invulling geven aan het voorstel van de Inspecteur
Generaal der Krijgsmacht om op termijn bij veteranen te peilen hoe ze de zorg
ervaren?
Zoals de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht in zijn jaarverslag 2007 heeft aangegeven is
de Militair Geestelijke Gezondheidszorg onlangs grootschalig gereorganiseerd. Op dit
moment wordt het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV) verder ontwikkeld. Als het LZV de
tijd heeft gekregen zich te ontplooien wordt het systeem geëvalueerd. In de Veteranennota
2009 zal hieraan nader aandacht worden besteed.
Vraag 174
Hoe staat het met de Family support?
Het thuisfront van actief dienende militairen krijgt steeds meer aandacht. Het thuisfront speelt
een belangrijke rol bij het behoud van de militair voor de organisatie. Om die reden heeft de
projectgroep Werving & Behoud een deelproject ingesteld om te bezien hoe het thuisfront
van uitgezonden militairen beter van informatie kan worden voorzien. Ook onderzoekt een
werkgroep hoe de informatievoorziening vóór uitzending aan het thuisfront kan worden
geprofessionaliseerd. Indien een veteraan of dienstslachtoffer ondersteuning krijgt van
Defensie, wordt eveneens rekening gehouden met de behoefte van het thuisfront.
Vraag 175
Pagina 77/90
Ministerie van Defensie
Hoe staat het met de kaderwet veteranen? Welke kosten zijn hieraan verbonden voor
de komende jaren? Bent u bereid om op nationaal niveau een strategisch overleg te
voeren over de toekomstige verantwoordelijkheid, regie en financiering van de
gespecialiseerde veteranenzorg (wetgeving), met behoud van de verworvenheden?
Op dit moment wordt het interdepartementale overleg over de Kaderwet veteranen voltooid.
Vervolgens wordt het wetsvoorstel ter toetsing aangeboden aan het Ministerie van Justitie,
waarna het ter behandeling wordt aangeboden aan de ministerraad. Daarna wordt het
wetsvoorstel voor advies aangeboden aan de Raad van State. Na advisering door de Raad
van State wordt het wetsvoorstel aangeboden aan de Tweede Kamer.
De Kaderwet biedt een wettelijke basis voor het bestaande veteranenbeleid en zal daarom
niet leiden tot aanvullende kosten. Een strategisch overleg op nationaal niveau acht ik op dit
moment niet nodig.
Vraag 176
Welke kosten worden gemaakt voor de overige vormen van (na-)zorg, inclusief
bijbehorende kosten, voor uitgezonden militairen en onderhoudspersoneel voor de
missie Afghanistan en andere missies?
Vraag 177
Kunnen de kosten voor de overige vormen van (na-)zorg, inclusief bijbehorende
kosten, voor uitgezonden militairen en onderhoudspersoneel explicieter geraamd
worden voor het komende jaar, op basis van de opgedane ervaringen?
Vraag 178
Onder welke begrotingsartikel zullen de kosten voor de overige vormen van (na)zorg,
inclusief bijbehorende kosten, voor uitgezonden militairen en onderhoudspersoneel
inzichtelijker worden gemaakt? In hoeverre zal hierbij onderscheid worden gemaakt
tussen actief dienende militairen en veteranen?
Vraag 187
Kunt u een overzicht geven van de kosten voor de zorg en nazorg van actief dienende
over de jaren 2006, 2007 en 2008? Kunt u een overzicht geven van de kosten voor de
Pagina 78/90
Ministerie van Defensie
zorg en nazorg van veteranen over de jaren 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007,
2008?
Vraag 188
Kunt u aangeven hoeveel de kosten voor de nazorg voor de Libanon missie waren en
nog steeds zijn? Kunt u aangeven hoeveel de kosten voor de nazorg voor de
Cambodja missie waren en nog steeds zijn? Kunt u aangeven hoeveel de kosten voor
de nazorg van de Bosnië missie waren en nog steeds zijn? Kunt u aangeven hoeveel
de kosten voor de nazorg van de Irak missie waren en nog steeds zijn?
Bij de beantwoording van de vragen over de kosten van de Nederlandse militaire bijdrage
aan ISAF is gemeld dat de Kamer dit jaar afzonderlijk bij brief nader zal worden geïnformeerd
over de kosten van de zorg en de nazorg na drie jaar Afghanistan die bovenop de reguliere
instandhoudingskosten komen. Een verdere uitsplitsing in eerdere jaren per missie is niet
mogelijk. De informatie die de Kamer tegemoet kan zien zal een indicatie geven van de
meerkosten. Defensie voert geen gescheiden boekhouding over de personeels- en
gezondheidszorg tijdens operationele inzet. Defensie bekostigt die zorg uit de
defensiebegroting en met HGIS-gelden.
Vraag 179
Waaruit bestaat de ondersteuning aan Stichting Veteranen Platform (SVP)?
De ondersteuning aan SVP bestaat uit een financiële bijdrage in de vorm van een jaarlijkse
subsidie. De subsidieverstrekking wordt elke drie jaar geëvalueerd. De definitieve toekenning
van de subsidie geschiedt aan het einde van het kalenderjaar. In 2009 bedraagt de subsidie
voor SVP 158.000.
Vraag 180
Hoeveel procent van de veteranen wordt direct of indirect vertegenwoordigd door SVP,
de gesprekspartner voor het ministerie m.b.t. het veteranenbeleid?
Momenteel zijn 41 verenigingen van veteranen aangesloten bij het SVP. Het aantal leden van
deze verenigingen is niet bekend.
Pagina 79/90
Ministerie van Defensie
Vraag 181
Is wel aan te geven hoe de verhouding patiënten / cliënten ligt tussen actief dienenden,
post-actieven en veteranen bij de uitgaven van het Centraal Militair Hospitaal en de
Maatschappelijke Dienst Defensie?
Vraag 182
Komen er überhaupt veteranen bij Dienstencentrum Bedrijfsmaatschappelijk werk
(DCBMW), Militair Geestelijke Gezondheidzorg (MGGZ) of Centraal Militair Hospitaal
(CMH) en, zo ja, hoeveel? Kiezen veteranen voor civiele of militaire hulpverlening? En
wat betekent dit voor het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV)? En voor de
toekomstige inrichting, financiering, regie en toetsing van de veteranenzorg in zijn
geheel?
Het CMH behandelt alleen actief dienende militairen. De enige uitzondering hierop betreft
enkele post-actieven, waaronder veteranen, die in het kader van vroegere asbestproblemen
bij Defensie nog steeds onder controle staan van de polikliniek longziekten. Het DCBMW,
voorheen de Maatschappelijke Dienst Defensie, begeleidt actief dienende militairen die
klachten hebben en waarvan sommigen na dienstverlating ook veteraan worden. Ook
veteranen die daartoe de wens te kennen geven, kunnen voor problemen in verband
uitzendingen een beroep op het DCBMW doen voor begeleiding. Op jaarbasis doen
ongeveer 60 veteranen een beroep op de diensten van het DCBMW. Zij kunnen naar keuze
worden begeleid door een militair of een burgermedewerker of, indien ze geen begeleiding
van een defensiemedewerker willen, worden doorgeleid naar het Veteraneninstituut in Doorn.
Bij de MGGZ zijn ruim 100 veteranen in behandeling. De meeste veteranen die hulp nodig
hebben, komen via hun huisarts of via het Centraal Aanmeldpunt (CAP) van het
Veteraneninstituut in behandeling bij een civiele instelling voor de geestelijke
gezondheidszorg in hun regio. Voor de psychotraumazorg kunnen zij naar eigen keuze
terecht bij een van de bij het LZV aangesloten civiele instellingen of organisaties van
Defensie. De huidige gang van zaken geeft geen aanleiding tot grote veranderingen in de
inrichting van de veteranenzorg. In de veteranennota 2009 zal hieraan nader aandacht
worden besteed.
Vraag 183
Waarom is er niets opgenomen over de LZV in de begroting?
Pagina 80/90
Ministerie van Defensie
Het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV) is een samenwerking tussen bestaande
zorgsystemen voor veteranen. In de Veteranennota 2008 (Kamerstuk 30139, nummer 45 van
9 juni 2008) wordt geschat dat met de instandhouding van de samenwerking 335.000 is
gemoeid. Dit bedrag zal vanaf het begrotingsjaar 2010 worden opgenomen in de
defensiebegroting. Kosten die Defensie in 2009 maakt, komen ten laste van het niet-
beleidsartikel 90 Algemeen.
Vraag 184
In hoeverre is het veteranenregistratiesysteem (VRS) nu compleet? Wie beheert dit
systeem en welke mailings gaan er uit naar de veteranen in het systeem? Op welke
wijze wordt het systeem aangewend voor de verbetering van de zorg? Waar worden de
middelen voor ingezet?
Het VRS is nooit compleet. Dagelijks worden nieuwe veteranen geregistreerd en worden
anderen uitgeschreven omdat zij zijn overleden. Daarnaast moet doorlopend aandacht
worden besteed aan de verbetering van de datakwaliteit. Tot dusver wordt het databeheer in
projectverband gedaan. In de loop van 2009 zal deze taak definitief worden overgedragen
aan het Diensten Centrum Human Resources (DCHR).
De belangrijkste doelstelling van het VRS is Defensie de gelegenheid te bieden groepen
veteranen aan te schrijven op basis van de specifieke kenmerken van hun uitzending
(gebied, periode) die kunnen leiden tot gezondheidsklachten. Sinds de invoering van het VRS
is daarvoor geen aanleiding geweest. Het VRS is tot op heden uitsluitend voor de toepassing
van algemeen veteranenbeleid (mailings en onderzoek) gebruikt. Het aanschrijven van alle
veteranen vanwege de invoering van het VRS heeft wel geleid tot een grotere bekendheid
van het Centraal Aanmeldpunt voor veteranen bij het Veteraneninstituut en van de
zorgmogelijkheden voor veteranen.
Vraag 185
Wat zijn de gebruikerskosten van het VRS? Hoe en hoe vaak wordt het VRS gebruikt?
Welke doelen streeft het VRS na?
Pagina 81/90
Ministerie van Defensie
De kosten voor de raadpleging van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) en de
Landelijk Raadpleegbare Deelverzameling (LRD) bedragen jaarlijks ongeveer 30.000.
Voorts is jaarlijks 50.000 nodig voor het functio nele en technisch beheer van het systeem.
Het VRS wordt gebruikt om contact te onderhouden met veteranen in het kader van
veteranenzorg. Daarnaast biedt het VRS de mogelijkheid veteranen informatie te verstrekken
over specifiek voor hen bedoelde activiteiten, faciliteiten en voorzieningen die bij het
veteranenbeleid passen. Ten slotte wordt het VRS gebruikt bij beleidsmatig,
wetenschappelijk, historisch en statistisch onderzoek. Voor deze doelen wordt het VRS
momenteel dagelijks gebruikt. Dat gebruik varieert van inzage in het systeem tot
verschillende vormen van rapportages.
Vraag 186
Waar kan de Kamer de informatie over actief dienende vinden, nu ook de begroting
hier (net zoals de veteranennota 2008) geen aandacht aan schenkt?
Eind 2008 zal de Kamer nader worden geïnformeerd over de kosten die Defensie maakt
bovenop de reguliere instandhoudingkosten voor de zorg (personeel en gezondheidszorg)
gerelateerd aan drie jaar inzet in Uruzgan. Het gehele traject van voorbereiding, werkelijke
uitzending en nazorg zal hierbij worden betrokken. De informatie zal een indicatie geven van
de meerkosten. Hierbij worden dus ook de kosten betrokken die gemaakt worden voor actief
dienende militairen.
Vraag 187
Zie het antwoord op vraag 176.
Vraag 188
Zie het antwoord op vraag 176.
Vraag 189
Welke onderzoeken betreft het precies die gefinancierd worden en wat is hierop de
voortgang?
Bij de Militair Geestelijke Gezondheidzorg (MGGZ) in Utrecht wordt onderzoek naar
veteranen en uitgezonden actief dienende militairen met een post traumatische stress
Pagina 82/90
Ministerie van Defensie
stoornis (PTSS) gedaan. Daaronder valt een grootschalig prospectief onderzoek naar
gezondheidsklachten bij actief dienende uitgezonden militairen en veteranen. Dit onderzoek
zal nog enige jaren in beslag nemen.
Vraag 190
Zie het antwoord op vraag 26.
Vraag 191
Is het waar dat er een tekort van 10 miljoen is geconstateerd bij het CMH? Zo ja, hoe is
dit tot stand gekomen?
Vraag 195
Wat zijn de kosten van het CMH?
Het CMH heeft een opgelegde wijze van het presenteren van de jaarrekening. Daardoor is de
ongeveer 10 miljoen als een verlies opgenomen. Di t moet echter worden gelezen als door
Defensie te maken kosten die specifiek zijn voor de militaire gezondheidszorg van Defensie
(militaire meerkosten). Door de specifieke defensietaken in de jaarrekening van het CMH is
een vergelijking met civiele ziekenhuizen niet mogelijk. De mogelijkheid voor een andere
presentatie en publicatie van de jaarrekening, dat wil zeggen zonder defensietaken, wordt
onderzocht.
De totale kosten van het CMH bestaan uit:
Kosten tweedelijns gezondheidszorg 17.843.000
Militaire meerkosten 10.281.000
De militaire meerkosten zijn als volgt opgebouwd:
Specifieke meerkosten:
Uitzendbare medisch specialisten 1.084.000
Medische specialistische keuringen 1.104.000
Militaire medische expertise 1.403.000
Calamiteitenhospitaal 1.419.000
Pagina 83/90
Ministerie van Defensie
Aanvullende kosten:
Behoud vaardigheden medisch specialisten 1.326. 000
Afschrijving 1.680.000
Interest 1.730.000
Ondersteuning overige zorgbedrijven 535.000
Vraag 192
Wat is de stand van zaken van het " Plan van Aanpak ", januari 2007? Hoeveel
veteranen zijn nu `daadwerkelijk' geholpen?
Het plan van aanpak beoogde een actievere benadering van veteranen met een mogelijke
zorgbehoefte. In de veteranennotities van 2007 en 2008 is gemeld hoe hieraan gestalte is
gegeven. Het is niet mogelijk exact aan te duiden hoeveel veteranen baat hebben gehad bij
de maatregelen van het plan van aanpak in het brede spectrum van het zorgaanbod.
Vraag 193
Met welke activiteiten geeft de Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO)
uitvoering aan haar opdracht en tot welke resultaten moet dat leiden?
De Raad heeft diverse adviezen aan Defensie uitgebracht, onder andere over het convenant
en de opzet en inhoud van het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV) en de visie en inhoud
van wetenschappelijk MGGZ-onderzoek. Verder heeft de Raad praktische zaken uitgevoerd,
zoals het instellen en inrichten van een programma-adviescommissie onderzoek (PACO) en
het opzetten en vormgeven van een klanttevredenheidsonderzoek en een
kwaliteitsmeetsysteem ten behoeve van het LZV.
Vraag 194
Wat is de huidige personele bezetting op uw ministerie v.w.b. ondersteuning van het
Veteranenbeleid? ( burgerpersoneel, militair personeel)
Bij de Hoofddirectie Personeel is de plaatsvervangend hoofddirecteur belast met het
veteranenbeleid. Het bureau veteranenbeleid bestaat uit vier (militaire) functies. Daarnaast
zijn in totaal zeven burgerfunctionarissen, uit hoofde van hun verantwoordelijkheid voor de
Pagina 84/90
Ministerie van Defensie
zorg en sociale zekerheid van het defensiepersoneel, betrokken bij het veteranenbeleid. Ook
zijn functionarissen bij de operationele commando's incidenteel belast met werkzaamheden
voor de uitvoering van het veteranenbeleid.
Vraag 195
Zie het antwoord op vraag 191.
Pagina 85/90
Ministerie van Defensie
Bijlage bij het antwoord op de vragen 113, 115, 116, 117 en 120
Staartnummers en gemaakte vlieguren F-16 gevechtsvliegtuigen
Staartnummer Lever- Totale Opmerkingen
datum vlieguren per 1
sept. 2008
A3616 14-05-82 3299,6
A3617 14-06-82 4112,2 Voorbestemd voor afstoting.
A3620 19-07-82 3943,4 Voorbestemd voor afstoting.
A3623 25-10-82 4140,9
A3624 02-12-82 3563,6
A3627 18-02-83 4099,4 Voorbestemd voor afstoting.
A3628 01-03-83 3788,3
A3630 05-04-83 3595,8
A3631 05-04-83 3299,5
A3632 02-05-83 3444,5
A3635 30-06-83 4076,2
Voorbestemd voor afstoting. Ingezet in
A3636 21-07-83 4361,3 Afghanistan.
A3637 09-08-83 4119,6 Ingezet in Afghanistan.
A3638 01-09-83 3592,6
A3640 16-09-83 4125,7 Voorbestemd voor afstoting.
A3641 03-10-83 3583,1
A3642 20-01-84 3476,7
A3643 16-03-84 3816,9
A3644 13-04-84 3306,2
A3646 05-06-84 3578,1 Ingezet in Afghanistan.
A3647 04-07-84 3720,7
Voorbestemd voor afstoting. Ingezet in
A3648 20-07-84 4411,0 Afghanistan.
Voorbestemd voor afstoting. Ingezet in
A1864 16-07-84 3975,2 Afghanistan.
Pagina 86/90
Ministerie van Defensie
Bijlage bij het antwoord op de vragen 113, 115, 116, 117 en 120
Staartnummers en gemaakte vlieguren F-16 gevechtsvliegtuigen
Staartnummer Lever- Totale Opmerkingen
datum vlieguren per 1
sept. 2008
A1866 16-08-84 3890,6 Ingezet in Afghanistan.
A1867 28-08-84 3754,2 Voorbestemd voor afstoting.
A1868 01-10-84 3892,7 Ingezet in Afghanistan.
A1869 31-10-84 3842,9 Voorbestemd voor afstoting.
A1870 22-11-84 3599,7
A1871 06-12-84 3335,5 Ingezet in Afghanistan.
A1872 18-12-84 4088,6
A1873 25-01-85 3599,7 Ingezet in Afghanistan.
Voorbestemd voor afstoting. Ingezet in
A1874 13-02-85 4486,7 Afghanistan.
A1875 25-02-85 4063,7 Voorbestemd voor afstoting.
A1876 01-04-85 4061,5
A1877 18-04-85 3892,5
A1879 30-05-85 3635,8
A1881 26-06-85 3828,4
A3192 24-07-85 4215,2 Voorbestemd voor afstoting. Ingezet in
Afghanistan.
A3193 26-08-85 4306,7 Ingezet in Afghanistan.
A3196 31-10-85 3315,4
A3197 29-11-85 3240,2
A3198 17-01-86 3891,2 Voorbestemd voor afstoting.
A3199 17-02-86 3892,5 Ingezet in Afghanistan.
A3201 02-04-86 3292,5
A3202 28-05-86 3896,6
A3203 29-05-86 3595,8
A3204 17-06-86 3889,2 Voorbestemd voor afstoting.
A3207 22-08-86 3897,4 Voorbestemd voor afstoting.
A4362 23-12-86 3926,6
Pagina 87/90
Ministerie van Defensie
Bijlage bij het antwoord op de vragen 113, 115, 116, 117 en 120
Staartnummers en gemaakte vlieguren F-16 gevechtsvliegtuigen
Staartnummer Lever- Totale Opmerkingen
datum vlieguren per 1
sept. 2008
A4365 30-03-87 4223,0 Voorbestemd voor afstoting. Ingezet in
Afghanistan.
A4366 29-04-87 3694,4
A4367 01-06-87 3376,7
A5135 30-06-87 3872,6 Ingezet in Afghanistan.
A5136 31-07-87 3598,3
A5138 28-09-87 3564,5 Voorbestemd voor afstoting.
A5142 16-02-88 3493,4
A5144 07-04-88 3642,0 Ingezet in Afghanistan.
A5145 26-04-88 3531,1
A5146 20-05-88 3540,0 Ingezet in Afghanistan.
A6055 01-08-88 2937,2
A6057 14-10-88 3660,6 Ingezet in Afghanistan.
A6058 29-11-88 3921,0 Voorbestemd voor afstoting.
A6060 22-02-89 3586,7
A6061 16-03-89 3740,2
A6062 30-03-89 2397,9
A6063 30-05-89 3647,6
A7508 03-07-89 3343,4
A7509 01-08-89 4199,4 Ingezet in Afghanistan.
A7510 04-09-89 3803,4
A7511 26-09-89 3941,6
A7512 12-11-89 3236,4
A7513 29-01-90 3837,2
A7514 02-03-90 3582,4 Ingezet in Afghanistan.
A7515 03-04-90 3005,6
A7516 01-05-90 3595,5
A8001 22-06-90 2998,4
Pagina 88/90
Ministerie van Defensie
Bijlage bij het antwoord op de vragen 113, 115, 116, 117 en 120
Staartnummers en gemaakte vlieguren F-16 gevechtsvliegtuigen
Staartnummer Lever- Totale Opmerkingen
datum vlieguren per 1
sept. 2008
A8002 03-07-90 2921,6
A8003 01-08-90 3592,3 Ingezet in Afghanistan.
A8004 09-10-90 3192,4
A8005 05-11-90 3506,0
A8006 13-11-90 3466,8
A8008 31-01-91 3590,4
A8009 28-02-91 3755,5
A8010 29-03-91 3324,9
A8011 26-04-91 3292,4
A9013 01-07-91 3208,8 Ingezet in Afghanistan.
A9014 31-07-91 3893,8
A9015 29-08-91 2709,4 Ingezet in Afghanistan.
A9016 08-10-91 2836,1 Ingezet in Afghanistan.
A9017 28-10-91 4044,6 Ingezet in Afghanistan.
A9018 29-11-91 3168,4 Ingezet in Afghanistan.
A9019 06-01-92 2935,7
A9020 30-01-92 3674,7 Ingezet in Afghanistan.
A9021 28-02-92 3596,3
Tweezitters:
A1882 27-07-84 3482,9
A1884 18-01-85 3894,7
A3208 24-07-85 3560,7
A3209 26-09-85 3890,9
A3210 31-01-86 3120,4
A4368 06-10-86 3591,6
A4369 04-03-87 3575,5
A6064 08-07-88 3228,1
Pagina 89/90
Ministerie van Defensie
Bijlage bij het antwoord op de vragen 113, 115, 116, 117 en 120
Staartnummers en gemaakte vlieguren F-16 gevechtsvliegtuigen
Staartnummer Lever- Totale Opmerkingen
datum vlieguren per 1
sept. 2008
A6065 21-12-88 3444,8
A7066 23-06-89 2091,8 Testvliegtuig; wordt beperkt voor het normale
vliegprogramma ingezet.
A7067 08-12-89 3103,5
Bij de vermelding `Ingezet in Afghanistan' betreft het toestellen die vanaf 2005 zijn ingezet ten
behoeve van de ISAF-operatie in Afghanistan. Deze toestellen worden regelmatig
gerouleerd. Sommige toestellen zijn vaker ingezet. Overigens leveren vrijwel alle F-16's een
bijdrage aan de missie in Afghanistan gedurende de opleiding van het personeel en de
voorbereiding van hun uitzendperiode.
In totaal heeft Nederland sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw 213 F-16's aangeschaft.
Het Commando Luchtstrijdkrachten zal blijven beschikken over 87 toestellen. In de loop der
jaren zijn 36 toestellen verloren gegaan. Verder zijn 24 toestellen inmiddels verkocht en zijn
achttien toestellen voorbestemd voor afstoting. In totaal 48 toestellen zijn niet meer geschikt
om te vliegen en hebben een andere bestemming gekregen: ze worden gebruikt voor
technische opleidingen, ze krijgen een museale bestemming, of ze worden ontmanteld en
vervolgens verschroot.
Pagina 90/90
---- --
Ministerie van Defensie