Reactie GS op onrust over provinciale tegoeden
17-10-2008
De berichten over de provinciale tegoeden in het buitenland hebben
veel reacties opgeroepen. Als Gedeputeerde Staten hebben wij kennis
genomen van alle reacties die bij de provincie zijn binnengekomen. We
hebben alle begrip voor de ongerustheid die eruit spreekt.
We delen die ongerustheid. Bij alles wat wij doen is het besef groot
dat we werken met gemeenschapsgeld. Zo ook nu. Onze eerste en grootste
zorg is dan ook dat we onze tegoeden terugkrijgen. Daartoe stellen we
alles in het werk. We gaan er nog steeds van uit dat dat lukt. We doen
dit samen met de provincie Groningen en verschillende gemeenten, die
ook gedupeerd dreigen te raken. Ook de Ministeries van Financiën en
Binnenlandse Zaken en De Nederlandsche Bank willen we daarbij
betrekken.
Voorschriften
Verontwaardiging over de gang van zaken is ook begrijpelijk. Maar voor
zover die zich richt tegen de provincie willen we daar het volgende
over zeggen.
78 miljoen is een bedrag dat voor velen moeilijk te bevatten is. Een
bestuursorgaan als de provincie heeft te maken met grote geldstromen.
Het beheer van al dat geld is terecht aan strenge regels gebonden. Die
regels zijn vastgelegd in de wet Fido (Financiering decentrale
overheden). De provincie heeft bovendien nog een eigen statuut.
Wij hebben ons geld steeds beheerd volgens de voorschriften. Maar het
is de vraag of welk voorschrift dan ook toegesneden zou zijn geweest
op de uitzonderlijke omstandigheden van de afgelopen maanden. Zoals
zovele organisaties is ook de provincie door die omstandigheden
verrast.
Spreiding
Waarom moest de provincie sparen op buitenlandse rekeningen? Die vraag
is de laatste dagen vaak gesteld. Het beeld is ontstaan dat op grond
van de laatste renteontwikkelingen ondoordacht geld zou zijn gestort
op de IJslandse bank Landsbanki. Dat is niet zo: de provincie
Noord-Holland heeft met deze bank al een relatie sinds eind 2006.
Waarom buitenlandse banken? Dat heeft te maken met de omvang van het
bedrag dat tijdelijk op spaarrekeningen moet worden gezet. Het gaat
daarbij om zon 600 miljoen euro. Volgens ons statuut mag maximaal 100
miljoen euro per bank worden gestort. Het risico moet immers worden
gespreid. Er zijn maar 6 à 7 Nederlandse banken waar dat volgens de
wet Fido mag. Als de provincie alleen in Nederland spaarde, zou dat
dus betekenen dat al die banken voortdurend verzekerd zouden zijn van
het maximumbedrag dat de provincie mag storten. Niet alleen is de
spreiding van het risico dan beperkt, de banken zouden ook geen enkele
aanleiding hebben om gunstige voorwaarden te bieden.
Gevolgen
Wat de gevolgen zijn van de ontstane situatie is op dit moment nog
niet te zeggen. In de eerste plaats omdat we de 78 miljoen euro nog
niet als verloren beschouwen. Wat wel vaststaat is dat dit niet mag en
niet zal leiden tot een lastenverzwaring voor de inwoners van
Noord-Holland. Het afgelasten of uitstellen van projecten is evenmin
aan de orde.
Het bedrag dat nu in het geding is behoorde tot de tijdelijk
beschikbare middelen van de provincie. In totaal is dat 600 miljoen
euro. Dit is geld dat binnen afzienbare tijd nodig is, bedoeld voor
projecten op de langere termijn.
Zoals de wet voorschrijft, heeft de provincie een saldireserve die
groot genoeg moet zijn om een eventueel verlies voorlopig te kunnen
opvangen, namelijk 25% van de tijdelijk beschikbare middelen.
Hoe dit bedrag moet worden aangevuld en hoe de begroting op termijn
moet worden aangepast op het moment dat geld van de provincie
onverhoopt niet zou worden uitgekeerd, is een zaak die in samenspraak
met Provinciale Staten moet worden geregeld.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
Nieuwsredactie
Provincie Noord-Holland