Medicijngebruik in het verkeer opsporen met speekseltest
Datum: 07 oktober 2008
Een aanzienlijk aantal verkeersongelukken wordt veroorzaakt doordat
weggebruikers onder invloed zijn van medicijnen. Grote boosdoeners
zijn de zogenaamde benzodiazepinen, een groep medicijnen die als
slaap- en kalmeringsmiddelen voorgeschreven worden. Beitske Smink,
toxicologe van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), onderzocht
wat de risico's zijn van benzodiazepinegebruik in het verkeer en welke
methode het beste is om vast te stellen of iemand benzodiazepinen
gebruikt. Ze stelde vast dat de speekseltest potentie heeft. Smink
promoveert op dit onderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen op 17
oktober 2008.
Benzodiazepinen zijn een van de meest gebruikte medicijnen in
Nederland. Ze worden niet alleen heel veel voorgeschreven, maar ook
vaak te lang. Smink: `Ze hebben een slaapverwekkende en
spierverslappende werking. Dat zijn effecten die je niet in het
verkeer kan gebruiken. Bij ongelukken zien we ze daarom vaak terug.'
Het is verboden om te rijden onder invloed van stoffen die de
rijvaardigheid kunnen beïnvloeden, maar toch houden veel gebruikers
zich hier niet aan. `Je ziet wel dat mensen die niet kunnen slapen,
midden in de nacht een tablet slikken. Vervolgens stappen ze 's
ochtends in de auto, terwijl het middel nog niet uitgewerkt is.'
Snelle indicatie
Als mensen staande worden gehouden door de politie (bijvoorbeeld
vanwege afwijkend rijgedrag) en er geen alcohol in het spel is, wordt
er bloed afgenomen en doorgestuurd naar het NFI. Daar wordt het bloed
gecontroleerd op onder andere benzodiazepinen. Het afnemen van bloed
is echter vrij omslachtig, en bij controles is het wenselijk dat zo
weinig mogelijk mensen ten onrechte deze procedure moeten doorlopen.
Het zou dus handig zijn als de politie na het staande houden van een
bestuurder een snelle indicatie kan krijgen of er benzodiazepinen
gebruikt zijn. `Een blaastest, zoals bij alcohol, werkt niet, omdat
benzodiazepinen niet in de adem terechtkomen.'
Speeksel versus urine
Smink heeft daarom gekeken of speeksel of urine bruikbaar is om vast
te stellen in welke mate iemand onder invloed is van benzodiazepinen.
Hiervoor gebruikte ze diverse laboratoriumtests. Deze tests moeten aan
veel eisen voldoen. Smink: `Er zijn heel veel verschillende soorten
benzodiazepinen. Een test moet dus wel twintig soorten stoffen kunnen
opsporen.'
Om de aanwezigheid in speeksel en urine te vergelijken met bloed liet
Smink acht vrijwilligers het kalmeringsmiddel oxazepam slikken.
Vervolgens werden de uitslagen van de speeksel- en urinetests
vergeleken met de concentratie van het middel in hun bloed. Hieruit
bleek dat de concentratie benzodiazepinen in speeksel veel lager is
dan in urine. Speeksel lijkt daarom minder geschikt als testmateriaal,
maar de concentratie in speeksel is wel een betere afspiegeling van de
concentratie in het bloed dan die in urine. Speekseltests zijn dus een
betere indicator voor recent gebruik. Daarbij komt nog dat het
gemakkelijker is om speeksel af te nemen dan urine.
Voorlichting
Speekseltests zullen de bloedtests niet gaan vervangen.Smink: `Het is
echt een voorselectie; want alleen bloed kan op dit moment als wettig
bewijsmateriaal worden gebruikt.' Volgens Smink is het nog niet bekend
wanneer de politie speekseltests gaat gebruiken als controlemiddel.
`Het is aan de politiek om te beslissen of dit ingevoerd moet worden.
Daarna moet de politie ermee leren werken en zullen de tests verder
onderzocht moeten worden.' Speekseltests maken de controle op
benzodiazepinen makkelijker, maar daarnaast moet ook de voorlichting
door zorgverleners naar gebruikers verbeterd worden, benadrukt Smink.
Dit najaar wordt daarom een speciale publiekscampagne over dit
onderwerp gelanceerd.
Grenswaarde
Smink heeft ook onderzocht wat het verband is tussen benzodiazepinen
in het bloed en verkeersongevallen. Bij alcohol is dit al goed
vastgesteld, maar bij benzodiazepinen nog niet. Als dit verband wel
bekend zou zijn, is het gemakkelijker om - net zoals bij alcohol - een
strafbare grenswaarde vast te stellen. Nu moet, bij vervolging, het
per geval aannemelijk gemaakt worden of het rijgedrag beïnvloed is
door het geneesmiddel.
Voor dit deel van het onderzoek bestudeerde Smink een groot aantal
dossiers van aangehouden bestuurders waarin hun uiterlijke
verschijnselen worden omschreven en de concentratie van
benzodiazepinen in het bloed. Hieruit bleek dat er een duidelijk
verband is, alhoewel het moeilijk is om op basis van deze resultaten
een grenswaarde vast te stellen. Smink: `Daarvoor is meer onderzoek
nodig. Bovendien is het aan de politiek om te besluiten waar je die
grens wilt leggen.'
Noot voor de pers
Curriculum vitae
Beitske Smink (Utrecht, 1966) studeerde farmacie in Utrecht. Na haar
afstuderen in 1992 was ze een aantal jaren werkzaam als apotheker. In
1996 is ze bij het Nederlands Forensisch Instituut gaan werken als
wetenschappelijk toxicologisch onderzoeker. In 2002 begon ze met haar
promotieonderzoek. Het onderzoek is bij het NFI uitgevoerd in
samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen, afdeling
Farmaceutische Wetenschappen/UMCG en de Universiteit Utrecht,
Departement Farmaceutische Wetenschappen. De titel van haar
proefschrift luidt: Benzodiazepines andtraffic safety: Forensic,
analytical-toxicological and epidemiological aspects of driving under
the influence of benzodiazepines.
Symposium
Rijden onder invloed van alcohol, drugs en geneesmiddelen staat
internationaal in de belangstelling. Met het oog op de
verkeersveiligheid en het terugdringen van het aantal
verkeersongevallen is de aandacht voor dit probleem groot. Op
donderdag 20 november 2008 organiseert het Nederlands Forensisch
Instituut in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen en
Universiteit Utrecht een symposium waarbij recente
onderzoeksresultaten worden gepresenteerd en actuele ontwikkelingen in
de maatschappij worden toegelicht.
Nadere informatie
Via de persvoorlichter van het NFI: Inge Oevering, tel. 070-888 6155
Rijksuniversiteit Groningen