Beantwoording vragen van het lid Boekesteijn over relatie tussen hulp en
ontwikkeling
16-10-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Boekestijn over Relatie russen hulp en
ontwikkeling. Deze vragen werden ingezonden op 1 oktober 2008 met
kenmerk 2008Z03569 / 2080901650.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Bert Koenders
Antwoorden van de heer Koenders, minister voor
Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het lid Boekestijn (VVD) over
relatie tussen hulp en ontwikkeling.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitlatingen van uw partijgenoot Prof. P.
van Lieshout, die een rapport aan het schrijven is bij de WRR over de
toekomst van ontwikkelingssamenwerking en over de relatie tussen hulp
en ontwikkelingen? 1
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Bent u het eens met Prof. Van Lieshout dat hulp en ontwikkeling in
Afrika niet zoveel met elkaar te maken hebben?
Antwoord
Nee en de heer Van Lieshout heeft dat ook niet zo gezegd.
Vraag 3
Bent u het eens met Prof. Van Lieshout dat hulp in Europa goed heeft
gewerkt, dat Azië het zonder grote hulpbedragen het goed heeft gedaan
en dat Afrika het met veel hulp slecht heeft gedaan?
Antwoord
Deze vraag miskent de strekking van Van Lieshouts woorden.
Van Lieshout maakt in de eerste plaats analytisch onderscheid tussen
hulp en ontwikkeling, zoals ook in ons beleid het geval is. Het begrip
ontwikkelingssamenwerking is inmiddels jaren ingeburgerd. Hulp wordt
gegeven daar waar noden zijn en waar hulp een bijdrage kan leveren aan
het lenigen van die nood. Ontwikkeling is daarentegen een complex
proces, zoals Van Lieshout zelf ook benadrukt.
Ontwikkelingsamenwerking kan daar een belangrijke katalyserende
bijdrage aan leveren. De constatering dat Europa, Azië en Afrika ieder
een andere ontwikkeling hebben doorgemaakt, is evident en logisch en
heeft met dit onderscheid te maken. In de eerste plaats is de
effectiviteit van hulp sterk afhankelijk van de
politieke/sociaal/economische/culturele context die voorwaarden zijn
voor ontwikkeling, die in Afrika, Azië en Europa (en binnen die
continenten) sterk uiteenlopen. In de tweede plaats zijn in Afrika wel
degelijk ook goede resultaten geboekt, waaraan de hulp heeft
bijgedragen.
Gedurende de afgelopen decennia is het beleid om ontwikkeling te
bevorderen, zoals Van Lieshout ook schetste, een aantal malen
aangepast. Binnen ontwikkelingssamenwerking is veel lering getrokken
uit evaluaties, op basis waarvan het beleid steeds effectiever is
geworden. Hij benadrukt tevens de noodzaak om structurele
investeringen te doen en daarbij oog te hebben voor het functioneren
van overheden. Hij geeft aan dat we oog moeten hebben voor de
samenhang tussen ontwikkeling en onderwerpen als klimaataanpassing,
migratie en handel. Ik ben het met deze invalshoeken eens en dat is
dan ook centraal onderdeel van ons beleid. Ik verwijs u daarvoor naar
de analyse van de nota Een Zaak voor Iedereen en de diverse notities
die op basis daarvan zijn verschenen. Tevens verwijs ik naar onze
multilaterale inzet op het terrein van internationale publieke
goederen, die ik van plan ben verder te versterken.
Vraag 4
Bent u het eens met Prof. Van Lieshout dat het veel beter zou zijn om
eerst ontwikkelingsdoelstellingen, en een daarbij horende intelligente
strategie te formuleren en dan pas te bezien welk budget daarbij past?
Deelt u kortom de mening dat zowel het huidige hoge budget en de
koppeling met de groei van het BNP ter discussie zouden moeten staan?
Antwoord
Inderdaad is het nuttig om ontwikkelingsdoelstellingen als
uitgangspunt te nemen. Duidelijk is dat daar veel geld voor nodig is -
zie ook de recente opmerkingen van de SG-VN over onderfinanciering van
de MDG's - en omdat internationaal is afgesproken 0,7 % van BNP aan
ODA te geven houdt Nederland zich hieraan. De toevoeging van
milieudoelstellingen (Rio afspraken) heeft dit percentage laten
oplopen tot 0,8% BNP. Hiermee kiest Nederland voor een duidelijk
afgebakend ambitieniveau. Daarbij heeft Nederland heel duidelijke
doelstellingen voor ogen, te weten het bereiken van de MDG's via een
verscherpte inzet op vier beleidsprioriteiten zoals in de vorig jaar
verschenen beleidsnotitie verwoord en door de Kamer goedgekeurd. Het
is belangrijk dat internationale afspraken worden nageleefd, zoals
mede op Nederlands initiatief is herbevestigd op de Jaarvergadering
IMF/WB. Juist in tijden van internationale crisis wordt de
committering aan internationale afspraken als essentieel gezien.
Vraag 5
Bent u het eens met Prof. Van Lieshout dat investeringen in landbouw
en infrastructuur meer opleveren voor ontwikkeling dan in onderwijs en
gezondheidszorg?
Antwoord
Nee, Van Lieshout wordt selectief aangehaald. Voor duurzame
ontwikkeling is nodig dat op alle genoemde terreinen gebalanceerd
geïnvesteerd wordt.
Vraag 6
Bent u het eens met Prof. Van Lieshout dat ontwikkeling niet
noodzakelijkerwijs democratisering vereist aangezien verlicht despoten
heel goed groei weten te bereiken? Welke gevolgen zou deze empirische
conclusie moeten hebben voor de rol van het Netherlands Institute for
Multiparty Democracy?
Antwoord
Nee, Van Lieshout wordt wederom selectief aangehaald. Zijn empirische
conclusies worden in 2009 vastgesteld.
Het is bewezen dat hulp effectiever is, naar mate het bestuur van een
land beter op orde is. Zo stelt Prof.dr.ir. J.J.C. Voorhoeve op blz 27
van zijn publicatie "Rechtsstaat in ontwikkelingslanden? Aspecten van
een liberale ontwikkelingssamenwerking" dat algemeen wordt aangenomen
dat er een positieve, wederzijds versterkende relatie is tussen
democratisering en ontwikkeling. Aangezien onderdrukking en slecht
bestuur maatschappelijke en individuele ontplooiing schaden, is het
ontwikkelen van goed bestuur en democratie belangrijk". De kwaliteit
van bestuur heeft allerlei aspecten en moet niet versmald worden tot
een specifiek model van democratie in West-Europese zin. Ook kan
democratisering niet worden opgelegd. Democratisering is een context
specifiek proces naar betere participatie en representatie van burgers
in politiek bestuur en betere verantwoording van dat bestuur, de
ontvangende overheden, aan hun burgers. Daarom wordt in mijn beleid
ook zo sterk de nadruk op "accountability" gelegd. Want zo kunnen
democratische ontwikkeling en sociaaleconomische ontwikkeling met
elkaar worden verbonden. In dit verband vervult ook het NIMD een
functie.
Vraag 7
Bent u bereid om het bovengenoemde rapport van de WRR zo snel mogelijk
na afronding naar de Tweede Kamer te sturen zodat wij de hervorming
van het huidige beleid zo spoedig mogelijk kunnen doorvoeren?
Antwoord
Na verschijning van het WRR rapport zal het op de gebruikelijke wijze,
voorzien van een beleidsreactie, aan de Kamer worden aangeboden.
1: Buitenhof, 28 september 2008
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken