Europese Commissie kent meer democratische legitimiteit dan aangenomen
Datum: 06 oktober 2008
De Europese Commissie is bij het formuleren van regelgeving meer
consensusgericht dan algemeen wordt aangenomen. Dit is het resultaat
van collectieve besluitvorming binnen de Commissie, die bij het
opstellen van regelgeving gedwongen wordt om rekening te houden met
alle betrokken partijen in het Europese speelveld. Dit verhoogt de
democratische legitimiteit van de voorstellen van de Europese
Commissie aanzienlijk. Dit blijkt uit onderzoek door Christiaan Prins,
die donderdag 16 oktober promoveert aan de Rijksuniversiteit
Groningen. "Het beeld van de Commissie als technocratische moloch die
zijn wil oplegt, moet worden bijgesteld."
Onder het grote publiek en in de academische literatuur overheerst het
beeld van de Europese Commissie als een gesloten, technocratische
organisatie. Uit het onderzoek van Christiaan Prins, die de
legitimiteit van de besluitvorming in de Commissie analyseerde aan de
hand van drie recente besluiten, blijkt echter dat de democratische
legitimiteit van die besluiten aanzienlijk groter is dan algemeen
wordt aangenomen.
`Betere regelgevingstrategie'
De Europese Commissie introduceerde in 2002 de zogenaamde `betere
regelgevingstrategie'. Hiermee beoogt de Commissie de democratisiche
legitimiteit van haar besluiten te verhogen, onder andere door meer
overleg met belanghebbenden in de samenleving (de zogenaamde
stakeholders) bij het opstellen van nieuwe regelgeving. Maar uit het
onderzoek van Prins blijkt dat de consensusgerichtheid met name
voortkomt uit de collectieve besluitvormingsprocedure die de Commissie
hanteert. "De betere regelgevingstrategie heeft deze openheid
onderstreept, maar niet veroorzaakt", aldus Prins.
Collectieve besluitvorming
De collectieve besluitingsvormingsprocedure houdt in dat voor ieder
voorstel van de Commissie instemming nodig is van alle
Directoraten-Generaal (DG) tezamen. De DG's zijn de ambtelijke
afdelingen van de Commissie, die elk onder de verantwoording staan van
een Eurocommissaris. "Dit bekent dat de verantwoordelijke DG in staat
moet zijn om de andere DG's te overtuigen van de juistheid van het
voorstel", zegt Prins. Hierdoor is de besluitvorming opener en meer
consensusgericht. "Neem bijvoorbeeld een besluit dat wordt voorbereid
door de DG Milieu, van nature gericht op stakeholders uit de
milieusector. Door de collectieve besluitvorming moet DG Milieu bij
het opstellen van de regelgeving ook rekening houden met stakeholders
uit het bedrijfsleven. Er is immers ook instemming nodig van DG
Ondernemingen, die weer dichter staat bij stakeholders uit het
bedrijfsleven."
Verkeerde vergelijkingen
Een van de oorzaken voor de kritiek op de Europese Commissie is dat
die wordt geëvalueerd met variabelen die gelden voor een federale
staat. Ten onrechte, vindt Prins, die in zijn onderzoek dan ook de
zogenaamde `governancebenadering' toepast. Deze benadering beschouwt
de Europese Unie als een unieke organisatie met eigen elementen van
legitimiteit en dus niet als een federale staat. "De EU is een unieke
entiteit", zegt Prins. "Vergelijkingen met een federale staat, zoals
in de literatuur veel worden gehanteerd, gaan niet op." In zijn
onderzoek levert hij dan ook een bijdrage aan de theoretische
precisering van de governancebenadering. Hij doet dit met nieuwe
theoretische variabelen waarmee kan worden geëvalueerd waaruit deze
unieke elementen van legitimiteit bestaan.
Brede input
Prins, die zijn onderzoek baseert op literatuuronderzoek en interviews
met betrokkenen bij elk van de drie onderzochte besluiten,
onderstreept het open karakter van het consultatieproces dat de
Commissie hanteert. "Tijdens het formuleren van de nieuwe regelgeving
krijgen zo goed als alle betrokken partijen de ruimte: ondernemingen,
NGO's, handelsorganisaties, betrokken lidstaten, iedere belanghebbende
krijgt een kans. Dat is echt heel breed.". Volgens Prins is het daarom
belangrijk dat het beeld van de Europese Commissie als technocratische
moloch wordt bijgesteld.
Curriculum Vitae
Christiaan Prins (Assen, 1978) studeerde internationale betrekkingen
aan de Rijksuniversiteit Groningen. Van 2002 tot 2008 was hij
assistent van Europarlementariër Bert Doorn (CDA). Sinds april 2008 is
hij European Public Affairs Manager voor Unilever in Brussel. Prins,
die zijn onderzoek als extern promovendus zelf heeft gefinancierd,
promoveert op 16 oktober bij prof.dr. H.W. Hoen op het proefschrift
"Argued consensus or bargained compromise? A governance approach to
assessing the legitimacy of European Commission Legislative
Proposals." Co-promoter is dr. G.C. van Roozendaal.
Meer informatie
Christiaan Prins, e-mail: christiaanprins@gmail.com
Rijksuniversiteit Groningen