Relatieve bijnierschorsinsufficiëntie bij intensive care patiënten
* Start datum 14-10-2008
* Tijd 10:45
* Locatie Aula
* Titel Relative adrenal insufficiency in the critically ill. The
role of ACTH testing
* Plaats Aula
* Spreker M.F.C. Jong
* Promotor prof.dr. A.B.J. Groeneveld prof.dr. A.R.J. Girbes
* OnderdeelVU medisch centrum
* Wetenschapsgebied Medisch
* Evenementtype Promotie
Margriet de Jong toont in haar proefschrift aan dat er risicofactoren
zijn voor relatieve bijnierschorsinsufficiëntie zoals metabole acidose
(te lage pH van het bloed) en stollingsstoornissen. Relatieve
bijnierschorsinsufficiëntie lijkt met name op te treden bij
septische-shockpatiënten en gerelateerd te zijn aan de ernst van
ziekte en sterfte en gunstige effecten van behandeling met
corticosteroïden te voorspellen. Dit is niet het geval bij
niet-septische ernstig zieke patiënten en patiënten die succesvol
gereanimeerd werden na hartstilstand en behandeld werden met
geïnduceerde therapeutische hypothermie (onderkoeling). Veranderingen
in de cortisolrespons op ACTH in het ziektebeloop van de
intensive-carepatiënt worden niet veroorzaakt door lage
reproduceerbaarheid of veranderde basaalwaarden van cortisol, maar
door wisselende maten en reversibiliteit van relatieve
bijnierschorsinsufficiëntie. Het gunstige effect van steroïden bij
septische shock duidt op het bestaan van relatieve
bijnierschorsinsufficiëntie waarvoor steroïden moeten worden
gesuppleerd.
Een van de meest belangrijke regelsystemen van het lichaam om zich aan
te passen aan stress is de hypothalamus-hypofyse-bijnieras (HHB-as),
waarvan cortisol (stresshormoon) een van de belangrijkste
eindproducten is. Cortisol is belangrijk voor cardiovasculaire
reactiviteit, stofwisseling en anti-inflammatoire (wat ontsteking
tegengaat) effecten. Terwijl de HHB-as sterk geactiveerd is kan deze
activiteit toch onvoldoende zijn voor de mate van stress, wat dan
aangeduid wordt met het begrip relatieve bijnierschorsinsufficiëntie.
De respons van de HHB-as op stress en relatieve
bijnierschorsinsufficiëntie worden in de intensive care
gediagnosticeerd met hulp van de dynamische korte ACTH-stimulatietest.
Behandeling met corticosteroïden bij patiënten met relatieve
bijnierschorsinsufficiëntie zou gunstige effecten hebben door
verbetering van haemodynamica en verlaging van sterfte.
Diverse controversen met betrekking tot relatieve
bijnierschorsinsufficiëntie zijn: de risicofactoren voor relatieve
bijnierschorsinsufficiëntie, de dosering van toe te dienen ACTH, de
juiste afkapwaarden voor de diagnose relatieve
bijnierschorsinsufficiëntie en daardoor de voorspellende waarde voor
sterfte en behandeling met corticosteroïden. Een willekeurige of
basaalwaarde van cortisol is mogelijk geen goede weerspiegeling van
het 24-uurs-secretieprofiel bij de ernstig zieke patiënt.
Totaalwaarden van serumcortisol onderschatten mogelijk de vrij
cortisolwaarden die verantwoordelijk zijn voor de fysiologische
activiteit. Ten slotte zouden herhaalde ACTH-testen lage
reproduceerbaarheid hebben.