Reptielen als gezelschapsdieren
10 oktober 2008 - kamerstuk
Kamerbrief met antwoorden op vragen over de populariteit van
reptielen. Zo is er vraag naar rode rattenslangen, pythons en
luipaardgekko's. Handel loopt onder meer via dierenspeciaalzaken en
beurzen.
Meer informatie
* Reptielen als gezelschapsdieren
Kamerstuk | 10-10-2008 | PDF-Document, 78 kB
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
Geachte Voorzitter,
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van het lid Ouwehand (Partij voor de
Dieren) over de populariteit van reptielen als gezelschapsdieren.
1
Bent u bekend met het artikel "Het reptiel is de nieuwe hond" 1), waaruit blijkt dat het
houden en verzamelen van reptielen in Nederland een enorme vlucht heeft genomen?
Ja.
2
Kunt u uiteenzetten hoeveel reptielen er jaarlijks in Nederland worden verkocht, om welke
soorten het zoal gaat en welke ontwikkelingen zich voordoen in de handel in reptielen?
Het is niet bekend hoeveel reptielen in Nederland worden verhandeld. De dieren worden
verhandeld via dierenspeciaalzaken, internet en (reptielen)beurzen.
De vraag naar bepaalde soorten is trendgevoelig. Op dit moment schijnt er vooral vraag te
zijn naar rode rattenslangen, pythons, boa's, baardagamen en luipaardgekko's. Ook
worden bij de gemakkelijk te houden soorten steeds meer kleurvariaties gekweekt.
Gegevens die betrekking hebben op de internationale handel worden alleen voor
beschermde reptielen nauwkeurig bijgehouden. Het gaat daarbij om beschermde
reptielen (CITES A en B) in het internationale handelsverkeer en in het intracommunautaire
handelsverkeer (CITES A). Deze gegevens worden opgenomen in de jaarlijkse- en
tweejaarlijkse rapporten. Deze zijn gepubliceerd op:
Het aantal bezoekers aan reptielenbeurzen is wel toegenomen.
3
Kunt u uiteenzetten welk deel van de in Nederland verhandelde reptielen afkomstig is van
wildvang, en welk deel van kweek?
Er zijn signalen dat er thans meer uitheemse reptielen in Nederland worden gekweekt dan
worden ingevoerd.
De reptielen die worden vermeld op de CITES Bijlage A en Habitat Bijlage IV mogen alleen
voor handelsdoeleinden worden gebruikt wanneer zij gefokt zijn. Een groot deel van deze
groep bestaat uit in gevangenschap gefokte en geboren landschildpadden. Dit gebeurt
ook in Nederland. De overige uitheemse reptielensoorten mogen uit de natuur worden
gehaald voor handelsdoeleinden.
4
Hoe beoordeelt u de constatering dat de snel toenemende vraag heeft geleid tot een
sterftecijfer van negentig procent onder de geïmporteerde exotische dieren kort na
aankomst? Kunt u uiteenzetten hoe de situatie nu is?
Er lijkt geen sprake te zijn van een snel toenemende vraag naar exotische dieren. Volgens
Maathuis (1998) zat het reptielen- en amfibieënbezit in de categorie tussen 0 en 1% van de
Nederlandse huishoudens. Een NIPO-onderzoek in 2003 bevestigde dit en in 2006 (in RDA:
feiten en cijfers) was dit gegroeid percentage tot 1,2%. Nederland telt naar schatting
250.000 gehouden reptielen en amfibieën. Rekeninghoudend met de toename van de
bevolking in die periode, maar ook met de afronding van de cijfers, zou er een lichte groei
geweest kunnen zijn.
De sterfte onder geïmporteerde exotische dieren kort na aankomst wordt niet bijgehouden.
Volgens een woordvoerder van Reptielen dierenpark Serpo lijkt een sterfte van
90% niet reëel.
Door een toename van de beschikbare kennis over reptielen en amfibieën, is de
gemiddelde leeftijd die de dieren kunnen halen sterk gestegen en ligt doorgaans boven
de leeftijd die de dieren in de vrije natuur halen. Het kweken van dieren zal sterkere
dieren opleveren die beter zijn aangepast aan het leven in gevangenschap en dat zal
bijdragen aan vermindering van sterfte bij de handel.
5
Kunt u uiteenzetten welke regelgeving geldt voor het kweken, tentoonstellen en
verhandelen van reptielen? Acht u deze regelgeving voldoende met het oog op dierenwelzijn,
volksgezondheid en biodiversiteit? Kunt u dit toelichten?
Op basis van artikel 13 van de Flora- en faunawet is het onder andere verboden om dieren,
behorende tot een beschermde inheemse of uitheemse diersoort ten toon te stellen, te
koop te vragen of voor verkoop aan te bieden. Het kweken en tentoonstellen van deze
soorten met een commercieel oogmerk is evenmin toegestaan.
Wanneer het gaat om gefokte dieren, dan is het mogelijk ontheffing te verlenen. Er zijn
echter daartoe geen ontheffingsaanvragen ingediend of ontheffingen verleend.
Uitheemse reptielen die zijn opgenomen op CITES Bijlage A of Habitatrichtlijn Bijlage IV
mogen alleen voor vermelde handelingen worden gebruikt, indien zij zijn gefokt.
Wanneer deze dieren aan de natuur onttrokken zijn, mogen zij alleen voor nietcommerciële
doeleinden worden tentoongesteld of gefokt. Daarbij komt dat de houder
altijd de verplichting heeft over een ontheffing (voor CITES Bijlage A een EG-certificaat) te
beschikken.
Voor reptielen in dierentuinen gelden de voorschriften van het Dierentuinenbesluit op
grond waarvan eisen zijn gesteld met betrekking tot de verzorging, de huisvesting en het
fok- en transactiebeleid.
Voor reptielen die buiten dierentuinen worden gehouden, gelden op basis van de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) geen specifieke vereisten met
betrekking tot het tentoonstellen, verhandelen en kweken. Wel gelden ook voor deze
dieren de bepalingen van artikel 36 en 37 van de Gwwd op basis waarvan het verboden is
bij dieren onnodig pijn of letsel te veroorzaken, dan wel deze dieren de nodige verzorging
te onthouden.
Momenteel zijn de dierenspeciaalzaken, de import en groothandel van gezelschapsdieren
bezig met de ontwikkeling van een certificeringsstelsel voor de handel in gezelschapsdieren
waarin normen worden opgenomen over onder andere de huisvesting en de
verzorging van gezelschapsdieren. Parallel daaraan wordt aan overheidszijde gewerkt aan
een AMvB met doelvoorschriften.
Nadelen voor de volksgezondheid kunnen vooral bestaan uit letsel dat door reptielen en
andere dieren wordt toegebracht. Dit kan nooit worden uitgesloten. Door goede voorlichting
kan het risico op letsel wel worden verminderd.
Met het oog op de biodiversiteit kunnen dierentuinen deelnemen aan fokprogramma's of
andere activiteiten ontplooien ter bevordering van de instandhouding van de diersoorten
in gecontroleerde situaties.
6 en 7
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de directeur van het Reptielen dierenpark SERPO dat er
jaarlijks 'waanzinnig veel dieren' ontsnappen en er minstens zoveel gedumpt worden?
Kunt u aangeven om hoeveel ontsnapte en gedumpte dieren het gaat? Zo ja, welke
maatregelen bent u voornemens te treffen om deze aantallen terug te dringen en tevens
de volksgezondheid en het welzijn van de dieren te beschermen? Zo neen, waarom niet en
bent u bereid een deugdelijke inventarisatie uit te voeren?
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
10 oktober 2008 DL. 2008/2364 4
Hebt u zicht op de aard van het consumentengedrag dat betrekking heeft op de aankoop
van reptielen? Bent u van mening dat er sprake is van impulsaankopen? Zo ja, in welke
mate en welke ambitie heeft u voor het terugdringen van het aantal impulsaankopen?
Zo neen, waar baseert u dat op?
Het is mij bekend dat het ontsnappen en dumpen van reptielen voorkomt. Daarover wordt
in de media regelmatig gerapporteerd en aan de reptielenopvangcentra worden regelmatig
ontdekte dieren aangeboden. Dumpen is verboden. Artikel 14 van de Flora- en
faunawet verbiedt het uitzetten van dieren in de vrije natuur. Over het algemeen worden
vooral de schildpadden gedumpt. Bij andere reptielen, vermoedelijk enkele honderden per
jaar, is er meestal sprake van ontsnappen en niet van dumpen, omdat zij een zekere
waarde vertegenwoordigen. Het is mij niet bekend op welke schaal schildpadden worden
gedumpt en het zal bijzonder lastig zijn om hierover met enige zekerheid cijfers te
achterhalen.
Om het bewust aanschaffen van gezelschapsdieren te bevorderen en daarmee het
dumpen en het ontsnappen van alle dieren, waar onder ook reptielen, tegen te gaan is het
Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren opgericht. Dit LICG geeft voorlichting over
het houden en aanschaffen van dieren.
In het boekje "Gedeelde zorg, feiten & cijfers" van het Forum Welzijn Gezelschapsdieren
(RDA, maart 2006) zijn de beschikbare cijfers over het houden van reptielen verzameld. De
cijfers betreffen schattingen van het aantal reptielen en amfibieën, aantal huishoudingen
met dergelijke diersoorten, omzet in de handel. Ik zie geen noodzaak voor verdere
inventarisatie.
8
Hebt u zicht op het aantal opvangcentra en de capaciteit voor gedumpte en afgestane
reptielen en de wijze waarop deze worden gefinancierd? Acht u dit aantal voldoende?
Zo ja, waar baseert u dit op? Zo neen, bent u bereid zich in te spannen voor het creëren
van een landelijke dekking van opvangcentra voor reptielen?
Mijn uitgangspunt is dat eigenaren van gezelschapsdieren verantwoordelijk zijn voor de
aanschaf en de verzorging van hun dieren. Daarbij wil ik eigenaren bij ondersteunen door
middel van voorlichting. Voor dieren die worden afgestaan, kan de eigenaar de opvang
zelf regelen. Wanneer dieren ontsnappen of op straat worden gezet en het dier wordt
gevonden, dient de gemeente ervoor te zorgen dat het dier twee weken wordt
opgevangen, zodat de eigenaar zich kan melden of opgespoord kan worden.
Na deze twee weken mag de gemeente beschikken over het dier en kan het dier worden
verkocht. Tot zover reikt de plicht van de overheid. Hierna komen particuliere initiatieven
in beeld.
Op dit moment zijn mij drie opvangcentra bekend die zich actief bezighouden met de
opvang van reptielen die ooit als huisdier zijn gehouden en daartoe over een ontheffing
beschikken. Dit zijn SERPO, het Herpetologisch Educatief Centrum en Iguana. Er is nog een
aantal instellingen dat al lange tijd over een ontheffing voor opvang beschikt.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
10 oktober 2008 DL. 2008/2364 5
Voor zover mij echter bekend is, zijn deze niet meer actief. Daarnaast zijn dierentuinen
incidenteel inzetbaar voor de opvang van reptielen.
Opvangcentra kunnen onder meer via openstelling fondsen genereren, ontvangen
donaties en dergelijke.
9, 10 en 11
Kunt u uiteenzetten welke regels gelden voor het fokken, houden en doden van de dieren
die aan reptielen worden gevoerd? Op welke wijze wordt het welzijn van deze zogenaamde
voedseldieren gewaarborgd?
Welke diersoorten worden als (levend) voedsel voor reptielen gebruikt en wat is de
herkomst van deze dieren? Kunt u uiteenzetten onder welke voorwaarden levende dieren
als muizen, ratten, konijnen en kittens aan reptielen mogen worden gevoerd?
Kunt u uiteenzetten op welke wijze een humane dood gegarandeerd kan worden van
levende dieren die door de eigenaar van reptielen eigenhandig gedood worden alvorens
zij worden gevoerd aan reptielen?
Alleen dieren die in de bijlage van het Besluit voor productie te houden dieren voorkomen,
welk besluit gebaseerd is op artikel 34 Gwwd, mogen worden geproduceerd om
als voedsel voor een ander dier te dienen. Kittens staan niet op deze lijst en mogen dus
niet voor dit doel geproduceerd worden. Bovendien behoren roofdieren in beginsel
niet tot het dieet van reptielen. Vooral knaagdieren en vogels dienen als voedsel voor
reptielen, met name voor slangen en varanen. Hagedissen en gekko's eten ofwel
fruitvliegjes en krekels, dan wel plantaardig voer.
Ten aanzien van het houden van dieren die als voedsel voor een ander dier dienen, zijn
de artikelen 36 en 37 Gwwd van toepassing: het verbod op dierenmishandeling en de
verzorgingsplicht van de houder van het dier.
De dieren kunnen dood worden aangeboden aan de reptielen, wanneer het dier gewend
is om dood voedsel te eten. Dat is bijna altijd het geval. De ratten die als voedsel dienen,
zijn vooral afkomstig uit Frankrijk. Met betrekking tot het doden van deze dieren zijn de
algemene bepalingen uit het besluit Doden van dieren van toepassing. De gehanteerde
dodingsmethode dient zonder aanvaardbare opwinding of pijn te worden toegepast. Er
bestaan geen specifieke regels voor het doden van de dieren die als voedsel voor een
ander dier worden gebruikt.
De Nederlandse wet- en regelgeving kent geen specifieke regels met betrekking tot het
gebruik van levende dieren als voedsel voor andere dieren.
12
Kunt u uiteenzetten welke kaders er worden gehanteerd voor de herintroductie van
reptielensoorten in de natuur? Kunt u uiteenzetten hoeveel pogingen tot herintroductie
van reptielen de afgelopen jaren zijn ondernomen, door wie, waar deze dieren zijn
uitgezet en hoeveel van deze pogingen succesvol zijn geweest? Op welke wijze worden
dergelijke herintroducties van reptielensoorten gemonitord?
De kaders die worden gehanteerd voor herintroductie van reptielensoorten zijn
opgenomen in het Afwegingskader herintroductie zoals in april dit jaar aan de Kamer
toegezonden en de IUCN-richtlijnen voor herintroductie.
Voor zover het herintroductie van reptielen betreft, heeft in Nederland een project
plaatsgevonden voor de muurhagedis. Na de restauratie van de oude stadswallen in
Maastricht is de kwijnende populatie muurhagedissen aangevuld door uitzetting van
gekweekte exemplaren. De term hiervoor is bijplaatsing (restocking). De populatie die was
teruggelopen tot enkele tientallen in de jaren '80 van de vorige eeuw, bestaat nu weer uit
ruim 400 exemplaren.
Van pogingen tot herintroductie van reptielensoorten in de natuur buiten Nederland is mij
bekend dat de Nederlands-Belgische Schildpaddenvereniging een project heeft lopen voor
herintroductie van een bedreigde landschildpaddensoort in de oorspronkelijke habitat.
Dit is mogelijk, omdat de kennis die door deze vereniging is vergaard betreffende de
voortplanting en het gedrag van deze dieren, geleid heeft tot zeer succesvolle vermeerdering
van deze soort die tot voor kort met uitsterven bedreigd werd.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
1) Vrij Nederland, 26 juli 2008
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit