SGP
09 - 10 - 08 | De Nederlandse identiteit: feit of fictie?
Prof.dr. W.Th.M. Frijhoff en ir. B.J. van der Vlies verzorgen de
inleidingen tijdens de Johan de Wittlezing 2008 op donderdag 9 oktober
2008 om 20.15 uur in de Augustijnenkerk aan de Voorstraat te
Dordrecht. De lezing heeft als titel 'De Nederlandse identiteit. Feit
of fictie?' De jaarlijkse lezing wordt georganiseerd door de Stichting
Dordtse Academie.
Burgemeester R.J.G.Bandell, voorzitter van de Stichting Dordtse
Academie, opent de avond.
De Stichting Dordtse Academie wil met de Johan de Wittlezingen, die al
meer dan vijftien jaar worden gehouden, een bijdrage leveren aan het
debat over culturele, politieke en bestuurlijke problemen. De lezingen
worden gegeven in de Augustijnenkerk, de plaats waar in 1572 de Eerste
Vrije Statenvergadering plaats vond en dichtbij de plaats waar de
Dordtse Synode (1618/1619) werd gehouden.
---
----------
De Nederlandse identiteit: feit of fictie?
De Nederlandse identiteit in een snel veranderende wereld is een feit,
maar een onrustig bezit.
Johan de Wittlezing 2008
9 oktober 2008 te Dordrecht
Ir. B.J. van der Vlies
Inleiding en probleemstelling
Identiteit raakt aan bezieling. Een gedeelde identiteit heeft dan ook
een sterk samenbindende werking. Niet voor niets werd in het verleden
de breed gedragen christelijke religie het cement van de samenleving
genoemd. In die zin is de vraag naar de identiteit van ons land heel
belangrijk. Door het ontbreken van een gemeenschappelijke identiteit
kan een samenleving gefragmenteerd en versplinterd raken. Consensus
over het gewenste waarden- en normenpatroon laat zich dan steeds
moeilijker vinden. Gemeenschap kun je echter niet opleggen, maar wil
beleefd worden.
Vanouds vormde het christendom een belangrijk fundament voor onze
westerse cultuur. Dat is geen fictie, maar feit. Dat is snel aan het
veranderen. Restanten die herinneren aan ons christelijke verleden
worden gesloopt of vervangen door hun tegenpolen. Denk aan de
bescherming van het leven, het huwelijk, de seksuele moraal en de
plaats van de zondag. Zelfs een verwijzing naar het christelijke
verleden in het concept EU-grondwet was voor velen een brug te ver.
Het christendom kan niet meer als het dominante fundament van het
Westen of van Nederland worden aangemerkt. Dat heeft gevolgen. De
christelijke godsdienst werkt samenbindend en bezielend, àls het echt
leeft. Een soort maïzena voor de samenleving. Het beleven en
koesteren van de christelijke identiteit kan waarborgen, dat de eigen
identiteit niet wordt opgeslokt door een andere ongewenste identiteit,
bijvoorbeeld door de islamitische. Het christendom biedt immers een
schat aan identiteit en zelfkennis. Een vraagstuk dat voor velen in
Europa actueel is. Hoe verdedigen we onze cultuur tegenover andere
opkomende, mogelijk minder gewenste culturen? Waar staan we nog voor?
Wat stellen we er met elkaar tegenover? Hebben we nog wel iets te
bieden? En wàt dan? Een vraag die cruciaal is, maar waarop Europa
geen krachtig antwoord heeft.
Het anker van het christendom is weggeslagen in de seculier-liberale
maalstroom van onze tijd en we hebben er niets substantieels voor in
de plaats gezet. Nederland heeft het eeuwenoude christelijke erfgoed
in enkele decennia weggewuifd. Om het met de Engelse staatsman Edmund
Burke te zeggen: het kost generaties om een landgoed op te bouwen,
maar één onverstandige erfgenaam kan alles in een kwartiertje
verbrassen.
Daarom is er inderdaad alle reden om na te denken over onze identiteit
en de zojuist verwoorde vragen. Heeft Nederland een eigen identiteit,
en zo ja, welke? Mist Nederland â na het doorsnijden en marginaliseren
van de christelijke wortels â niet een werkelijk bezielend en
samenbindend verband? Heeft dat ook niet te maken met de soms
problematische legitimering van het overheidsbeleid? Welk bezielend
verband bestaat er vandaag tussen de verschillende bevolkingsgroepen
die Nederland ârijkâ is? En is er niet heel veel voor te zeggen â
gelet op de zorg om de huidige invulling van de moraal, maar ook gelet
op bedreigingen van buiten, zoals de radicale stromingen in de islam â
om opnieuw de rijke betekenis van de christelijke traditie en de
daaruit voortvloeiende waarden en normen te belichten? Ook in Europees
perspectief en juist ook met het oog op onze identiteit? Daarover wil
ik het graag met u hebben.
Een stipje slechts
Nederland is een stipje op de wereldkaart. Ons land heeft maar een
zestien miljoen inwoners, een twee promille van de totale
wereldbevolking. Maar tegelijk is Nederland een land dat vroeger grote
koloniën had en in de Gouden Eeuw een invloedrijke mogendheid was die
zich gelden liet. Nederland is een land met een krachtige economie,
geheel vervlochten met de wereld om ons heen. We zijn de derde
exporteur van landbouwproducten ter wereld. Rotterdam is welhaast de
grootste zeehaven van de aardbol en Schiphol een belangrijke draaideur
tot Europa. Elke willekeurige minister van Buitenlandse Zaken zal
zich, gezeten op de Haagse apenrots, daarom wel eens verliezen in
beschouwingen over hoe belangrijk ons land is. Een kleine tien jaar
geleden wilde de toenmalige minister van dit departement Nederland
geen âklein landâ noemen. Dat leverde boeiende discussies op over de
vraag wat Nederland dan wél was: een kleintje onder de groten, een
grote onder de kleinen, of iets daar tussenin.
Achter zoân debat gaan uiteraard ideeën schuil over wat Nederland
status geeft in de wereld, wat onze identiteit is en waar we trots op
kunnen zijn, waar we bij willen horen. Wat is precies onze identiteit?
Kunnen we daarmee goed voor de dag komen op het wereldtoneel? Zo niet,
hoe valt dit bij te stellen? Is daar trouwens wel wat aan te doen?
Wat is precies onze identiteit? Prinses Maxima gaf ongeveer een jaar
geleden aan dat zij in haar intensieve oriëntatie op haar nieuwe
vaderland dé Nederlander of dé Nederlandse identiteit niet had
ontdekt, althans niet had kunnen vinden. Gefronste wenkbrauwen waren
het gevolg. Die constatering heeft velen geraakt. Een daarop volgend
onderzoek wees uit dat een 65% van de Nederlanders wel degelijk van
mening is dat er zoiets bestaat als een Nederlandse identiteit.
Ongeveer de helft zegt er trots op te zijn zich Nederlander te mogen
noemen. Het blijkt overigens nog wel verschil te maken of je als
Nederlander binnen of buiten onze landsgrenzen woont en om dat oordeel
wordt gevraagd. Buiten ons land woonachtig, volgt een hogere score. De
behoefte aan identificatie met Nederland, met je wortels, laat zich
iets verderaf kennelijk gelden.
Voor minister-president Balkenende, staat het beeld wel ongeveer vast
over de waarden die Nederland sterk hebben gemaakt. Hij somde deze
enkele weken terug op tijdens de Algemene politieke beschouwingen
direct na Prinsjesdag: âoog hebben voor elkaar, respectvol en
solidair, dynamiek en ondernemerschap, degelijke overheidsfinanciën,
openheid en constructieve samenwerking met andere landenâ. Hij noemde
ze bepalend voor het vertrouwen dat wij kunnen hebben in ons land en
in onszelf. Hij vervolgt: âNederland is door de eeuwen heen opgebouwd
door rijke en arme mensen, door mensen afkomstig uit zeer
uiteenlopende regioâs, door mensen met eigen gebruiken en culturen en
door mensen met verschillende geloofsovertuigingen. In die
samenwerking ligt de kracht van Nederland. Onze kracht ligt niet in
het ontkennen van verschillen, laat staan in het propageren van
tweedelingen. Dat geeft geen antwoord op problemen die mensen in hun
dagelijkse leefomgeving ervaren. Onze kracht ligt in de erkenning van
de eigenheid van mensen. Onze kracht ligt in het respectvol omgaan met
elkaar. Onze kracht ligt in respecteren en handhaven van de
rechtsstaat. Daar ligt onze meerwaarde. Dat is wat Nederland sterk
maakt.â
Vanuit onze geschiedenis
Uit deze analyse blijkt in elk geval een sterke referentie aan onze
nationale historie. Terecht, onze identiteit valt slechts te duiden
vanuit onze geschiedenis.
Een enkele grondtrek slechts:
* Onze geschiedenis laat grote vasthoudendheid zien in de strijd om
onafhankelijkheid. De tirannie â in wat vorm ook â werd verdreven. Een
grondtrek in de volksaard is daarna gebleven een sterk geloof in
rechtvaardigheid van de eigen zaak. Allergie voor onrecht!
* Iemand als de historicus Van Deursen heeft het grote succes van de
Gouden Eeuw toegeschreven aan de (sindsdien spreekwoordelijke)
combinatie van de koopman en de dominee. Zij zijn in zijn ogen de
dragers van de Nederlandse staat en cultuur geworden.
De dominee brengt het vastomlijnde geloof en het daarop gestoelde
vertrouwen van de Calvinisten in, de koopman staat model voor de
regenten die hun geld en avontuurlijk georiënteerde, in elk geval ook
gedurfde ondernemerschap inbrengen. Afwisselend steken beide
disciplines tot de dag van vandaag in de politieke discussie op het
nationale en vooral internationale platform hun waarschuwende
vingertje omhoog.
* Ons land werd juist tijdens een cruciale fase in de strijd om
onafhankelijkheid een toevluchtsoord voor diverse lieden die om lijf
en goed de wijk moesten nemen. Religieuze motieven of politieke
beweegredenen, de dragers ervan werden gastvrij ontvangen, overigens
lang niet altijd zonder aanzien des persoons. Wel drong deze houding
tot een verdraagzame opstelling. De voedingsbodem tot een, zeker
verhoudingsgewijs, tolerante samenleving.
* Het begrip vrijheid staat hoog genoteerd. De drang tot
ongebondenheid, autonomie en zelfbeschikking is manifest, zeker
naarmate secularisatie en ontkerkelijking diepere sporen trekt en de
geest van de Verlichting doorwerkt.
Onmiskenbaar is de wordingsgeschiedenis van ons land nauw verbonden
aan de doorwerking van de Reformatie in ons land. De volgelingen van
deze ânije leerâ, de protestanten, braken met het primaat van de
Rooms-katholieke kerk. We staan met deze enerverende voorgeschiedenis
voluit in de joods-christelijke traditie. Deze traditie is voor een
belangrijk deel bepalend voor onze nationale identiteit. Het Huis van
Oranje dat leiding gaf aan deze âopstandâ, is dat ook in hoge mate. De
joods-christelijke traditie en de verbindende kracht van het Huis van
Oranje zijn immers twee, mogelijk zelfs de belàngrijkste sporen
waarlangs onze natie zich in haar geschiedenis voortbeweegt. Al
eeuwenlang zijn bepaalde kanten aan het Nederlandse volkskarakter
vernoemd naar de grote reformator Johannes Calvijn, die grote invloed
kreeg in ons land. Tot de dag van vandaag begrijpt iedereen wat je
bedoelt als wordt gezegd â en dat wordt vaak gezegd, ook in de
politiek â dat dit of dat een typisch calvinistisch trekje is aan
houding, instelling of gedrag. Men heeft het dan over plichtsbesef,
dienstbetoon, offervaardigheid, zuinigheid, rechtlijnigheid en
dergelijke. Ongetwijfeld heeft dat met onze identiteit te maken. Voor
mij ligt hier zelfs de kern!
Kom je tegenwoordig een stoere en steile calvinist tegen, is het
verwijt al gauw dat hij of zij op de zeef van de Verlichting is
blijven liggen. Dat vindt men dan een groot gemis. Je moet toch voor
jezelf op mogen komen? Individualisering, individualisme, eindigend in
egoïsme. Ikzelf eerst, in het gunstigste geval de ander daarna. Om
volwaardig aan de huidige samenleving te kunnen deelnemen, moet je
toch op zijn minst wel door de Verlichting zijn heen gekropen. Dat
althans, heeft in de ogen van (post-)moderne en seculiere medeburgers
in deze multiculturele samenleving het christendom nog wel voor op de
islam. Immers, radicalisme en extremisme als uitwassen van orthodoxie
worden dan onderkend en zijn gelukkig getemperd.
De incidenten van kleinere en grotere importantie, die kennelijk in
verband staan met het multiculturele karakter van onze samenleving,
hebben de vraag naar onze identiteit sterk verlevendigd. Politieke
moorden vanuit een religieus fanatisme, straatterreur vanuit een
superioriteitsgevoel. De botsing van godsdiensten en culturen blijft
niet onopgemerkt. Provocaties die zelfs kunnen uitgroeien tot
gewelddadigheid werpen velen op hun eigenheid en wortels terug. De min
of meer permanente dreiging van terroristische aanslagen doet daar nog
een forse schep op. Fundamentele onzekerheid slaat toe, frustreert en
ontwricht. De maakbaarheid van de samenleving blijkt een kaartenhuis,
de bestendigheid van de verlichte, zelfstandige rationele geest een
illusie.
Dat is meer en gaat veel dieper dan het Oranjegevoel rondom prestaties
van topsporters. Ook dieper dan het in zichzelf onbestendige en
solidariserende groepsgedrag in de wijk die in de ban wordt gehouden
door grensverleggende baldadige jongeren, die zich door drugs of
alcohol, of door eigenlijk helemaal niets laten âopfokkenâ. Veiligheid
en welbevinden staan op het spel. Men ervaart zich als op zichzelf
terug geworpen. Dat is uitermate verwarrend. Men zoekt daarom opnieuw
houvast en geborgenheid. Voor velen zijn de klassiek spirituele
bronnen door eigen keuzes in het verleden opgedroogd. God was toch
dood verklaard? Godsdienst als opium voor het volk afgezworen?
Bevrijdend, vrijheid! Nu pas echt leven! Nooit gedacht toch weer in
banden terecht te komen, in de knel te kunnen raken! Vandaar een roep
om perspectief, uitzicht en houvast. De roep om religie en identiteit.
De behoefte aan identificatie.
Er is nog iets. Dat is de onstuitbare tendens van
internationalisering, en niet te vergeten de globalisering. Het
binnenland wordt steeds groter (onderdeel van Europese Unie en dat
type ontwikkelingen) en het buitenland steeds kleiner (door moderne
communicatiemiddelen bijvoorbeeld). Naar het lijkt een onomkeerbaar
proces. De globalisering kristalliseert uit in economische aspecten,
maar manifesteert zich ook in multi-etniciteit en multi-culturaliteit.
Waren deze kwesties voor velen enkele decennia terug inspiratiebron en
vooral uitdaging, het problematische daaraan dringt steeds meer op de
voorgrond. Materiële en immateriële beleidsruimten blijken schaars,
eigenlijk steeds schaarser in ons dichtbevolkte land. Het hemd is dan
al gauw nader dan de rok. Naarmate de ander een grotere mond heeft,
wordt dat dilemma groter. Bepaalde claims (van Marokkaanse jongeren
bijvoorbeeld op straat en wijk) roepen zelfs ergernis op. Begrijpelijk
en terecht!
Nieuw élan nodig
De handen moeten uit de mouwen, in de samenleving, in de politiek, om
een geloofwaardige tegenkracht te ontwikkelen tegenover normloosheid
en decadentie. Werken aan sociale cohesie, gemeenschapszin en
verantwoord burgerschap is gemakkelijker gezegd en voorgenomen, dan
gedaan. Herbronning, een ethisch reveil, herstel van waarden en
normen; het zijn themaâs en programmaâs die bij herhaling in allerlei
toonaarden langs komen. Het is duidelijk: de materie die het hoofd
moet worden geboden, is weerbarstig en taai. Er zijn geen snel
werkende recepten, er staan geen blikken oplossingen klaar die alleen
nog maar opengetrokken moeten worden. Het onbehagen in onze
samenleving over de prestaties van de politiek, het gezag en de
daadkracht van de overheid echter, neemt intussen eerder nog toe dan
af. Een nieuw élan is dringend nodig!
De cultuursocioloog Gabriël van den Brink stelde onlangs op een
CDA-bijeenkomst dat we weer op zoek moeten naar het grote verhaal.
Daar hebben burgers weer behoefte aan, omdat dat motiveert en
inspireert. Dat heeft natuurlijk alles te maken met onze identiteit.
Wie zijn we? Wie en wat willen we zijn? Waar liggen onze wortels en
welke betekenis en uitwerking geven we daar concreet aan in onze tijd?
In culturele zin kent ons land in veler oog een te grote diversiteit,
zo stelt hij. Er is veel meer verbondenheid nodig aan elkaar en met
het grotere geheel. We hebben een publieke moraal nodig. En juist die
hebben we volgens hem in de achterliggende jaren aan de wolven
gevoerd. Gevolg is dat iedereen het nu zelf maar moet uitzoeken.
Gevolg: zoveel hoofden, zoveel zinnen. Elk wat wils. De samenleving is
dan een emmer vol met droge korrels zand. Die korrels hebben niets met
elkaar, dan alleen dat ze in één en dezelfde emmer zitten. Geen
samenhang, geen chemie, geen bezielend verband. Gezamenlijk schragen
van een gezamenlijk ervaren identiteit en de daaruit ontspruitende
publieke moraal zou grote winst zijn. Maar de diversiteit is te groot,
stelt Van den Brink.
Er zijn uitgangspunten en doelstellingen waar we het nog wel over eens
kunnen zijn, maar nu de praktijk. Concrete voorbeelden te over.
Niemand zal ontkennen dat onze âgestresteâ samenleving behoefte heeft
aan de zondag als âhaven van rustâ. Maar de één gaat naar de kerk en
de ander naar het strand, of naar de winkel. Hoezeer dat ook haaks
staat op een stevige jarenlange traditie, die Winkeltijdenwet moet wel
aangepast, gemoderniseerd worden. Ander voorbeeld. Wie durft eigenlijk
af te dingen op de beschermwaardigheid van alle geschapen leven? Maar
de één is tegen en de ander voor de Wet afbreking zwangerschap die
abortus provocatus sanctioneert. De één ziet ruimte voor
levensbeëindiging op verzoek en de ander niet. Beide voorbeelden zijn
ontleend aan ethisch zwaar geladen themaâs, die het aanzien van ons
land in hoge mate bepalen, mede bepalend zijn voor de identiteit.
Bij andere themaâs ligt dit minder problematisch. Neem het nuchtere
feit dat niemand er nog blind voor is dat er op het punt van moreel
besef een grote slag geslagen dient te worden als het gaat om
gezagsverhoudingen en omgangsvormen. Het is toch echt de omgekeerde
wereld als bijvoorbeeld aan hulpverleners politiebegeleiding moet
worden meegegeven om agressie en geweld te voorkomen! Hetzelfde geldt
voor ambulancepersoneel en buschauffeurs. We kunnen dan qua identiteit
graag voor anker liggen bij een tolerante samenleving, op deze en
dergelijke gewraakte punten zijn we veel te toegeeflijk geworden. Een
gezaghebbende en geloofwaardige correctie is broodnodig. Dat vindt
iedereen. De roep om een overheid die op dit terrein nu door pakt, is
luid en duidelijk.
Nog een voorbeeld. Schade en overlast door overmatig gebruik van
alcohol en drugs. Natuurlijk, eigen verantwoordelijkheid eerst. En wat
betreft de jongeren, ook de ouders moeten niet buiten schot blijven,
maar krachtig worden aangesproken op hùn verantwoordelijkheid en rol.
Daarnaast moeten we veel helderder maken dat we jong en oud in
voorkomende gevallen gewoon een maat opleggen en aanpassing afdwingen.
Het cultuurtje dat er toch eindeloos genoten en gedronken moet kunnen
worden, moeten we echt voorbij. Beide kwesties, die de nodige schaamte
en verlegenheid veroorzaken in onze samenleving, zijn, wie zal het
ontkennen, beeldbepalend voor de âuitstralingâ van onze samenleving.
Zij moeten maar niet tot onze identiteit behoren. Zomin de Nederlander
in het buitenland bekend moet staan om het gemak en de ongeremdheid
waarmee wordt gevloekt, helaas spreekwoordelijk!, moeten deze kwesties
ons als burgers van dit land aan te wrijven zijn. Je wilt daar toch
niet bij horen! Dan houden we het maar liever bij de klompen, tulpen
en molens.
Integratie
Steeds breder wordt de verandering van het aanzien van onze publieke
ruimte als een probleem onderkend. Je hoeft je écht niet uit te
leveren aan het grove geschut van enkele stromingen in de landelijke
politiek, die daartegen ongezouten te keer gaan, om in die
islamisering van onze samenleving een spanningsvol en kwestieus thema
te zien. Volgens mij kunnen de ogen daarvoor niet worden gesloten en
dicht blijven. Onzekere burgers worden gevoelig voor populistische
politici. Het is een heel karwei om overtuigend en doeltreffend
weerwerk te leveren. Maar dat moet wel, het vormt één van de
duidelijkste uitdagingen voor de politiek in de eerstkomende jaren.
Anders is er de reële dreiging van het risico op onbestuurbaarheid.
Na Fitna is het debat over deze islamisering welhaast stil gevallen.
Hoe begrijpelijk ook, dat is niet goed. De ontwikkelingen gaan
namelijk wel door. Islamitische scholen, islamitische feestdagen,
polygamie. Bijvoorbeeld dat laatste, kennelijk in de grote steden
burgerrechtelijk gedoogde verschijnsel, is toch een niet tegen te
spreken inbreuk op ons huwelijksrecht, één van de pijlers onder onze
rechtsstaat. In flagrante strijd ook met onze traditie en nationale
identiteit. Het onbehagen daarover neemt toe bij diverse burgers, die
dat beantwoorden met een mengsel van anti-islam en nationalisme.
In september vorig jaar heeft de Wetenschappelijke Raad voor het
Regeringsbeleid (WRR) het rapport Identificatie met Nederland
uitgebracht. Daarin wordt geconstateerd dat het integratievraagstuk
steeds meer een identiteitsvraagstuk is geworden. Met welk land en met
welke cultuur voel je jezelf verbonden? Waarop richt zich jouw
loyaliteit? De WRR plaatst vraagtekens bij de wenselijkheid en
houdbaarheid van een scherpe definitie als antwoord op de roep om
maatschappelijke samenhang te bevorderen en integratie van allochtone
minderheden â en op termijn volgens mij ook autochtone minderheden â
tot stand te brengen. In deze tijd, waarin de pluriformiteit van de
maatschappij eerder toe- dan afneemt, draagt de pretentie van zoân
afgebakende nationale identiteit er volgens de raad juist toe bij dat
steeds minder groepen zich hierin zullen herkennen en door laten
binden en inspireren. Dat zou een risico van vervreemding binnen onze
samenleving opleveren. Men trekt zich er dan mentaal uit terug.
Resultaat zou vervolgens kunnen worden dat de democratische rechtsorde
aan de laars wordt gelapt. Ultiem geredeneerd, dat wel, maar niet
ondenkbeeldig. Het pleidooi gaat dan in de richting van een open
identiteitsformule, waardoor wordt erkend dat mensen zowel dankzij
gedeelde belangen (functionele identificatie) als gedeelde normen
(normatieve identificatie) verbinding maken met elkaar en onderhouden
met de samenleving. Het is en blijft de taak van de overheid om de
randvoorwaarden daartoe te scheppen en te onderhouden, deze desnoods
te verdedigen, zodat het mogelijk is voor mensen om zich in ons land
met haar historie en traditie, gewoonten en gebruiken, rechten en
plichten, helemaal thuis te weten. Het gaat dus om het borgen van
kernwaarden en vrijheden van de Nederlandse rechtsstaat en het stellen
en handhaven van grenzen. Betrokkenheid, participatie,
verantwoordelijkheid, goed burgerschap. In een herkenbare culturele
omgeving. Degenen die zich dreigen af te wenden van onze samenleving,
vinden de overheid op hun weg. Dat geldt al zeker als de democratische
rechtsorde onvoldoend wordt gerespecteerd. Onverschilligheid is geen
optie!
De kernwaarden van onze rechtsstaat zijn: vrijheid, gelijkwaardigheid
en solidariteit. Zij zijn benoemd door de Commissie Uitdragen
Kernwaarden van de rechtsstaat (februari 2008). Tot deze vrijheid
behoort de ruimte te denken, te zeggen en te doen wat men wil; tot op
de grens dat dit geen inbreuk betekent op de vrijheid van anderen of
voor hen een gevaar oplevert. Vrijheid van meningsuiting,
godsdienstvrijheid en vrijheid van levensovertuiging. Het zijn vooral
deze vrijheden die sterk verbonden zijn met de vorming van onze natie.
Alleen, ze werden in die tijd wél heel anders âgevuldâ dan nu. De
overheid bekende toen kleur! Het ging toen vooral om de mogelijkheid
God in vrijheid naar Zijn Woord te dienen. De seculier-liberale
invulling van vandaag de dag heeft een andere spits. De regering ziet
desondanks in deze begrippen nog altijd, met recht en reden een
wezenskenmerk van de Nederlandse samenleving. Eén en ander immers,
heeft gezorgd voor duurzame vreedzame verhoudingen, die verschillen â
zelfs fundamentele â overbrugden. Zij het dat juist op die functie
spanning staat, nu integratie één van onze grootste problemen is.
Culturele herkenningspunten van onze gemeenschappelijke identiteit
zijn ons dus meegegeven door de historie van ons land en ook product
van een gezamenlijk beeld van de toekomst, van gedeelde ervaringen en
verhalen die iedereen kent of dient te kennen en door geeft aan
volgende generaties. Kernen zijn de Nederlandse taal, ons koningshuis,
burgerschapsrituelen, musea en monumenten. Deze dienen we te
koesteren. Samenbindend is bijvoorbeeld ook de eeuwenlang niet
aflatende strijd tegen het water. Lijfsbehoud, het houden van droge
voeten, land voor water. De aanbevelingen van de Commissie Veerman
over een Deltaplan tegen de klimaatverandering en de effecten daarvan
op de zeespiegelstijging, kunnen aan deze latente trots een nieuwe
impuls geven. Dat zou opnieuw het beeld over de Nederlandse identiteit
in het buitenland herbevestigen.
Onrustig bezit
Nationale identiteit: feit of fictie. Voor mij is deze identiteit een
feit, maar tegelijk onrustig bezit. Bij dat laatste aspect let ik
alleen maar eens op de felheid waarmee 20 jaar geleden linkse
groeperingen en nu bepaalde liberalen inhakken op een discussie over
normatieve fatsoenskaders rondom de vrijheid van meningsuiting. Als
zou die vrijheid tot een recht om te kwetsen kunnen uitgroeien.
Verbazingwekkend! Wat voor de een vanzelfsprekend is, is voor de ander
betutteling en bevoogding. Dat brengt mij opnieuw en met kracht bij
mijn niet op te geven en ondubbelzinnige vereiste. Namelijk dat net
als ons geld en onze gewichten geijkt blijven aan onveranderlijke
standaarden, net zo onze fundamentele rechten en vrijheden de keur van
de universeel van kracht zijnde Bijbelse waarden en normen dienen te
dragen. Onder deze voorwaarde alleen, van geijkt te zijn aan deze
Gouden Standaard, zal een houdbaar antwoord mogelijk zijn en blijven
aan allen die er eerder een fictie in zien. Dan namelijk, krijgen
begrippen die in de loop der jaren door liberalen en
sociaal-democraten zijn geannexeerd â zoals vrijheid, solidariteit,
humaniteit en dergelijke â weer meer lading dan alleen een
christelijke echo. Ze krijgen dan de voluit oorspronkelijk
christelijke invulling terug. Nationaal, niet nationalistisch, tot in
de Europese samenwerking toe.
Mr. G. Groen van Prinsterer die de moord op de gebroeders De Witt
afgrijselijk noemt en in zijn Handboek van de Vaderlandse geschiedenis
De Witt te goeder trouw noemt, stelt tegelijk vast dat De Witt
slachtoffer werd van een conflict tussen regentenstand en
prinsgezinden over de organisatie en consequenties van de historische
en nationale beginselen. Veel gedetailleerder beschrijven A. en H.
Algra in hun kloeke boekwerk over onze vaderlandse geschiedenis
âDispereert nietâ de beschamende intriges die tot de moord van de De
Witten leidden. Tijd en omstandigheden zijn onvergelijkbaar. De
referentie aan onze nationale identiteit stond toen op het spel. Laten
wij die niet opnieuw op het spel doen komen, maar doen postvatten in
de gewetens van onze burgers.
Hoe dat kan? Door Gods Woord zijn loop te doen hebben, in de school,
in de kerk, in het huisgezin, overal. Dan zal, aldus weer Groen van
Prinsterer, de ware vrijheid terugkomen, niet de valse die men heden
ten dage bedoelt (d.i. al in de 19e eeuw!), de vrijheid van zich
onbekommerd en door niets heiligs gebonden te bewegen, gelijk ook de
bedoeïene het vermag in de Sahara-woestijn, maar de vrijheid die
alleen in gebondenheid aan Gods Woord ontstaat en bestaat.
Van der Vlies