Raad voor de Journalistiek



Uitspraken vastgesteld d.d. 2 oktober 2008
door mr. C.A. Streefkerk, drs. B.J. Brouwers, mr. B. Geersing, drs. P. Olsthoorn en mw. drs. P.C.J. van Schaveren, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M.S. van den Berg, secretaris, en mw. mr. P.J. Blok, plaatsvervangend secretaris.

F.G. Koster en F.J. Stoker / A. Hertsenberg en TROS Opgelicht?! Uitspraak: gegrond
In een uitzending van TROS Opgelicht?! is aandacht besteed aan klagers. De kern van de klacht is dat klagers geen serieuze gelegenheid is geboden om te reageren op de in de uitzending geuite verwijten en aantijgingen, en deze gemotiveerd te bestrijden. In de uitzending komen verschillende personen aan het woord die verwijten en beschuldigingen uiten jegens klagers. Zij krijgen daarbij ruim de gelegenheid om hun grieven jegens klagers naar voren te brengen en in de reportage wordt door de voice-over daarop voortgebouwd. Stoker wordt echter op straat onvoorbereid gevraagd op de beschuldigingen te reageren, doordat de medewerkster van het programma zonder aankondiging op hem afstapt op het moment dat hij onderweg is naar een afspraak. Uit het programma en de verder ter beschikking staande gegevens is niet gebleken dat aan klagers ook nog op een andere, aanvaardbare wijze om een reactie is gevraagd. Naar het oordeel van de Raad is aldus sprake van overval-journalistiek. Vanwege het intimiderende karakter ervan kan deze werkwijze slechts dan geoorloofd zijn als die onontbeerlijk is om in het algemeen belang ernstige misstanden aan het licht te brengen en daarvoor geen ander middel openstaat (vgl. onder meer: RvdJ 2003/59). Niet aannemelijk is geworden dat, ook als sprake zou zijn van een of meer misstanden, dit alleen langs deze weg bij klagers aan de orde gesteld had kunnen worden. Voorts kan deze handelwijze niet worden aangemerkt als een serieuze manier tot het bieden van een gelegenheid tot wederhoor. Naast de wijze waarop Stoker wordt overvallen, neemt de Raad daarbij ook in aanmerking dat de medewerkster Stoker tot in de auto blijft achtervolgen en ook persisteert op het moment dat de auto wil wegrijden. Ook deze werkwijze kan als intimiderend worden aangemerkt en de beschuldigde juist weerhouden van het beantwoorden van de op dat moment gestelde vragen naar aanleiding van de beschuldigingen.
Verweerders hebben aldus de grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. (zie punt 2.3.1. van de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek).
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: camera-overvaltechniek, hoor en wederhoor

· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2008/46

S. van de Werd / C. Buys, H. Kema en NOVA
Uitspraak: ongegrond
In het televisieprogramma NOVA is een reportage uitgezonden met de titel "Bedrijven zwichten voor dierenactivisme". De reportage bevat onder meer beelden van verschillende soorten acties, waaronder beelden van een anti-bont demonstratie voor een kledingwinkel. Daarbij komt klaagster, die aan deze demonstratie deelnam, een aantal keren in beeld.
Niet is in geschil dat verweerders klaagster inlichtingen over de uitzending hebben verstrekt alvorens de opnames te maken en te gebruiken in de reportage. Klaagster stelt echter dat zij daarbij onjuist is ingelicht, nu aan haar is meegedeeld dat de uitzending betrekking zou hebben op de verschillende manieren van actie voeren en de effectiviteit daarvan, terwijl volgens haar de uitzending ging over intimiderende manieren van actie voeren. De Raad deelt het standpunt van klaagster niet. De gewraakte uitzending heeft wel degelijk betrekking op de effectiviteit van actie voeren, nu in de uitzending naar voren wordt gebracht wat de motieven van bedrijven kunnen zijn om in te gaan op de eisen van dierenactivisten. Van onjuist inlichten over het onderwerp van de uitzending is geen sprake geweest. (zie punten 1.3. en 2.1.1. van de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek).
Verder stelt de Raad vast dat klaagster ongeveer vijf keer (kort) in beeld is geweest. De beelden zijn echter zodanig vluchtig, en de rol van klaagster daarin is zodanig beperkt, dat de Raad niet aannemelijk acht dat klaagster voor een ieder herkenbaar in beeld is. Voor zover de kijker haar wel herkent, is klaagster bovendien slechts te zien tijdens het uitdelen van folders voor een kledingwinkel. Onder deze omstandigheden acht de Raad het dan ook niet aannemelijk dat klaagster door de uitzending in haar werkzaamheden zal worden belemmerd en geassocieerd zal worden met intimiderende manieren van actie voeren. Gelet op klaagsters beperkte rol in de uitzending behoefden verweerders haar voorts geen gelegenheid voor wederhoor te geven. Daarbij neemt de Raad bovendien in aanmerking dat de organisator van de actie waarbij klaagster in beeld is gebracht, wel uitgebreid is geïnterviewd.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: open vizier, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2008/47

---

Uitspraken vastgesteld d.d. 26 september 2008
door mr. C.A. Streefkerk, drs. B.J. Brouwers, mr. B. Geersing, drs. P. Olsthoorn en mw. drs. P.C.J. van Schaveren, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M.S. van den Berg, secretaris, en mw. mr. P.J. Blok, plaatsvervangend secretaris.

X / Eindhovens Dagblad
Uitspraak: ongegrond
Klaagster maakt bezwaar tegen het artikel "Eis: straatverbod voor ex-VVD'er Nuenen." De kern van de klacht betreft het schenden van de privacy van klaagster omdat - naar zij stelt - haar naam, foto en feiten rondom haar politieke carrière geplaatst zijn bij een artikel, dat niet op haar maar op haar echtgenoot betrekking heeft. De Raad overweegt dat het kort geding waarvan in het artikel melding is gemaakt, betrekking had op een straatverbod dat niet tegen klaagster maar tegen haar echtgenoot is geëist. Klaagster speelde dus niet de hoofdrol in het onderwerp van het artikel. In zoverre ware het wellicht beter geweest om niet haar foto maar die van haar echtgenoot bij het artikel te plaatsten. Echter, voldoende aannemelijk is geworden dat de voorgeschiedenis van het kort geding mede verband hield met conflicten binnen de VVD waar ook klaagster bij betrokken was. Ter zitting is door klaagster erkend dat de webpublicaties van haar echtgenoot mede de aanleiding tot het kort geding hebben gevormd. Deze webpublicaties stelden onder meer die conflicten binnen de VVD te Nuenen, waaronder het aftreden van klaagster als wethouder, aan de orde. Bovendien is niet bestreden dat klaagsters echtgenoot bij het kort geding zelf een verband heeft gelegd tussen de zaak die daar werd behandeld en de politieke carrière van klaagster. Nu klaagster bovendien als publiek figuur in Nuenen regelmatig in het nieuws is geweest, onder meer in verband met de conflicten binnen de VVD die ook in het kort geding (op de achtergrond) een rol speelden, is er geen grond voor het oordeel dat verweerder journalistiek onzorgvuldig jegens klaagster heeft gehandeld. (zie punten 2.4.1. en 2.4.2. van de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek).
Trefwoorden:

· Privacy: bekende persoonlijkheden, foto's, vermelding persoonlijke gegevens
Publicatie op www.rvdj.nl/2008/44

R. Seghers / C. Damen en HP/De Tijd
Uitspraak: deels gegrond, deels onthouding oordeel, deels ongegrond De klacht betreft het artikel "Gek op diva's". Klager heeft allereerst gesteld dat hij daarin onjuist is geciteerd. De Raad kan echter niet vaststellen of de gepubliceerde citaten daadwerkelijk een onjuiste weergave zijn van hetgeen klager in een interview naar voren heeft gebracht en onthoudt zich daarom ter zake van een oordeel. Verder meent klager dat de citaten zonder zijn toestemming zijn gepubliceerd. De Raad overweegt in dat verband dat klager aanvankelijk zijn medewerking heeft verleend aan het interview. Op verzoek van klager hebben verweerders vervolgens het artikel ter inzage gegeven alvorens het te publiceren. Dat klager een aantal onderdelen van het artikel gecorrigeerd wilde zien, behoefde voor verweerders op zichzelf geen aanleiding tot aanpassing te zijn. Het staat een journalist immers vrij te bepalen hoe hij eventuele opmerkingen in het artikel verwerkt. Nu de Raad voorts de onjuistheid van de citaten niet kan vaststellen, bestaat er onvoldoende grond voor het oordeel dat het publiceren van die ongecorrigeerde citaten journalistiek onaanvaardbaar is. Nadat klager had ingestemd met het interview behoefden verweerders niet opnieuw instemming van klager te vragen. Niet is gebleken dat de context van het artikel een andere was dan klager mocht verwachten op grond van hetgeen hem was medegedeeld (zie punten 2.7.2. en 2.8.1. van de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek).
Ten slotte heeft klager gesteld dat hij door Damen onheus is bejegend. Dit onderdeel van de klacht acht de Raad wel gegrond. Het e-mailbericht van klager aan Damen behelst geen persoonlijke aanval of beledigingen jegens Damen. Klager maakt in dat bericht voldoende duidelijk welke correcties hij aangebracht wenst te zien en waarom hij dit wenst. In het licht daarvan is de e-mailreactie van Damen op dat bericht onheus en journalistiek onzorgvuldig. De toon van die e-mail van Damen geeft geenszins blijk van een serieuze reactie op het verzoek van klager. Op de e-mail van klager aan cultuurredacteur Kellerhuis is, voor zover de Raad heeft kunnen nagaan, in het geheel niet gereageerd. Aldus hebben verweerders met de wijze waarop zij zijn omgegaan met het serieuze verzoek van klager om aanpassing van het artikel grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: inzage vooraf, misbruik van positie
· Aard van de publicatie: citaat, interview Publicatie op www.rvdj.nl/2008/45

---

Uitspraken vastgesteld d.d. 14 augustus 2008
door mr. A. Herstel, voorzitter, mw. F.W. Dresselhuys, prof. dr. mr. B. de Gaay Fortman, mw. drs. M.G.N. Mathot, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. L. Bultman-den Haan, plaatsvervangend secretaris.

Connexxion Taxi Services B.V. / `Hart van Nederland' (SBS) Uitspraak: gegrond
In een uitzending van `Hart van Nederland' is aandacht besteed aan een klacht van een cliënt van het Aanvullend Openbaar Vervoer Amsterdam met betrekking tot de handelwijze van een chauffeur van klager. De kern van de klacht betreft de wijze waarop verweerder wederhoor heeft toegepast.
Verweerder heeft gesteld dat telefonisch contact is opgenomen met klager, die heeft laten weten niet voor de camera te willen reageren en het voorval te zullen onderzoeken. Verweerder heeft zich op eerdere ervaringen met klager beroepen om verder af te zien van wederhoor. Vast is komen te staan dat klager in eerdere contacten met verweerder wel degelijk een inhoudelijke reactie heeft gegeven. Deze reactie heeft klager weliswaar niet altijd voor de camera gegeven, maar verweerder heeft weersproken dat dat van belang was. Niet valt in te zien waarom verweerder voor de uitzending niet nogmaals contact heeft gezocht met klager met het bericht dat het item die avond zou worden uitgezonden en om te vragen om een inhoudelijke reactie. Van zwaarwegende redenen van algemeen belang die kunnen rechtvaardigen dat verweerder dat heeft nagelaten, is niet gebleken. Door zo te handelen en na te laten heeft verweerder journalistiek onzorgvuldig gehandeld. (zie punt 2.3.1. van de Leidraad van de Raad)
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2008/40

B. van Hout / P. Vugts en Het Parool
Uitspraak: gegrond
De klacht betreft het artikel "Aanslag Brown: Bosniër verdacht" en het vervolgartikel "'Was het dan toch dat iele mannetje?'", waarin is vermeld: "Steve Brown vermoedt dat Martin Hoogland achter de aanslag zat en hij beschuldigt de misdaadjournalist Bas van Hout ervan met Hoogland te hebben samengewerkt."
Het artikel bevat een beschuldiging aan het adres van klager die hem ernstig diskwalificeert. Hoewel de beschuldiging afkomstig is van een door verweerders aangehaalde bron, is het weergeven van die beschuldiging de verantwoordelijkheid van verweerders. Zij hadden een eigen onderzoek naar de beschuldiging moeten instellen, mede gelet op een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage in een zaak tussen Brown en klager over het (laten) publiceren van uitlatingen door Brown aan het adres van klager. Niet valt in te zien waarom verweerders geen contact hebben gezocht met klager zelf. Verder is niet gebleken van zwaarwegende redenen van algemeen belang die kunnen rechtvaardigen dat verweerders dat hebben nagelaten. (zie punt 2.3.1. van de Leidraad van de Raad)
Verweerders hebben derhalve de grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk toelaatbaar is.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2008/41

C. van Tricht / M. Pam en HP/De Tijd
Uitspraak: ongegrond
Klager maakt bezwaar tegen het artikel "Warhoofd" met de onderkop "Coen van Tricht schreef een beroerd pamflet over Willem Frederik Hermans", waarin klagers boek "Het schimmenrijk van W.F. Hermans" is besproken.
Aan columnisten, cartoonisten en recensenten komt een grote mate van vrijheid toe om hun mening te geven over gebeurtenissen en personen. Daarbij zijn stijlmiddelen als overdrijven en bewust eenzijdig belichten geoorloofd. De grenzen van het toelaatbare worden overschreden wanneer cartoons en (passages in) columns en recensies in redelijkheid geen ruimte laten voor een andere karakterisering dan dat zij kwetsend en beledigend zijn voor personen of bevolkingsgroepen. Voor recensies geldt bovendien dat zij geen wezenlijke onjuistheden mogen bevatten. (zie punt 3.1. van de Leidraad van de Raad) De recensie bevat een persoonlijk oordeel van de journalist, hetgeen ook voor de gemiddelde lezer voldoende duidelijk is. Het stond Pam vrij zijn mening te uiten op de wijze als hij heeft gedaan. Trefwoorden:

· Aard van de publicatie: recensie
Publicatie op www.rvdj.nl/2008/42

R.P. Ostrowski / S. Brown
Uitspraak: onbevoegd
De klacht heeft betrekking op het boek "Steve Brown in Gangsta's Paradise", waarin klager is genoemd.
Naar het oordeel van de Raad zijn er noch in de Statuten van de Stichting Raad voor de Journalistiek noch in het verweerschrift voldoende aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat verweerder is aan te merken als een journalist in de zin van de Statuten. Van een boek dat verweerder heeft geschreven in de uitoefening van zijn beroep als journalist is dus geen sprake. Nu niet aannemelijk is geworden dat het hier gaat om gedragingen van een journalist acht de Raad zich onbevoegd de klacht te beoordelen. (vgl. RvdJ 2007/68 en RvdJ 2006/77) Trefwoorden:

· Procedure: bevoegdheid

· Aard van het medium: boek
Publicatie op www.rvdj.nl/2008/43

---

Uitspraken vastgesteld d.d. 11 augustus 2008
door mr. Th. Groeneveld, voorzitter, prof. dr. M.J. Broersma, drs. C.M. Buijs, mw. A.C. Diamand, en mw. mr. H.M.A. van Meurs, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. P.J. Blok, plaatsvervangend secretaris.

X / M. Benak en RTV Drenthe
Uitspraak: gegrond
In een uitzending van `Drents Diep' is aandacht besteed aan de onopgeloste moord op Andrea Luten in 1993. Benak interviewt daarin onder meer oud-politieman Veen en officier van Justitie mr. Supèr. Het ruwe materiaal van de interviews is daarna op de website van RTV Drenthe geplaatst. Klager, die van de moord is vrijgesproken, is in de interviews genoemd.
Voorafgaand aan de totstandkoming van de reportage hebben verweerders klager gevraagd mee te werken aan de reportage, hetgeen klager heeft geweigerd. Ter zitting hebben verweerders naar voren gebracht dat de insteek van de reportage ten tijde van het contact met klager nog niet duidelijk was. Pas na contact met verschillende betrokkenen en het interview met Veen kreeg de reportage vaste vorm. Dat interview met Veen had voor verweerders aanleiding moeten zijn om opnieuw contact met klager op te nemen, omdat daarin ernstige beschuldigingen aan het adres van klager worden geuit. Nu verweerders dat hebben nagelaten, kan niet worden geconcludeerd dat zij op juiste wijze wederhoor bij klager hebben toegepast. De reactie van Supèr kan niet dienen als wederhoor, omdat de beschuldigingen niet Supèr maar klager persoonlijk betreffen. (zie punt 2.3.1. van de Leidraad van de Raad) Verder brengt de omstandigheid dat het op internet gepubliceerde materiaal niet gemonteerd of anderzijds bewerkt is, niet mee dat bij plaatsing daarvan geen journalistieke afweging hoeft plaats te vinden. Door publicatie van dat materiaal op internet hebben verweerders de gehele inhoud van het interview voor hun rekening genomen. Het interview met Veen biedt de kijker - mede door uitlatingen van Benak - weinig tot geen ruimte voor een ander oordeel dan dat de door Veen aan het adres van klager geuite beschuldigingen wel een kern van waarheid moeten bevatten. Echter, niet is gebleken dat voor de beschuldigingen een deugdelijke grondslag bestaat. Verweerders hebben dan ook met de publicatie van dit interview op hun website journalistiek onzorgvuldig jegens klager gehandeld. Dat in het interview met Supèr het effect van de beschuldigingen wordt gerelativeerd, kan daaraan niet afdoen, te meer nu dat interview niet gekoppeld was aan het interview met Veen en de kijker derhalve niet noodzakelijkerwijs beide interviews diende te bekijken. (zie punten 1.1, 1.4. en 1.5. van de Leidraad) Verweerders hebben aldus grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2008/37

R.C. van Waning / de Volkskrant
Uitspraak: ongegrond
Op de website van de Volkskrant is het artikel "Oude taferelen in het nieuwe Afrika" verschenen. In de daarbij geboden ruimte voor reactie op het artikel heeft klager een reactie geplaatst, waarin hij Volkskrant-journalist Paul Brill `lobbyist' heeft genoemd. Klager maakt er bezwaar tegen dat zijn reactie zonder waarschuwing is verwijderd.
De Raad overweegt allereerst dat het artikel en klagers reactie zijn geplaatst op de website van verweerder. Net zoals het geval is bij de papieren krant, is de redactie te allen tijde verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op de inhoud van dit digitale publiciteitsmedium. Van een publiek domein, waar verweerder geen spelregels voor zou kunnen opstellen, is geen sprake.
De geplaatste reactie is vergelijkbaar met een ingezonden brief. Zoals het de redactie vrij staat een ingezonden brief niet te plaatsen in haar papieren krant, kan zij tevens een op de website verschenen lezersreactie verwijderen. Gezien de aard van het medium internet is het passend dat in dit geval toetsing pas achteraf, na plaatsing, plaatsvindt. Van de redactie kan niet worden verwacht dat zij alle reacties vooraf controleert. (zie punten 5.1, 5.2. en 5.4. van de Leidraad van de Raad)
Ten behoeve van het plaatsen van reacties heeft verweerder een aantal spelregels opgesteld. Deze spelregels formuleren grenzen waarbinnen de reacties in elk geval dienen te blijven en zijn niet limitatief van aard. Er kunnen - gelet op de verantwoordelijkheid van de redactie voor de inhoud - ook andere redenen zijn op basis waarvan zij kan besluiten tot verwijdering van een reactie. Gelet op de vrijheid van de redactie om reacties al dan niet te plaatsen, dient de Raad het beleid van een redactie ter zake marginaal te toetsen. (vgl. RvdJ 2006/67)
Het is niet aan de Raad om te oordelen of het betitelen van een journalist als `lobbyist' dusdanig schadelijk is voor diens belangen dan wel voor die journalist zo beledigend is, dat verwijdering van klagers reactie daarmee gerechtvaardigd is. De Raad moet beoordelen of de redactie tot het besluit mocht komen om de reactie van klager van de website te verwijderen. Dat een ander besluit ook mogelijk zou zijn geweest, is daarbij niet van belang.
De Raad acht het besluit van verweerder om de reactie van klager te verwijderen niet onaanvaardbaar. Er bestaat geen grond voor de conclusie dat verweerder grenzen heeft overschreden van hetgeen - gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid - maatschappelijk aanvaardbaar is, door de reactie van klager te verwijderen zonder klager daarover te informeren. Trefwoorden:

· Aard van de publicatie: ingezonden brieven/reacties op websites
Publicatie op www.rvdj.nl/2008/38

M. Krohne / TROS Opgelicht?!
Uitspraak: onthouding oordeel c.q. niet-ontvankelijk Op de website van `TROS Opgelicht?!' is een artikel verschenen onder de kop "Van Sky Travel naar My Wings Holiday Club". In de publicatie is aandacht besteed aan een bedrijf van klager. Daarbij is verwezen naar een uitzending van `TROS Opgelicht?!' van april 2007. De kern van de klacht is dat de privacy van klager door de publicatie op de website van verweerder onevenredig is aangetast. De Raad maakt uit het gewraakte artikel op dat verweerder lezers van het artikel alert wil maken op een persoon (klager) die betrokken was bij een of meer organisaties die volgens verweerder financieel nadeel hebben berokkend aan een aantal mensen. Aldus opgevat bestrijdt klager het door verweerder gepubliceerde niet. Hij wijst er echter op dat hij een onbetrouwbare partner had, die ook door de politie is verhoord. Kennelijk is klager van mening dat van het berokkende nadeel hem geen verwijt valt te maken. (zie punt 2.4.1. van de Leidraad van de Raad en vgl. RvdJ 2007/82) Verweerder beoogt met het programma `TROS Opgelicht?!' en de daarbij behorende website consumenten te beschermen tegen dubieuze handelspraktijken. Daarmee dient verweerder ten principale een maatschappelijk belang. In het onderhavige geval is niet gebleken dat de publicatie buiten het gestelde doel valt. Of klager van zijn vaststaande betrokkenheid bij organisaties die financieel nadeel toebrachten aan mensen, geen verwijt kan worden gemaakt, kan op basis van het door hem gestelde niet worden beoordeeld. De Raad onthoudt zich daarom van een oordeel over de klacht.
Voor zover de klacht is gericht tegen de uitzending van `TROS Opgelicht?!' van april 2007, is klager niet-ontvankelijk. De klacht is niet binnen 6 maanden na de gewraakte publicatie bij de Raad binnengekomen, terwijl gesteld noch gebleken is van omstandigheden die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar doen zijn. (vgl. RvdJ 2008/11)