Uitspraken vastgesteld d.d. 2 oktober 2008
door mr. C.A. Streefkerk, drs. B.J. Brouwers, mr. B. Geersing, drs. P.
Olsthoorn en mw. drs. P.C.J. van Schaveren, leden, in tegenwoordigheid
van mr. M.M.S. van den Berg, secretaris, en mw. mr. P.J. Blok,
plaatsvervangend secretaris.
F.G. Koster en F.J. Stoker / A. Hertsenberg en TROS Opgelicht?!
Uitspraak: gegrond
In een uitzending van TROS Opgelicht?! is aandacht besteed aan
klagers. De kern van de klacht is dat klagers geen serieuze
gelegenheid is geboden om te reageren op de in de uitzending geuite
verwijten en aantijgingen, en deze gemotiveerd te bestrijden.
In de uitzending komen verschillende personen aan het woord die
verwijten en beschuldigingen uiten jegens klagers. Zij krijgen daarbij
ruim de gelegenheid om hun grieven jegens klagers naar voren te
brengen en in de reportage wordt door de voice-over daarop
voortgebouwd. Stoker wordt echter op straat onvoorbereid gevraagd op
de beschuldigingen te reageren, doordat de medewerkster van het
programma zonder aankondiging op hem afstapt op het moment dat hij
onderweg is naar een afspraak. Uit het programma en de verder ter
beschikking staande gegevens is niet gebleken dat aan klagers ook nog
op een andere, aanvaardbare wijze om een reactie is gevraagd. Naar het
oordeel van de Raad is aldus sprake van overval-journalistiek. Vanwege
het intimiderende karakter ervan kan deze werkwijze slechts dan
geoorloofd zijn als die onontbeerlijk is om in het algemeen belang
ernstige misstanden aan het licht te brengen en daarvoor geen ander
middel openstaat (vgl. onder meer: RvdJ 2003/59).
Niet aannemelijk is geworden dat, ook als sprake zou zijn van een of
meer misstanden, dit alleen langs deze weg bij klagers aan de orde
gesteld had kunnen worden. Voorts kan deze handelwijze niet worden
aangemerkt als een serieuze manier tot het bieden van een gelegenheid
tot wederhoor. Naast de wijze waarop Stoker wordt overvallen, neemt de
Raad daarbij ook in aanmerking dat de medewerkster Stoker tot in de
auto blijft achtervolgen en ook persisteert op het moment dat de auto
wil wegrijden. Ook deze werkwijze kan als intimiderend worden
aangemerkt en de beschuldigde juist weerhouden van het beantwoorden
van de op dat moment gestelde vragen naar aanleiding van de
beschuldigingen.
Verweerders hebben aldus de grenzen overschreden van hetgeen, gelet op
de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk
aanvaardbaar is. (zie punt 2.3.1. van de Leidraad van de Raad voor de
Journalistiek).
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: camera-overvaltechniek, hoor en
wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving
Publicatie op www.rvdj.nl/2008/46
S. van de Werd / C. Buys, H. Kema en NOVA
Uitspraak: ongegrond
In het televisieprogramma NOVA is een reportage uitgezonden met de
titel "Bedrijven zwichten voor dierenactivisme". De reportage bevat
onder meer beelden van verschillende soorten acties, waaronder beelden
van een anti-bont demonstratie voor een kledingwinkel. Daarbij komt
klaagster, die aan deze demonstratie deelnam, een aantal keren in
beeld.
Niet is in geschil dat verweerders klaagster inlichtingen over de
uitzending hebben verstrekt alvorens de opnames te maken en te
gebruiken in de reportage. Klaagster stelt echter dat zij daarbij
onjuist is ingelicht, nu aan haar is meegedeeld dat de uitzending
betrekking zou hebben op de verschillende manieren van actie voeren en
de effectiviteit daarvan, terwijl volgens haar de uitzending ging over
intimiderende manieren van actie voeren. De Raad deelt het standpunt
van klaagster niet. De gewraakte uitzending heeft wel degelijk
betrekking op de effectiviteit van actie voeren, nu in de uitzending
naar voren wordt gebracht wat de motieven van bedrijven kunnen zijn om
in te gaan op de eisen van dierenactivisten. Van onjuist inlichten
over het onderwerp van de uitzending is geen sprake geweest. (zie
punten 1.3. en 2.1.1. van de Leidraad van de Raad voor de
Journalistiek).
Verder stelt de Raad vast dat klaagster ongeveer vijf keer (kort) in
beeld is geweest. De beelden zijn echter zodanig vluchtig, en de rol
van klaagster daarin is zodanig beperkt, dat de Raad niet aannemelijk
acht dat klaagster voor een ieder herkenbaar in beeld is. Voor zover
de kijker haar wel herkent, is klaagster bovendien slechts te zien
tijdens het uitdelen van folders voor een kledingwinkel. Onder deze
omstandigheden acht de Raad het dan ook niet aannemelijk dat klaagster
door de uitzending in haar werkzaamheden zal worden belemmerd en
geassocieerd zal worden met intimiderende manieren van actie voeren.
Gelet op klaagsters beperkte rol in de uitzending behoefden
verweerders haar voorts geen gelegenheid voor wederhoor te geven.
Daarbij neemt de Raad bovendien in aanmerking dat de organisator van
de actie waarbij klaagster in beeld is gebracht, wel uitgebreid is
geïnterviewd.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: open vizier, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving
Publicatie op www.rvdj.nl/2008/47
---
Uitspraken vastgesteld d.d. 26 september 2008
door mr. C.A. Streefkerk, drs. B.J. Brouwers, mr. B. Geersing, drs. P.
Olsthoorn en mw. drs. P.C.J. van Schaveren, leden, in tegenwoordigheid
van mr. M.M.S. van den Berg, secretaris, en mw. mr. P.J. Blok,
plaatsvervangend secretaris.
X / Eindhovens Dagblad
Uitspraak: ongegrond
Klaagster maakt bezwaar tegen het artikel "Eis: straatverbod voor
ex-VVD'er Nuenen." De kern van de klacht betreft het schenden van de
privacy van klaagster omdat - naar zij stelt - haar naam, foto en
feiten rondom haar politieke carrière geplaatst zijn bij een artikel,
dat niet op haar maar op haar echtgenoot betrekking heeft.
De Raad overweegt dat het kort geding waarvan in het artikel melding
is gemaakt, betrekking had op een straatverbod dat niet tegen
klaagster maar tegen haar echtgenoot is geëist. Klaagster speelde dus
niet de hoofdrol in het onderwerp van het artikel. In zoverre ware het
wellicht beter geweest om niet haar foto maar die van haar echtgenoot
bij het artikel te plaatsten. Echter, voldoende aannemelijk is
geworden dat de voorgeschiedenis van het kort geding mede verband
hield met conflicten binnen de VVD waar ook klaagster bij betrokken
was. Ter zitting is door klaagster erkend dat de webpublicaties van
haar echtgenoot mede de aanleiding tot het kort geding hebben gevormd.
Deze webpublicaties stelden onder meer die conflicten binnen de VVD te
Nuenen, waaronder het aftreden van klaagster als wethouder, aan de
orde. Bovendien is niet bestreden dat klaagsters echtgenoot bij het
kort geding zelf een verband heeft gelegd tussen de zaak die daar werd
behandeld en de politieke carrière van klaagster. Nu klaagster
bovendien als publiek figuur in Nuenen regelmatig in het nieuws is
geweest, onder meer in verband met de conflicten binnen de VVD die ook
in het kort geding (op de achtergrond) een rol speelden, is er geen
grond voor het oordeel dat verweerder journalistiek onzorgvuldig
jegens klaagster heeft gehandeld. (zie punten 2.4.1. en 2.4.2. van de
Leidraad van de Raad voor de Journalistiek).
Trefwoorden:
· Privacy: bekende persoonlijkheden, foto's, vermelding
persoonlijke gegevens
Publicatie op www.rvdj.nl/2008/44
R. Seghers / C. Damen en HP/De Tijd
Uitspraak: deels gegrond, deels onthouding oordeel, deels ongegrond
De klacht betreft het artikel "Gek op diva's". Klager heeft allereerst
gesteld dat hij daarin onjuist is geciteerd. De Raad kan echter niet
vaststellen of de gepubliceerde citaten daadwerkelijk een onjuiste
weergave zijn van hetgeen klager in een interview naar voren heeft
gebracht en onthoudt zich daarom ter zake van een oordeel.
Verder meent klager dat de citaten zonder zijn toestemming zijn
gepubliceerd. De Raad overweegt in dat verband dat klager aanvankelijk
zijn medewerking heeft verleend aan het interview. Op verzoek van
klager hebben verweerders vervolgens het artikel ter inzage gegeven
alvorens het te publiceren. Dat klager een aantal onderdelen van het
artikel gecorrigeerd wilde zien, behoefde voor verweerders op zichzelf
geen aanleiding tot aanpassing te zijn. Het staat een journalist
immers vrij te bepalen hoe hij eventuele opmerkingen in het artikel
verwerkt. Nu de Raad voorts de onjuistheid van de citaten niet kan
vaststellen, bestaat er onvoldoende grond voor het oordeel dat het
publiceren van die ongecorrigeerde citaten journalistiek
onaanvaardbaar is. Nadat klager had ingestemd met het interview
behoefden verweerders niet opnieuw instemming van klager te vragen.
Niet is gebleken dat de context van het artikel een andere was dan
klager mocht verwachten op grond van hetgeen hem was medegedeeld (zie
punten 2.7.2. en 2.8.1. van de Leidraad van de Raad voor de
Journalistiek).
Ten slotte heeft klager gesteld dat hij door Damen onheus is bejegend.
Dit onderdeel van de klacht acht de Raad wel gegrond. Het
e-mailbericht van klager aan Damen behelst geen persoonlijke aanval of
beledigingen jegens Damen. Klager maakt in dat bericht voldoende
duidelijk welke correcties hij aangebracht wenst te zien en waarom hij
dit wenst. In het licht daarvan is de e-mailreactie van Damen op dat
bericht onheus en journalistiek onzorgvuldig. De toon van die e-mail
van Damen geeft geenszins blijk van een serieuze reactie op het
verzoek van klager. Op de e-mail van klager aan cultuurredacteur
Kellerhuis is, voor zover de Raad heeft kunnen nagaan, in het geheel
niet gereageerd. Aldus hebben verweerders met de wijze waarop zij zijn
omgegaan met het serieuze verzoek van klager om aanpassing van het
artikel grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van
journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: inzage vooraf, misbruik van positie
· Aard van de publicatie: citaat, interview
Publicatie op www.rvdj.nl/2008/45
---
Uitspraken vastgesteld d.d. 14 augustus 2008
door mr. A. Herstel, voorzitter, mw. F.W. Dresselhuys, prof. dr. mr.
B. de Gaay Fortman, mw. drs. M.G.N. Mathot, leden, in tegenwoordigheid
van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. L. Bultman-den Haan,
plaatsvervangend secretaris.
Connexxion Taxi Services B.V. / `Hart van Nederland' (SBS)
Uitspraak: gegrond
In een uitzending van `Hart van Nederland' is aandacht besteed aan een
klacht van een cliënt van het Aanvullend Openbaar Vervoer Amsterdam
met betrekking tot de handelwijze van een chauffeur van klager. De
kern van de klacht betreft de wijze waarop verweerder wederhoor heeft
toegepast.
Verweerder heeft gesteld dat telefonisch contact is opgenomen met
klager, die heeft laten weten niet voor de camera te willen reageren
en het voorval te zullen onderzoeken. Verweerder heeft zich op eerdere
ervaringen met klager beroepen om verder af te zien van wederhoor.
Vast is komen te staan dat klager in eerdere contacten met verweerder
wel degelijk een inhoudelijke reactie heeft gegeven. Deze reactie
heeft klager weliswaar niet altijd voor de camera gegeven, maar
verweerder heeft weersproken dat dat van belang was. Niet valt in te
zien waarom verweerder voor de uitzending niet nogmaals contact heeft
gezocht met klager met het bericht dat het item die avond zou worden
uitgezonden en om te vragen om een inhoudelijke reactie. Van
zwaarwegende redenen van algemeen belang die kunnen rechtvaardigen dat
verweerder dat heeft nagelaten, is niet gebleken. Door zo te handelen
en na te laten heeft verweerder journalistiek onzorgvuldig gehandeld.
(zie punt 2.3.1. van de Leidraad van de Raad)
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving
Publicatie op www.rvdj.nl/2008/40
B. van Hout / P. Vugts en Het Parool
Uitspraak: gegrond
De klacht betreft het artikel "Aanslag Brown: Bosniër verdacht" en het
vervolgartikel "'Was het dan toch dat iele mannetje?'", waarin is
vermeld: "Steve Brown vermoedt dat Martin Hoogland achter de aanslag
zat en hij beschuldigt de misdaadjournalist Bas van Hout ervan met
Hoogland te hebben samengewerkt."
Het artikel bevat een beschuldiging aan het adres van klager die hem
ernstig diskwalificeert. Hoewel de beschuldiging afkomstig is van een
door verweerders aangehaalde bron, is het weergeven van die
beschuldiging de verantwoordelijkheid van verweerders. Zij hadden een
eigen onderzoek naar de beschuldiging moeten instellen, mede gelet op
een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage in een zaak tussen Brown
en klager over het (laten) publiceren van uitlatingen door Brown aan
het adres van klager. Niet valt in te zien waarom verweerders geen
contact hebben gezocht met klager zelf. Verder is niet gebleken van
zwaarwegende redenen van algemeen belang die kunnen rechtvaardigen dat
verweerders dat hebben nagelaten. (zie punt 2.3.1. van de Leidraad van
de Raad)
Verweerders hebben derhalve de grenzen overschreden van hetgeen, gelet
op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk
toelaatbaar is.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving
Publicatie op www.rvdj.nl/2008/41
C. van Tricht / M. Pam en HP/De Tijd
Uitspraak: ongegrond
Klager maakt bezwaar tegen het artikel "Warhoofd" met de onderkop
"Coen van Tricht schreef een beroerd pamflet over Willem Frederik
Hermans", waarin klagers boek "Het schimmenrijk van W.F. Hermans" is
besproken.
Aan columnisten, cartoonisten en recensenten komt een grote mate van
vrijheid toe om hun mening te geven over gebeurtenissen en personen.
Daarbij zijn stijlmiddelen als overdrijven en bewust eenzijdig
belichten geoorloofd. De grenzen van het toelaatbare worden
overschreden wanneer cartoons en (passages in) columns en recensies in
redelijkheid geen ruimte laten voor een andere karakterisering dan dat
zij kwetsend en beledigend zijn voor personen of bevolkingsgroepen.
Voor recensies geldt bovendien dat zij geen wezenlijke onjuistheden
mogen bevatten. (zie punt 3.1. van de Leidraad van de Raad)
De recensie bevat een persoonlijk oordeel van de journalist, hetgeen
ook voor de gemiddelde lezer voldoende duidelijk is. Het stond Pam
vrij zijn mening te uiten op de wijze als hij heeft gedaan.
Trefwoorden:
· Aard van de publicatie: recensie
Publicatie op www.rvdj.nl/2008/42
R.P. Ostrowski / S. Brown
Uitspraak: onbevoegd
De klacht heeft betrekking op het boek "Steve Brown in Gangsta's
Paradise", waarin klager is genoemd.
Naar het oordeel van de Raad zijn er noch in de Statuten van de
Stichting Raad voor de Journalistiek noch in het verweerschrift
voldoende aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat verweerder
is aan te merken als een journalist in de zin van de Statuten. Van een
boek dat verweerder heeft geschreven in de uitoefening van zijn beroep
als journalist is dus geen sprake. Nu niet aannemelijk is geworden dat
het hier gaat om gedragingen van een journalist acht de Raad zich
onbevoegd de klacht te beoordelen. (vgl. RvdJ 2007/68 en RvdJ 2006/77)
Trefwoorden:
· Procedure: bevoegdheid
· Aard van het medium: boek
Publicatie op www.rvdj.nl/2008/43
---
Uitspraken vastgesteld d.d. 11 augustus 2008
door mr. Th. Groeneveld, voorzitter, prof. dr. M.J. Broersma, drs.
C.M. Buijs, mw. A.C. Diamand, en mw. mr. H.M.A. van Meurs, leden, in
tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. P.J.
Blok, plaatsvervangend secretaris.
X / M. Benak en RTV Drenthe
Uitspraak: gegrond
In een uitzending van `Drents Diep' is aandacht besteed aan de
onopgeloste moord op Andrea Luten in 1993. Benak interviewt daarin
onder meer oud-politieman Veen en officier van Justitie mr. Supèr. Het
ruwe materiaal van de interviews is daarna op de website van RTV
Drenthe geplaatst. Klager, die van de moord is vrijgesproken, is in de
interviews genoemd.
Voorafgaand aan de totstandkoming van de reportage hebben verweerders
klager gevraagd mee te werken aan de reportage, hetgeen klager heeft
geweigerd. Ter zitting hebben verweerders naar voren gebracht dat de
insteek van de reportage ten tijde van het contact met klager nog niet
duidelijk was. Pas na contact met verschillende betrokkenen en het
interview met Veen kreeg de reportage vaste vorm. Dat interview met
Veen had voor verweerders aanleiding moeten zijn om opnieuw contact
met klager op te nemen, omdat daarin ernstige beschuldigingen aan het
adres van klager worden geuit. Nu verweerders dat hebben nagelaten,
kan niet worden geconcludeerd dat zij op juiste wijze wederhoor bij
klager hebben toegepast. De reactie van Supèr kan niet dienen als
wederhoor, omdat de beschuldigingen niet Supèr maar klager persoonlijk
betreffen. (zie punt 2.3.1. van de Leidraad van de Raad)
Verder brengt de omstandigheid dat het op internet gepubliceerde
materiaal niet gemonteerd of anderzijds bewerkt is, niet mee dat bij
plaatsing daarvan geen journalistieke afweging hoeft plaats te vinden.
Door publicatie van dat materiaal op internet hebben verweerders de
gehele inhoud van het interview voor hun rekening genomen. Het
interview met Veen biedt de kijker - mede door uitlatingen van Benak -
weinig tot geen ruimte voor een ander oordeel dan dat de door Veen aan
het adres van klager geuite beschuldigingen wel een kern van waarheid
moeten bevatten. Echter, niet is gebleken dat voor de beschuldigingen
een deugdelijke grondslag bestaat. Verweerders hebben dan ook met de
publicatie van dit interview op hun website journalistiek onzorgvuldig
jegens klager gehandeld. Dat in het interview met Supèr het effect van
de beschuldigingen wordt gerelativeerd, kan daaraan niet afdoen, te
meer nu dat interview niet gekoppeld was aan het interview met Veen en
de kijker derhalve niet noodzakelijkerwijs beide interviews diende te
bekijken. (zie punten 1.1, 1.4. en 1.5. van de Leidraad)
Verweerders hebben aldus grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de
eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk
aanvaardbaar is.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving
Publicatie op www.rvdj.nl/2008/37
R.C. van Waning / de Volkskrant
Uitspraak: ongegrond
Op de website van de Volkskrant is het artikel "Oude taferelen in het
nieuwe Afrika" verschenen. In de daarbij geboden ruimte voor reactie
op het artikel heeft klager een reactie geplaatst, waarin hij
Volkskrant-journalist Paul Brill `lobbyist' heeft genoemd. Klager
maakt er bezwaar tegen dat zijn reactie zonder waarschuwing is
verwijderd.
De Raad overweegt allereerst dat het artikel en klagers reactie zijn
geplaatst op de website van verweerder. Net zoals het geval is bij de
papieren krant, is de redactie te allen tijde verantwoordelijk voor en
aanspreekbaar op de inhoud van dit digitale publiciteitsmedium. Van
een publiek domein, waar verweerder geen spelregels voor zou kunnen
opstellen, is geen sprake.
De geplaatste reactie is vergelijkbaar met een ingezonden brief. Zoals
het de redactie vrij staat een ingezonden brief niet te plaatsen in
haar papieren krant, kan zij tevens een op de website verschenen
lezersreactie verwijderen. Gezien de aard van het medium internet is
het passend dat in dit geval toetsing pas achteraf, na plaatsing,
plaatsvindt. Van de redactie kan niet worden verwacht dat zij alle
reacties vooraf controleert. (zie punten 5.1, 5.2. en 5.4. van de
Leidraad van de Raad)
Ten behoeve van het plaatsen van reacties heeft verweerder een aantal
spelregels opgesteld. Deze spelregels formuleren grenzen waarbinnen de
reacties in elk geval dienen te blijven en zijn niet limitatief van
aard. Er kunnen - gelet op de verantwoordelijkheid van de redactie
voor de inhoud - ook andere redenen zijn op basis waarvan zij kan
besluiten tot verwijdering van een reactie. Gelet op de vrijheid van
de redactie om reacties al dan niet te plaatsen, dient de Raad het
beleid van een redactie ter zake marginaal te toetsen. (vgl. RvdJ
2006/67)
Het is niet aan de Raad om te oordelen of het betitelen van een
journalist als `lobbyist' dusdanig schadelijk is voor diens belangen
dan wel voor die journalist zo beledigend is, dat verwijdering van
klagers reactie daarmee gerechtvaardigd is. De Raad moet beoordelen of
de redactie tot het besluit mocht komen om de reactie van klager van
de website te verwijderen. Dat een ander besluit ook mogelijk zou zijn
geweest, is daarbij niet van belang.
De Raad acht het besluit van verweerder om de reactie van klager te
verwijderen niet onaanvaardbaar. Er bestaat geen grond voor de
conclusie dat verweerder grenzen heeft overschreden van hetgeen -
gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid -
maatschappelijk aanvaardbaar is, door de reactie van klager te
verwijderen zonder klager daarover te informeren.
Trefwoorden:
· Aard van de publicatie: ingezonden brieven/reacties op
websites
Publicatie op www.rvdj.nl/2008/38
M. Krohne / TROS Opgelicht?!
Uitspraak: onthouding oordeel c.q. niet-ontvankelijk
Op de website van `TROS Opgelicht?!' is een artikel verschenen onder
de kop "Van Sky Travel naar My Wings Holiday Club". In de publicatie
is aandacht besteed aan een bedrijf van klager. Daarbij is verwezen
naar een uitzending van `TROS Opgelicht?!' van april 2007. De kern van
de klacht is dat de privacy van klager door de publicatie op de
website van verweerder onevenredig is aangetast.
De Raad maakt uit het gewraakte artikel op dat verweerder lezers van
het artikel alert wil maken op een persoon (klager) die betrokken was
bij een of meer organisaties die volgens verweerder financieel nadeel
hebben berokkend aan een aantal mensen. Aldus opgevat bestrijdt klager
het door verweerder gepubliceerde niet. Hij wijst er echter op dat hij
een onbetrouwbare partner had, die ook door de politie is verhoord.
Kennelijk is klager van mening dat van het berokkende nadeel hem geen
verwijt valt te maken. (zie punt 2.4.1. van de Leidraad van de Raad en
vgl. RvdJ 2007/82) Verweerder beoogt met het programma `TROS
Opgelicht?!' en de daarbij behorende website consumenten te beschermen
tegen dubieuze handelspraktijken. Daarmee dient verweerder ten
principale een maatschappelijk belang. In het onderhavige geval is
niet gebleken dat de publicatie buiten het gestelde doel valt. Of
klager van zijn vaststaande betrokkenheid bij organisaties die
financieel nadeel toebrachten aan mensen, geen verwijt kan worden
gemaakt, kan op basis van het door hem gestelde niet worden
beoordeeld. De Raad onthoudt zich daarom van een oordeel over de
klacht.
Voor zover de klacht is gericht tegen de uitzending van `TROS
Opgelicht?!' van april 2007, is klager niet-ontvankelijk. De klacht is
niet binnen 6 maanden na de gewraakte publicatie bij de Raad
binnengekomen, terwijl gesteld noch gebleken is van omstandigheden die
de termijnoverschrijding verontschuldigbaar doen zijn. (vgl. RvdJ
2008/11)
Raad voor de Journalistiek