Eerste Kamer plaatst kanttekeningen bij rol MP inzake financiering
Koninklijk Huis
donderdag 9 oktober 2008
Belangrijke vragen over de positie van de minister-president moeten
door de regering ruim vóór de plenaire behandeling van de Wet
financieel statuut Koninklijk Huis (31.505) in de Eerste Kamer worden
beantwoord. De behandeling staat geagendeerd voor 11 november 2008.
Dit blijkt uit het voorbereidend onderzoek naar het wetsvoorstel door
de leden van de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge
Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis der Koningin.
De vragen spitsen zich toe op de uitleg van artikel 3 dat op gespannen
voet kan staan met de staatrechtelijke rol van de minister-president
op dit moment. De in het artikel genoemde 'tussenkomst' van de
minister-president bij declaratie van kosten van het Koninklijk Huis
kan een verschuiving betekenen ten opzichte van de figuur van de
premier als een primus inter pares. Met name willen de leden van de
Eerste Kamer weten hoe de in het debat in de Tweede Kamer besproken
'aanwijzingsbevoegdheid' zich verhoudt tot het staatsrecht. Betreft
het volgens de regering een staatsrechtelijk novum of niet? Ook over
de definitie van het begrip 'kosten voor en door' bestaat bij de leden
van de commissie op basis van het voorliggende voorstel nog geen
eensluidend beeld.
De commissie vraagt een toelichting op de wijze waarop het Koninklijk
Huis gebruik kan maken van de in artikel 4 van het wetsvoorstel
genoemde paleizen en met name over de mogelijkheid van gebruik ook
door andere overheidsorganisaties. Van de regering hoort de commissie
verder graag waarom in de voorliggende wetswijziging geen voorstel
staat voor aanpassing van het 'genot van jacht'.
Eerste Kamer der Staten Generaal