Beantwoording vragen voorhangprocedure besluit FF-wet en NB-wet
07 oktober 2008 - kamerstuk
Kamerbrief waarin de minister antwoord geeft op vragen van de vaste
kamercommissie LNV betreffende de wijzigingen van enkele bepalingen
van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.
Meer informatie
* Beantwoording vragen voorhangprocedure besluit FF-wet en NB-wet
Kamerstuk | 07-10-2008 | PDF-Document, 35 kB
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
Geachte Voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de door uw vaste commissie voor Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit gestelde feitelijke vragen over het voorgehangen ontwerp-besluit
houdende wijzigingen van enkele bepalingen in de uitvoeringsregelgeving van de Floraen
faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
2 oktober 2008 TRCJZ/2008/2821 7 oktober 2008
Beantwoording vragen
voorhangprocedure besluit FF-wet en
NB-wet
1
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen over het voorgehangen
ontwerp-besluit houdende wijzigingen van enkele bepalingen in de uitvoeringsregelgeving
van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Ik ga
hieronder in op de vragen.
1. Kunt u de achtergronden aangeven voor de wijziging van bevoegd gezag van de
minister van LNV naar Gedeputeerde Staten bij het beoordelen van aanvragen om
ontheffing over schade door inheemse diersoorten op begraafplaatsen?
In de nota naar aanleiding van het verslag over het desbetreffende wetvoorstel
(Kamerstukken II 2004/05, 29 448, nr. 6, blz. 12-13) is opgemerkt dat "voor het
voorkomen en bestrijden van schade over het algemeen een nauwkeurige
belangenafweging noodzakelijk is, waarbij rekening dient te worden gehouden met
de concrete regionale of lokale omstandigheden van het geval. Gedeputeerde
staten zijn bij uitstek geschikt om een dergelijke afweging te maken."
2. Kunt u aangeven of deze wijziging gevolgen heeft voor de toetsing van de
aanvragen voor ontheffing?
De wijziging van artikel 4 van het Besluit beheer en schadebestrijding houdt
verband met de sinds 12 mei 2006 bestaande mogelijkheid dat gedeputeerde
staten op grond van artikel 68 van de Flora- en faunawet een ontheffing voor
schadebestrijding op begraafplaatsen verlenen - in plaats van de minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Daartoe dient nog wel het belang van de voorkoming en bestrijding van schade
door dieren op een begraafplaats te worden aangewezen als belang als bedoeld in
artikel 68, eerste lid, onderdeel e, van die wet. Dit wijzigingsbesluit voorziet daarin.
Gedeputeerde staten hanteren bij de beoordeling van aanvragen van ontheffingen
dezelfde criteria als eerst de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namelijk dat er geen andere bevredigende oplossing aanwezig is, en dat er geen
afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.
3. Hoe zorgt u voor uniformiteit in beoordelingen van de aanvragen om ontheffing
door de verschillende provincies?
In de Flora- en faunawet is de bevoegdheid om ontheffing te verlenen in het kader
van beheer en schadebestrijding vrijwel geheel toebedeeld aan de provincies,
omdat situaties lokaal erg kunnen verschillen. Provincies zijn bij uitstek in staat om
het benodigde maatwerk bij de beoordeling te leveren. De uniformiteit in de
beoordeling van aanvragen wordt daarbij geborgd door het wettelijke kader.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit