Inspectie v/h Onderwijs
* Rekenprestaties: scholen maken het verschil
Rekenprestaties: scholen maken het verschil
07 okt. 2008
Herman Godlieb, directeur van een basisschool in Nieuwe Pekela,
stelde 3 oktober in de Volkskrant dat de beoordeling van de Inspectie
van het Onderwijs niet deugt. Met het rekenonderwijs gaat het
waarschijnlijk helemaal niet zo slecht, zegt Godlieb. Dat baseert hij
op een beperkt beeld van de onderzoeksmethoden van de inspectie.
Jammer genoeg leidt hij daarmee de aandacht af van het werkelijke
probleem: het gaat niet goed met taal en rekenen op nogal wat scholen
en dat komt door de kwaliteit van het onderwijs. Scholen trekken
onvoldoende lering uit hun resultaten, vindt de Inspectie van het
Onderwijs.
Op sommige basisscholen maken leerlingen gemiddeld nog niet de helft
van de rekensommen van de Eindtoets Cito goed. Op andere,
vergelijkbare scholen bedraagt het percentage goede antwoorden
negentig procent. Bijna een kwart van de basisscholen is rekenzwak,
oordeelde de Inspectie van het Onderwijs een week geleden. De
rekenprestaties op rekenzwakke scholen blijven meerdere jaren
substantieel achter, terwijl de prestaties op andere, vergelijkbare
scholen bovengemiddeld zijn. Gelukkig zijn er dus ook scholen die het
juist erg goed doen. De inspectie komt tot deze conclusies, niet
alleen op basis van kale cijfers. We gaan ook altijd ter plaatse
kijken. En dat is wat de heer Godlieb verzuimt te melden. Hij zegt dat
de onderzoeksmethode van de inspectie niet klopt en dat we daarom niet
dergelijke conclusies kunnen trekken. Het is goed dat de heer Godlieb
ons kritisch volgt. Wij vragen zelf ook feedback van scholen en
wetenschappers. Jammer is dat hij maar naar een deel van ons onderzoek
kijkt en daaruit nogal voorbarige conclusies trekt.
Voor het rekenonderzoek hebben we de scores van 4.500 basisscholen
bestudeerd. Door te middelen over meerdere jaren en alleen
substantiële afwijkingen te bekijken, zijn de scores betrouwbaar en
voldoen ze aan wetenschappelijke standaarden. Maar daarnaast kijken we
ook altijd op de scholen zelf. Tijdens zo'n onderzoek bekijken we
verschillende aspecten van het onderwijsproces. De manier waarop de
inspectie scholen onderzoekt, het toezichtkader, heeft de instemming
van de onderwijsorganisaties en is door wetenschappers getoetst. Het
onderzoek op de scholen zelf bevestigde de grote verschillen in
rekenprestaties. Aan percentages achterstandsleerlingen kunnen die
verschillen niet liggen, want alleen vergelijkbare scholen zijn met
elkaar vergeleken. Waar komen de grote verschillen dan wel vandaan? En
wat kunnen scholen daar aan doen, vroegen wij ons af.
Het antwoord vinden we in de klas. Daar hebben we onderzocht of er
verschillen zijn tussen het onderwijsproces van scholen die zwak of
sterk presteren op rekenen. Eerder deden we dat met taal. We hebben
4.500 scholen bezocht en lessen beoordeeld. We keken mee tijdens de
les in de klas en we hebben gesprekken gevoerd met leerlingen, ouders,
leraren, directies en besturen. Ook hebben we de gegevens uit het
leerlingvolgsysteem geanalyseerd. En we hebben gekeken welke extra
begeleiding zwakkere leerlingen krijgen. Wat blijkt: er is een
duidelijk verband tussen de kwaliteit van het onderwijs en de
rekenprestaties op een school.
Op scholen met veel zwakke rekenaars wordt de leerstof doorgaans
minder goed uitgelegd. De sfeer in de klas is er vaak weinig
taakgericht. Vorderingen van de leerlingen worden onvoldoende getoetst
en resultaten te weinig gebruikt om het onderwijs te verbeteren.
Leerlingen die achterop zijn geraakt, krijgen te weinig extra hulp.
Soms lopen de klassen zo ver achter dat niet alle rekenboekjes tot en
met het niveau van groep 8 aan de orde komen.
Het is van belang dat scholen zelf nadenken over de resultaten van hun
onderwijs om op grond daarvan conclusies te trekken over de inrichting
van hun onderwijsleerprocessen. Dat is hard nodig, gezien de grote
aantallen leerlingen die problemen hebben met rekenen en taal.
Staatssecretaris Sharon Dijksma heeft het verbeteren van taal en
rekenen dan ook prioriteit gegeven in haar Kwaliteitsagenda voor het
primair onderwijs. Scholen kunnen in aanmerking komen voor subsidie
voor verbetertrajecten voor taal en rekenen.
Om beter te worden kunnen scholen zelf veel doen. De aanbevelingen van
de inspectie over de kwaliteit van taal en rekenen in het
basisonderwijs bieden scholen hiervoor concrete aanknopingspunten.
Voorwaarde is dat scholen kritisch kijken naar hun eigen prestaties.
Scholen hebben een schat aan toetsresultaten tot hun beschikking. Die
leveren informatie op voor verbetering. Een blik naar buiten om te
zien hoe andere scholen het doen, is ook onontbeerlijk. Als je alleen
de maat in jezelf zoekt, of elke vergelijking met een andere school of
een eerder jaar als ondeugdelijk kwalificeert, doe je het altijd goed
en is er geen prikkel tot verbetering.
Iedere leerling heeft recht op goed onderwijs. Als de kwaliteit van
het onderwijs onder de maat is, moet deze worden verbeterd. Dat lukt
eigenlijk altijd. Zelfs een school die door de inspectie na uitvoerig
en grondig onderzoek als zeer zwak is bestempeld, slaagt er bijna
altijd in om binnen twee jaar tijd niet alleen het onderwijsproces,
maar ook de resultaten substantieel te verbeteren. De kwaliteit van
het onderwijsproces is hiervoor cruciaal. Het team van leraren en de
directie maken het verschil. Gelukkig beseffen bijna alle scholen dat.
We vertrouwen er op dat onze conclusies en aanbevelingen uiteindelijk
mede zullen leiden tot beter taal- en rekenonderwijs.
Leon Henkens
Hoofdinspecteur primair onderwijs