ChristenUnie
NRC en andere misvattingen over zelfbeschikking
NRC en andere misvattingen over zelfbeschikking
dinsdag 07 oktober 2008 10:06 De ChristenUnie heeft z'n 'wippositie'
als coalitiepartij gebruikt om een Kamerdebat te forceren over
zelfdoding, schreef NRC/Handelsblad in een hoofdredactioneel
commentaar. Kamerlid Joël Voordewind en Ad Kerkhof, hoogleraar
suïcidepreventie, reageren in een opinieartikel dat door de krant
geweigerd werd.
Woensdag 1 oktober debatteerde de Tweede Kamer voor het eerst sinds
twintig jaar over een doodsoorzaak die jaarlijks aanmerkelijk méér
slachtoffers eist dan het wegverkeer: suïcide. Dat werd wel tijd.
Zoveel als er de afgelopen decennia is geïnvesteerd in
verkeersveiligheid (met succes, want het aantal verkeersdoden daalde
van 3200 in 1970 tot 817 in 2005), zo weinig werd er gedaan om het
aantal zelfdodingen omlaag te brengen. Die politieke apathie wordt in
het NRC-commentaar van 1 oktober nog eens met een hopeloos ouderwets
argument verdedigd: `Uiteindelijk is zelfdoding helaas de laatste én
naarste vorm van individuele zelfbeschikking.'
In hetzelfde commentaar wordt gesuggereerd dat door religieuze
zendingsijver van de ChristenUnie het onderwerp zelfdoding op de
politieke agenda is gekomen: `Deze confessionele partij beschouwt het
leven van de mens immers als een geschenk van God'. Ook dit is een
sleetse wijze van argumenteren. Recent marktonderzoek bevestigde dat
de ChristenUnie veel standpunten heeft die door een meerderheid van de
bevolking gedeeld worden, dat ze die eigenlijk nooit met religieuze
argumenten verdedigt, maar dat commentatoren desondanks vaak de naald
in hun favoriete groef laten zakken: `De ChristenUnie zegt dit omdat
ze vindt dat God het wil'.
Brede steun
De suggestie dat de ChristenUnie als kleinste coalitiepartij haar
`wippositie' heeft gebruikt om een Kamerdebat af te dwingen, is
bezijden de waarheid. Een brede Kamermeerderheid steunde de vraag om
een het debat en erkende de noodzaak. Het is dan ook een misvatting
dat slechts een dogmatisch christelijke levensbeschouwing de mens
reden en opdracht geeft om zijn naaste van (een poging tot) zelfdoding
te weerhouden. Evenzeer is het een misvatting dat zelfdoding de
dramatische finale van individuele zelfbeschikking is.
Zelfbeschikkingsrecht veronderstelt een zelfbeschikkingsvermogen, en
dat vermogen kan ernstig aangetast zijn: door ziekte, door verwonding,
door omstandigheden en ervaringen. Van die aantastingen kan geen arts
vaststellen dat ze chronisch en onherstelbaar zijn, hoe langdurig en
intensief de doodswens ook klinkt. Wie meent daarin toch te moeten
meegaan, geeft toe aan `de chantage van een gemarteld
verstand'(Zwagerman). Meeleven dat overgaat in meedood is het spoor
echt bijster. Schrijven over `balanssuïcide' (NRC) is niet alleen een
gruwelijk eufemisme, het is ook een verdoezeling van de wanhopige
werkelijkheid: slechts in vier van de honderd gevallen is zelfdoding
de uitkomst van weloverwogen besluit. Bijna altijd gaat het om een
impulsieve daad, een reflex op acute angst en levenspijn, mogelijk
gemaakt of zelfs uitgelokt door omstandigheden.
Beschermen
Vrijwel algemeen erkend is dat de overheid de taak heeft haar burgers
te beschermen. Ook tegen gevaren waaraan niet anderen maar zijzelf
zich kunnen blootstellen. Dat de overheid valhelm en verkeersgordel
verplicht heeft gesteld, wordt zelden voorgesteld als betutteling of
als verzinsel van een confessionele partij die het leven nog ziet als
Gods offer you can't refuse. Zou een overheid dan ook niet
preventiebeleid moeten ontwikkelen tegen een doodsoorzaak die
jaarlijks niet alleen slachtoffers (gemiddeld 1500 per jaar), maar ook
onvoorstelbaar veel nabestaandenleed veroorzaakt, om over
maatschappelijke en economische schade te zwijgen?
In de meeste van de ons omringende landen heeft de overheid de
centrale leiding genomen in het terugdringen van het aantal suïcides.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geeft overtuigende bewijzen dat
een goed werkend nationaal preventieplan de cijfers laat dalen. Het
gaat daarbij om gevallen met dodelijke afloop, maar zeker ook om het
voorkomen van suïcidegedachten en pogingen. Want ook die cijfers zijn
schokkend. Jaarlijks doen 94.000 volwassen Nederlanders een poging tot
zelfdoding, 410.000 mensen voelen zich zo terneergeslagen dat zij wel
eens aan suïcide denken.
Risicofactoren
Vroege signalering kan levens redden. Het kan voorkomen dat
depressieve gedachten culmineren tot suïcidale gedachten, en
uiteindelijk leiden tot suïcidaal gedrag. Bij vroege signalering
spelen risicofactoren een cruciale rol. Een psychiatrische stoornis is
een belangrijke risicofactor. Maar er zijn tal van andere
risicofactoren: emotionele verwaarlozing, misbruik,
familieomstandigheden, alcohol- en drugsgebruik, depressie, of een
eerder geval van zelfdoding in de directe omgeving. En directe
toegankelijkheid en beschikbaarheid van middelen of methoden voor
zelfdoding, kan het risico op een impulsieve wanhoopsdaad enorm
vergroten. Eén risicofactor op zich leidt niet onweerstaanbaar tot
zelfdoding, maar zeker als meer factoren in een mensenleven samenkomen
moet dat tijdig worden opgemerkt.
Ook nazorg is een vorm van preventie. Dit klinkt misschien
tegenstrijdig, maar de helft van de mensen die door zelfdoding
overlijden, had daartoe al eerder een poging ondernomen. Dat zegt
genoeg: ieder vertoon van suïcidaal gedrag moet serieus worden
genomen. Een ziekenhuis moet meer doen dan `oplappen en weer naar huis
sturen'.
Niet iedere zelfdoding is te voorkomen, ook niet door een nationaal
preventieplan. `Omstanders' hebben zelden schuld aan een zelfdoding.
Maar als omstanders hebben we wel de verantwoordelijkheid om alles te
doen wat mogelijk is om het leed van (potentiële) slachtoffers en hun
nabestaanden te bestrijden en waar mogelijk te voorkomen.
Prof. dr. A.J.F.M. Kerkhof is hoogleraar klinische psychologie,
psycho-pathologie en suïcidepreventie aan de Vrije Universiteit te
Amsterdam
Drs. Joël Voordewind is lid van de Tweede Kamer voor de ChristenUnie